Vertaalslag

© MAURO MAIOLO

Paul Baeten, schrijver van onder meer Wanderland, Straus Park, de nieuwe novelle Een smerig dier en de tv-reeks Over water, duikt elke week in de populaire cultuur.

Als het gedoe rond de afgelaste Nederlandse vertaling van The Hill We Climb van Amanda Gorman door Marieke Lucas Rijneveld van de afgelopen tien dagen iets heeft bewezen, dan is het wel dat de wokecultuur niet veel te ver gaat, zoals sommigen beweren, maar lang niet ver genoeg.

We moeten even twee zaken van elkaar onderscheiden: het nut van vertalen op zich en het idee dat bepaalde rollen best worden ingevuld door mensen die zo hard mogelijk lijken op de (al dan niet fictieve) persoon die ze moeten uitbeelden, vertalen, een stem verlenen.

Eigenlijk is een goede literaire vertaling maken onmogelijk. De reden waarom het toch voortdurend geprobeerd wordt, is vooral commercieel van aard. Op een dieper niveau heeft het ook te maken met een misverstand over de essentie van literatuur.

Velen denken dat literaire teksten zich onderscheiden door stijl en onderwerp. Maar mooie woordjes kunnen kiezen en weten hoe een ritmische zin te bouwen, hebben weinig tot niks met literair talent te maken. Het enige wat echt telt, is namelijk de stem: wie is er aan het woord?

Kortom, en dat zeg ik met heel veel respect voor goede literaire vertalers: literair proza vertalen is eigenlijk artistiek en literair onzinnig. Niet omdat er geen goede vertalers zijn, maar omdat hetgeen het werk uniek maakt – een bepaalde stem op een bepaalde plaats en tijd – per definitie opgeofferd wordt in het proces. Want taal is natuurlijk niet gewoon taal, taal is het cement dat een complete cultuur en geschiedenis bij elkaar houdt. Je kan niet gewoon een zin vertalen en denken dat hij daarmee verpot is van Moskou 1893 naar Amsterdam 2021.

Poëzie vertalen is zo mogelijk nog onzinniger. Persoonlijk vind ik dat het gewoon nooit zou moeten gebeuren.

Wat is de rol van een vertaler dus? Een zo onzichtbaar mogelijke technicus zijn, een vakmens zonder te veel toegevoegde smaak, iemand die net als een acteur goed in de huid van een ander kan kruipen. De vertaler staat in dienst van de tekst. In die zin was een witte literaire ster een zwarte literaire ster laten vertalen misschien net een goed idee.

De basis blijft: vertalen is een verschrikkelijk moeilijke opdracht, vaak een weinig dankbare. Het is geen goed idee om rond de invulling van die opdracht een marketingstunt te bouwen. De kritiek op Rijneveld zou volgens mij eerder moeten gaan over onbedrevenheid als vertaler dan over huidskleur. Al begrijp ik dat het vanuit pr-standpunt mooier was geweest van de uitgever om een zwarte kandidaat te zoeken. Maar is dat wat we nodig hebben? Witte bazen met betere pr?

Wie dat gedicht van Gorman vertaalt, zal me eerlijk gezegd worst wezen. Soms is de beste oplossing om het gewoon niet te doen. Want guess what: iedereen begrijpt Engels.

Het debat zou intussen net veel verder moeten gaan: waarom stromen in Vlaanderen en Nederland nog steeds zo weinig mensen van kleur door naar de eretafels der Letteren? Waarom blijft dat nog steeds grotendeels de speeltuin voor witte middenklassezonen en -dochters?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content