Het nieuws is bijna onopgemerkt gebleven, ook al was het redelijk belangrijk. Oké, niet zo belangrijk als het feit dat men een methode heeft gevonden om te zien wat voor problemen men te gepasten tijde eens zou kunnen bespreken, maar toch: het Eurovisiesongfestival heeft besloten de professionele jury weer in te voeren.
Volgend jaar – als het circus zijn tenten in Moskou heeft opgeslagen – zal de winnaar van het festival niet meer alleen door het sms’ende publiek worden gekozen, maar ook door experts die door elk land afgevaardigd worden. De nationale jury’s krijgen bovendien de kans om inzendingen meerdere keren te beluisteren, zodat ze echt een evenwichtig oordeel kunnen vellen. Na alle heisa die er is geweest over de wurggreep van de voormalige Oostbloklanden op het festival, proberen de organisatoren zo weer voor een beetje meer evenwicht te zorgen .
Als je afgaat op de reacties na de erbarmelijke uitslagen van de afgelopen jaren, mag België dankzij die beslissing weer hoop beginnen te krijgen. Want na de afgang van Sergio, Kate Ryan en Ishtar werd er hier steen en been geklaagd over hoe de sms-carrousel de uitslag beïnvloedde. En toch vrezen we dat een jury weinig verschil zal maken, en niet alleen omdat het nieuwe systeem enkel in de finale toegepast wordt – waar we, zoals u weet, toch nooit raken. Diegenen die het publiek met de vinger wijzen, schijnen immers te vergeten dat we vóór de invoering van de televoting ook niet altijd even sterk presteerden. In 1997, het laatste festival met een jury, deden we zelfs niet eens mee, omdat we in de jaren daarvoor zo vaak onderaan waren geëindigd – onder meer in 1996 met de 15e plaats voor Lisa Del Bo en het onsterfelijke Liefde is een Kaartspel. Eigenlijk was het feit dat we de afgelopen jaren niet in de finale raakten niet meer dan pure wiskundige logica: als je zo vaak bij de laatste vijf eindigt als er twintig deelnemers zijn, is het dan echt zo vreemd dat je, als er veertig kandidaten zijn, níet bij de eerste helft zit?
Natuurlijk speelt het gebrek aan buurlanden België parten, en hebben de voormalige Oostbloknaties op dat vlak een voordeel. Maar ook een jury is niet immuun voor vriendjespolitiek: in de jaren 80 wist je al op voorhand dat Spanje bijvoorbeeld 12 punten zou krijgen van Portugal en omgekeerd. Bovendien kunnen vooral de slechte liedjes van het fenomeen profiteren: een schabouwelijke Roemeense inzending kan toch nog scoren dankzij de buren, een even slechte Belgische kandidaat niet. Maar als de song echt goed is, komt hij boven drijven, zoals Urban Trad in 2002 bewees. Vooraleer we ons dus nog maar eens wentelen in de rol van de underdog die altijd maar het slachtoffer wordt van een Oost-Europees complot, kunnen we misschien beter gewoon eens naar onze inzending luisteren. Geef toe: was O Julissi nu écht zo geweldig?
door Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier