‘TRIPHOP, WIE HEEFT DIE AFSCHUWELIJKE TERM BEDACHT?’
Met zijn tiende album False Idols haalt de Britse rapper Tricky eindelijk weer het niveau van zijn alom bejubelde, genreoverschrijdende debuut Maxinquaye uit 1995. Al vindt hij het zelf stukken beter: ‘Ik heb Maxinquaye drie jaar geleden nog eens opgelegd: klonk dat gedateerd, zeg!’
Een uur voor mijn afspraak met Tricky in Huis 23, een soort livingruimte boven het AB Café in Brussel, ronkt mijn telefoon. Iemand van zijn platenfirma: ‘We hebben net vernomen dat er problemen waren met zijn Thalys van Parijs naar Brussel. Geen idee waar hij nu is, we kunnen hem nergens bereiken.’ Hij heeft de eerste taxi terug naar zijn huis hartje Parijs genomen, zo blijkt wanneer hij een paar uur later wél de telefoon opneemt, lurkend aan een joint. ‘Twee uur vertraging voor een treinritje van een uur: ridiculous, man. Ik ben gewoon weer in bed gekropen.’
Als er iets niet naar zijn zin is, laat Tricky – alias van Adrian Thaws – dat duidelijk merken. Hij heeft zich lang genoeg van alles laten opdringen, vindt hij. Op zijn twee vorige platen – Knowle West Boy (2008) en Mixed Race (2010), die hij onder de vleugels van de Britse independent Domino Records maakte – blikt hij met onverholen afgrijzen terug: ‘Domino is een goed label, maar ik zat er niet op mijn plaats. Er werd constant over mijn schouder meegekeken en mij van alles opgelegd. Vooraleer ik mijn nummers mocht opnemen, moesten zij de demo’s goedkeuren. Ze bepaalden zelfs wie de productie zou doen. “De producer van M.I.A. gaat je album mixen”, zei labelbaas Laurence Bell. Waarop ik vroeg: wat heb ik in godsnaam met M.I.A. te maken? “Zij is hot op dit moment, vriend.” In mijn ogen is Bell geen music man, maar een businessman. Ik hou niet van dat idiote A&R-gedoe. Maar ja, het waren moeilijke tijden voor de muziekindustrie en andere labels moesten me niet vanwege mijn zogezegd moeilijke karakter. Dus knikte ik ja en schudde ik handjes. Maar als ik eerlijk ben, zat ik alleen bij Domino Records om mijn huur te kunnen betalen.’
De relatie tussen Tricky en Laurence Bell werd er niet beter op. ‘Op een gegeven moment begon ik dingen voor hem achter te houden. Als ik songs klaar had die ik uitzonderlijk goed vond, bewaarde ik ze voor mezelf. Ik besef dat dat niet de juiste mentaliteit is, maar die piefen van Domino werkten echt wel op mijn systeem. Intussen heb ik mijn eigen label en bepaal ik zelf wat voor stuff ik maak en met wie ik wil samenwerken. Een bevrijding.’
Op Tricky’s nieuwe album False Idols, de eerste release op zijn eigen, gelijknamige label, staan een paar van die ‘uitzonderlijk goeie songs’. Van de negen platen die Tricky gemaakt heeft na Maxinquaye, leunt deze misschien wel het dichtst bij dat gelauwerde debuut aan. ‘Dat heb ik al meer gehoord, ja, maar zelf merk ik het niet. Trouwens, ik heb Maxinquaye drie jaar geleden nog eens opgelegd: klonk dat gedateerd, zeg! Muzikaal vind ik False Idols in elk geval een pak beter. Nu maar hopen dat deze plaat even warm onthaald zal worden als Maxinquaye halverwege de jaren negentig.’
Vorig jaar heb je dat debuutalbum voor het eerst in ruim vijftien jaar nog eens integraal live gespeeld. Hoe ging dat?
TRICKY: Eerlijk? Het was verschrikkelijk. Die nummers werken wel op plaat, maar ze zijn niet geschikt om live te spelen. Ze zijn véél te lineair, te vlak. Het eerste optreden dat ik na de release van Maxinquaye ooit gegeven heb, vond ik al strontvervelend. (lacht) Daarna ben ik songs gaan maken die live veel beter tot hun recht komen. Ik kan nu makkelijk een drie uur durende set samenstellen die heel veel verschillende kanten uitgaat, terwijl Maxinquaye maar één vibe heeft. Ik kan mezelf niet uitdrukken met één plaat.
Was het dan niet fijn om na al die jaren nog eens op te treden met Martina Topley-Bird, met wie je heel lang het podium, de studio en het bed gedeeld hebt?
TRICKY: O, maar Martina is cool. Wij amuseren ons nog altijd rot. We hebben een kind samen, weet je wel. Aan haar heeft het niet gelegen. Ik stond me tijdens die heropvoering van Maxinquaye gewoon zo hard te ergeren dat ik nauwelijks doorhad dat ze erbij was.
De overleden Amerikaanse bluesrocklegende Chris Whitley zei ooit: ‘Tricky maakt dingen die je nauwelijks als songs kunt omschrijven. Er zit geen traditionele popstructuur in. Bij hem primeert expressie op vorm.’ Kun je je daarin vinden?
TRICKY: Chris wie? Ik ken de man niet, maar het is grappig dat je dat zegt. Mensen proberen mij al mijn hele carrière in een vakje te duwen – ’triphop’, wie heeft die afschuwelijke term eigenlijk bedacht? Maar als er één genre is waarmee ik me verwant voel, is het blues. Ik ben een modern-day blues man.
