Donderdag, 17/10 – 23.10 – Canvas. Joshua Oppenheimer, DK 2012
Hoe breng je het geweld van lieden die hun medemensen rücksichtslos afslachten in beeld? Hoe schop je ze een geweten vóór de camera? Het is een vraag waarover ettelijke regisseurs zich al gebogen hebben – in het bijzonder Claude Lanzmann, in Shoah. De Amerikaans-Britse regisseur Joshua Oppenheimer heeft er in The Act of Killing, een docufictie over de ‘vergeten’ Indonesische genocide van 1965-’66, een uiterst origineel antwoord op gevonden: hij laat een aantal van die barbaren, trots en zonder schroom, hun eigen gruweldaden opnieuw voor de camera ensceneren. Wat Oppenheimer zelf een ‘documentaire van de verbeelding’ noemt, wordt zo een onthutsend filmexperiment. Geen wonder dat Werner Herzog fan is van dit onder de prijzen bedolven werk waarin de grenzen tussen fictie en docu voortdurend afgetast worden.
Na de coup van 1965 hielpen doodseskaders het Indonesische leger om af te rekenen met de groeiende invloed van het communisme: tussen vijfhonderdduizend en een miljoen vermeende communisten, etnische Chinezen en intellectuelen werden vermoord. Een van de massamoordenaars was Anwar Congo, de hoofdrolspeler in deze documentaire.
Anwar en zijn vrienden waren kleine gangsters die bioscooptickets op de zwarte markt verkochten, tot hij dus de militaire dictatuur van Soeharto ging ondersteunen in die doodseskaders, de basis voor de latere Pemuda Pancasila, een rechtse paramilitaire organisatie die nog altijd hoge politieke connecties heeft. In dat opzicht laat de docu ook zien hoe ziek het land nog altijd is: tot een waarheidscommissie of zelfs een in memoriam voor de slachtoffers is het nooit gekomen, laat staan dat de oorlogsmisdadigers ooit veroordeeld zijn.
Maar het meest onthutsende aan The Act of Killing is dat Anwar, een rijzige man met korte grijze krullen die iets wegheeft van Nelson Mandela, de cameraploeg met een kamerbrede glimlach meeneemt naar de plek waar hij mensen met behulp van een ijzeren draad gewurgd heeft. Hij laat in detail zien wat hij precies gedaan heeft om vervolgens een chachacha uit zijn stramme benen te schudden. Het is een stramien dat Oppenheimer de hele film aanhoudt en waaraan Anwar en zijn kornuiten gretig hun medewerking verlenen. De reconstructie van een overval op een dorp die in een bloedbad eindigde, gruwelijke ondervragings- of onthoofdingsscènes: Anwar en co. spelen het allemaal moeiteloos na, al dan niet in operateske drag, als cowboy met roze hoed of als Amerikaanse gangsters – naar het voorbeeld van hun favoriete filmgenres.
Toch maken al die verschrikkelijke herinneringen bij de oude man geleidelijk een vorm van wroeging los. Dit hallucinante en bijzondere document reveleert zo niet alleen de therapeutische kracht van film, maar laat ook zien hoe cinema – toch de droomfabriek bij uitstek – genadeloos illusies kan ontmaskeren.
LUC JORIS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier