Jonathan Donahue van Mercury Rev heeft een metamorfose ondergaan. ‘Ik ben milder geworden. Vroeger lag ik met mezelf overhoop en sleepte ik heel wat ballast mee. Maar die heb ik met de nieuwe plaat overboord gekieperd.’ Milieuvriendelijk is anders, maar evengoed: een gesprek met een tevreden mens. Door Peter Van Dyck

‘THE SECRET MIGRATION’

OP 24/1 UIT BIJ V2

Jonathan Donahue, frontman van Mercury Rev, woont in de rustige Catskill Mountains aan de Hudson River, op enkele uren rijden van New York. De natuur is er prachtig, en verklaart volgens hem waarom de pauzes tussen twee Mercury Rev-platen telkens zo lang zijn: ‘Als het mooi weer is, is het bijzonder verleidelijk om met de honden te gaan wandelen of een hengel uit te werpen. En de besneeuwde bergtoppen schreeuwen om ski’s. Als ze in de bar naast onze studio dan ook nog een nieuw vat Guinness hebben gestoken, wordt het al helemáál onmogelijk om je nog op de nieuwe songs te concentreren.’ Donahue û half Ier, half jood û is een levensgenieter, maar toch geeft hij een bloedernstige indruk wanneer hij over het nieuwe album The Secret Migration praat. Zijn gelaat zit in een plechtige plooi, maar maakt gelukkig af en toe plaats voor de gelukzalige brede glimlach die door de jaren heen zijn handelsmerk is geworden. Wanneer Donahue lacht, zié je de dromerige minisymfonieën van Deserter’s Songs en All Is Dream, die Mercury Rev na een decennium obscuriteit de main- stream in katapulteerden.

De eerste single van ‘The Secret Migration’ heet ‘Secret For A Song’. Heb je ooit het gevoel gehad dat je in je lyrics je mond voorbijpraatte?

Donahue: Absoluut (glimlacht) Toen we eind de jaren tachtig Mercury Rev startten, was ik nog zo arrogant om te denken dat muziek een wapen was, een middel om wraak te nemen. Maar ondertussen weet ik wel beter. Vendetta’s leiden nergens toe. Eerlijk je gevoelens uiten zonder daarbij anderen te schaden: dát is de kunst.

Krijg je vaak boze reacties van mensen die zichzelf menen te herkennen in een of andere song?

Donahue: De hele tijd. Ik heb The Secret Migration al naar een tiental vrienden opgestuurd en ik geef je op een briefje: als ik straks terug thuis ben, zullen zeven van hen me dringend willen spreken omdat ze van streek zijn door een of andere passage die totaal niet over hen gaat. Maar het probleem is: als ik hen dan probeer uit te leggen dat ze in geen enkele tekst voorkomen, zijn ze óók van streek, omdat ze zich dan in hun eer gekrenkt voelen. En zo is het nooit goed. (lachje) Voor The Secret Migration zal ik iederéén moeten teleurstellen, want de teksten gaan uitsluitend over mezelf. ’t Is een heel introspectieve plaat, over het veranderingsproces dat ik de voorbije jaren heb doorgemaakt. Ik zie het leven totaal anders nu.

In welke zin?

Donahue: Ik ben milder geworden. Ik ben járen verschrikkelijk streng geweest, vooral voor mezelf, maar de tijd dat ik Jonathan Donahue de schuld gaf van alles wat er fout liep is voorbij. Omdat ik met mezelf overhoop lag, sleepte ik heel wat ballast mee. Met The Secret Migration heb ik die overboord gekieperd.

Ben je ook aangenamer in de omgang, nu je met jezelf in het reine bent?

Donahue: Zeker. Als jonge gast voelde ik me vaak een ridder in een harnas: altijd klaar om te vechten tegen iedereen die op m’n pad kwam. Maar daardoor knalde ik ook de hele tijd met mijn kop tegen de muur – I was kicking against the bricks all the time. Nu ik die ijzerwinkel van me af heb gegooid, beweeg ik me veel vrijer en stel ik me helemaal open. Kritiek doet me bijvoorbeeld niet meer uit m’n vel springen: tegenwoordig probeer ik ze te doorgronden en een plaats te geven. Gelukkig maar: toen ik zo defensief was, ging daar bijna al mijn tijd en energie naartoe. Ik ben nog altijd een intense mens, maar er zijn tijden geweest dat ik die intensiteit niet in goede banen wist te leiden omdat ik mijn ego volgde in plaats van mijn hart.

Geen spijt dat het al die jaren van je leven heeft gedomineerd?

Donahue: Spijt is het meest overbodige gevoel dat er bestaat. Het heeft geen zin om de last van het verleden op je schouders te torsen. Niemand wordt daar beter van: jijzelf niet, maar ook je omgeving niet. Ik heb ook niet de indruk dat ik jaren verloren ben. Integendeel zelfs: ik heb eerder het gevoel dat ik met mijn nieuwe ingesteldheid enkele jaren gewonnen heb.