Die meneer Whitley heeft trouwens gelijk. Vraag mij niet om een klassieke popsong te schrijven, ik kan het gewoon niet. Ik bespeel een keyboard met één vinger, als een kind. Ik zoek naar de juiste klank, en jaag die vervolgens door een sampler. Met technische kennis of metier heeft dat niks van doen, hoor.
Nochtans klinkt een song als Bonnie & Clyde wél ongemeen poppy. Een potentieel radiohitje, als je het mij vraagt.
TRICKY: Francesca Belmonte, de leadzangeres op False Idols, hoort in dat nummer ook een dikke hit. Maar dat wil ik nog wel eens zien. Een belangrijk Brits radiostation als Radio 1 weigert al sinds jaar en dag mijn muziek te spelen. ‘Te moeilijk.’ So be it.
Wie zijn de false idols waar je in de albumtitel naar refereert?
TRICKY: Politici, popsterren… Mensen die een miljoenenaanhang hebben, maar niks dóén voor hun mensen. Obama is een vals idool. Hij predikte dat hij de wereld zou veranderen, maar hij heeft alles alleen maar erger gemaakt. En dat zullen zijn opvolgers ook doen. De democratie is gekaapt toen Robert Kennedy vermoord werd. Daarna kwamen schurken als Lyndon Johnson en George Bush. En vandaag wordt de wereld gerund door grote bedrijven. (zucht) Ik begrijp niks van politiek, en van rare dingen als de monarchie ook al niet. Maar ik weet één ding zeker: het is allemaal één grote leugen.
Je bent op…
TRICKY:(onderbreekt) Bekendheid, nog zoiets dat ik niet begrijp. Als dat je enige doel is in het leven, heb je in mijn ogen een mentale stoornis. Artiesten als Lady Gaga, die de hitlijsten aanvoeren en in high rotation radio en tv teisteren: allemaal valse idolen. Want als je constant met je kop op tv komt, wil dat zeggen dat je geen dingen doet waar mensen het oneens mee kunnen zijn. Logisch, want als je je niet ‘politiek correct’ gedraagt, krijg je geen airplay. Om bekend te worden, moet je het spelletje meespelen. De tijd dat artiesten als John Lennon en Bob Marley de grote sterren waren, is lang voorbij. Dát zijn mijn real idols. Niet vanwege hun muziek – want die vind ik eerlijk gezegd niet om aan te horen -, maar vanwege hun kritische houding tegenover politici en andere oorlogsstokers. Sorry, jij wilde iets zeggen?
Je bent opgegroeid in Bristol, in de tijd dat Margaret Thatcher premier van het Verenigd Koninkrijk was. Heeft haar dood bij jou nog iets losgemaakt?
TRICKY:I don’t give a fuck. Levend of dood, ik zal nooit een greintje respect opbrengen voor haar. Zij was een deel van het probleem, zij was voor mij the other side. Ik vind het ziek dat men miljoenen heeft uitgegeven aan de begrafenis van dat mens, terwijl miljoenen andere mensen onder de armoedegrens leven. Maar Maggie Thatcher heeft me natuurlijk wél gemaakt tot wie ik ben: een rebel.
De openingszin op False Idols luidt: ‘Jesus died for somebody’s sins but not mine’, een flard tekst uit Patti Smith’ cover van Gloria.
TRICKY: Die tekst is zó goed! En nu houdt hij nog meer steek dan in de jaren zeventig, toen Patti Smith hem heeft bedacht. Zeg nu zelf: in God geloven is toch niet meer van deze tijd? We hebben te veel kennis om ons nog te laten brainwashen door fabeltjes over een man die over het water kan lopen. Niemand van mijn generatie of uit mijn omgeving is gelovig. Gelukkig, want religie is bullshit.
Valentine bevat dan weer een sample uit My Funny Valentine, de jazzklassieker van Chet Baker.
TRICKY: Klopt. Ik ben een tijdje met Björk samen geweest, en zij heeft dat liedje vaak voor mij gespeeld. Een prachtig gebaar. Ze was heel lief voor mij, maar ik was niet klaar voor die relatie. My mind wasn’t there. Ik heb me op zijn zachtst gezegd niet echt fatsoenlijk gedragen tegenover haar. Valentine is mijn ode aan Björk, omdat ik me nog steeds slecht voel bij heel die situatie.
De gastvocalisten op False Idols luisteren naar de namen Francesca Belmonte, Fifi Rong, Nneka en Peter Silberman van The Antlers. Niet meteen van het kaliber van Björk, PJ Harvey, Alison Goldfrapp of Anthony Kiedis, met wie je in het verleden hebt samengewerkt.
TRICKY: Ik heb geen bekende stemmen nodig, man. Francesca en Fifi zijn de beste zangeressen die er op dit moment rondlopen in Engeland. Ze zijn écht. Pure talent, no bullshit. En daarbij: Björk en PJ Harvey zijn pas populair geworden ná hun samenwerkingen met mij. Al staat de deur ook nu nog voor hen open. Voor Anthony Kiedis niet, though. Toffe peer, hoor, maar ook een slaafje van de commercie. Niet mijn type artiest dus. Ik had hem nooit in mijn studio mogen binnenlaten. (lacht)
FALSE IDOLS
Verschijnt op 27/5 bij False Idols/V2.
DOOR MICHAEL ILEGEMS
Tricky: ‘MENSEN ALS BOB MARLEY EN JOHN LENNON, DAT ZIJN MIJN REAL IDOLS. EN NIET VANWEGE HUN MUZIEK, WANT DIE VIND IK NIET OM AAN TE HOREN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier