Met ‘On The Road’ schreef Jack Kerouac de bijbel van de Beat Generation.

‘Where we going, man?’ ‘I don’t know, but we gotta go.’ Veel beter kun je jong zijn niet omschrijven: de rusteloosheid, het besef ‘dat er iets meer moet zijn’ maar niet precies weten wat, tieners en adolescenten overal ter wereld worstelen ermee. En velen ontdekken dan On The Road, het boek van Jack Kerouac dat zoeken zonder doel tot een romantisch ideaalbeeld heeft verheven. On The Road kwam uit in 1957 en werd de bijbel voor veel Amerikaanse jongeren die opgroeiden in de jaren vijftig en die rebelleerden tegen de slaperige maatschappij. De term beatniks – een sarcastische verwijzing naar de Spoetnik die de Russen in 1957 lanceerden – geeft perfect de sfeer van de Amerikaanse samenleving uit die tijd weer. De angst voor de Sovjet-Unie was alomtegenwoordig, conformiteit gaf de toon aan, en iedereen die boven het maaiveld uit durfde te komen, kreeg het label ‘rode jongen’ mee. In On The Road wordt de burgerlijke moraal echter met veel plezier genaaid.

Jack Kerouac – geboren in 1922 – baseerde zijn boek op eigen ervaringen. Medio jaren veertig trok hij naar New York waar hij in contact kwam met gelijkgestemden als Allen Ginsberg, William Burroughs en Neal Cassady. Samen met die laatste – op wie het personage Dean Moriarty in On The Road gebaseerd is – zwierf hij enkele jaren door de VS en Mexico. In april 1951 zette Kerouac zich aan zijn keukentafel, hij begon te typen en zette in twintig dagen tijd On The Road op papier. Pas in 1957 kreeg hij zijn boek gepubliceerd.

De Beat Generation groeide dankzij On The Road van een obscuur groepje schrijvers uit New York en San Francisco uit tot een echte tegencultuur, die haar stempel zou drukken op de jaren zestig. Voor Kerouac zelf was het succes geen geschenk. Hij was al 35 toen hij een mythe werd met een boek dat hij zes jaar eerder had geschreven. Bovendien klopte de mythe niet: Kerouac was geen rebelse durfal, en zijn alter ego in On The Road was niet Dean Moriarty maar Sal Paradise, de wat afzijdige, verlegen verteller. Terwijl het vitalisme van On The Road in de jaren zestig hoogtij vierde en veel andere beatschrijvers volop deelnamen aan de ‘festiviteiten’, trok Kerouac zich terug en raakte hij verslaafd aan de drank. Zijn laatste boek Vanity of Duluoz was een afrekening met de hippies, die hem als de hunne claimden, en bij zijn dood in 1969 was de beatnikgod een aartsconservatieve aanhanger van de oorlog in Vietnam geworden.

JD Salinger

In 1951 komt The Catcher in the Rye uit van Jerome David Salinger, een briljante schets van tienerangst en rebellie door de ogen van Holden Caulfield, een cynische tiener op zoek naar de zin in zijn leven. Na dat scandaleuze debuut publiceert Salinger nog enkele verhalen, maar sinds 1965 heeft hij niets nieuws meer uitgebracht. Hij geeft geen interviews, leidt een kluizenaarsbestaan en verbiedt zelfs dat er een foto van hem op de achterflap van zijn boeken wordt gebruikt. Zijn reputatie en die van zijn enige grote werk zijn evenwel alleen maar toegenomen.

Alain Robbe-Grillet

Voormalig agronoom die zich in de jaren vijftig omschoolt tot schrijver en grondlegger van de ‘nouveau roman’, waarin plot, psychologie en andere conventies van de 19e-eeuwse roman achterwege worden gelaten. Robbe-Grillet laat zich ook opmerken als scenarioschrijver, van onder meer L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais uit 1961.

Lucebert

Alias Lubertus Jacobus Swaanswijk. Lucebert debuteerde eind de jaren veertig en wierp zich op als de voorman van een nieuwe beweging in de Nederlandse literatuur: de Vijftigers, die zich met hun experimentele poëzie afzetten tegen het muffe literaire klimaat, ‘het kleine en benauwde’ van de gedichten die toen in de mode waren.

Door Stefaan Werbrouck

‘Ik heb niets te bieden, behalve mijn eigen verwarring.’ Jack Kerouac

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content