Heb je het gevoel dat je al veel hebt moeten opofferen voor je muziek?

Donahue: Het woord ‘opoffering’ impliceert eenrichtingsverkeer, dus neen. Mijn teksten zijn geen rijmelarij – ik moet ménen wat ik zing. Omdat ik er emotioneel zoveel in investeer, is het evident dat de muziek zoveel voor me betekent. Als je er veel in steekt, krijg je er ook veel van terug, en dan heb ik het niét over geld of erkenning.

Ik neem aan dat je je, vóór ‘Deserter’s Songs’ eindelijk het succes bracht, toch wel eens afvroeg: waarom doe ik al die moeite, als ik er nauwelijks respect voor krijg?

Donahue: Natúúrlijk waren er van die donkere momenten, maar niet zo gek veel. Als je overtuigd bent van de waarde van je werk, maar iedereen desondanks naar Britpop wil luisteren, denk je wel eens: waar zijn wij in godsnaam mee bezig? In 1995 moést je met een Britse vlag staan zwaaien om aandacht te krijgen. Ik zal niet beweren dat we met See You On The Other Side toen een meesterwerk à la Sgt. Pepper’s maakten, maar er stond wel wat magie op, en toch wilde niemand ervan weten. Je zou zoiets niet te persoonlijk moeten opnemen, maar toch doe je dat. Anderzijds, toen Deserter’s Songs uitkwam en die wervelstorm van bewondering opstak, was ik de eerste om een en ander te relativeren. Ik zag in dat sommigen zich door de hype lieten meeslepen, zoals ze dat in ’95 al met Oasis deden.

Voor je ‘Deserter’s Songs’ opnam, had je de hoop volgens de overlevering al opgegeven. Volgens een oude volkswijsheid lacht het geluk je pas toe als je er niet meer naar streeft.

Donahue: Dat klopt. We waren de studio ingestapt met de intentie: dit wordt onze laatste plaat. Het was alsof ik, door niet langer te dromen van een miljoenenverkoop, een hoop bullshit losliet. Je moet het maar eens natrekken: heel wat sleutelplaten kwamen tot stand toen de artiest in kwestie besloot om de rommel uit zijn verleden te dumpen. Je ziet dat ook met echtscheidingen. Net op het moment dat je denkt niets meer te hebben, komt er altijd iets die leegte vullen. Als je dat toelaat, kan dat een heel louterende ervaring zijn. (denkt na) Mensen nemen me soms kwalijk dat ik het publiek op het einde van een concert telkens uitvoerig bedank: ‘Dat is bullshit. Je meent dat niet, want je zegt het elke avond.’ Typisch voor het cynisme van vandaag. Maar als je in zalen hebt gestaan die – op de barman na – leeg zijn, dan ga je de mooie momenten in dit gekke leven vanzelf meer appreciëren.

‘Deserter’s Songs’ was zonder meer een kantelmoment voor Mercury Rev. Hield dit ook in dat je relatie met je gitarist Grasshopper een nieuwe wending nam?

Donahue: Grasshopper en ik zijn twee heel verschillende karakters. Vlak voor de opnames van Deserter’s Songs leken we zo ver uit elkaar gegroeid dat ik vreesde dat het nooit meer goed zou komen. Onze vriendschap stond op springen. Wat het ook was dat ons bond: het was wég. We zaten echt op de bodem, dieper konden we niet zinken. Dat we de plaat in die omstandigheden toch nog samen afwerkten, was niet minder dan een wonder. En net dát gevoel was het eerste sinds lang dat we gemeen hadden. We moesten lachen om onszelf, en dat bracht ons weer dichter bij elkaar.

Wat denk je als jood van popsterren à la Madonna en Britney Spears die plots te koop lopen met kabbala, alsof ze een nieuwe trend willen lanceren?

Donahue: Liever dat ze kabbala promoten dan drugs, maar toch: het is zoals het oosterse mysticisme van de late jaren zestig, toen The Beatles naar India reisden. Op zich stemt het me blij dat mensen tegenwoordig eerder naar spiritualiteit dan naar de zoveelste snelle kick grijpen. Maar wie zich door popsterren tot zo’n religie laat verleiden, moet wel goed beseffen dat kabbala, hindoeïsme of whatever geen pasklare antwoorden leveren – enkel hulpmiddelen om naar antwoorden op zoek te gaan.

Waarin geloof je zelf?

Donahue: In elk geval niet in religies: die hebben al te veel kapotgemaakt – ik kan er geen vertrouwen meer in hebben. Maar toch ben ik geen atheïst. Ik geloof dat we allemaal een beetje God zijn: er zit daarboven niemand die ons manipuleert, wij zijn de manipulators. We scheppen onze eigen realiteit. Wie is er verantwoordelijk voor de fucked up wereld waarin we leven? Niet Jahweh of Boeddha, hoor. Nee, die wereld hebben we onszelf aangedaan.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content