Radiopresentatrice Eva De Roo: ‘Ik ben veel te braaf’
Je hoeft geen glazen bol te hebben om te weten dat Studio Brussel Eva De Roo het komende jaar naar voren zal schuiven. Gewoon een paar goede oren volstaat. ‘Mijn hele generatie zou eens een fatsoenlijke stamp onder haar kont moeten krijgen.’
‘Dat was Courtney Barnett met Dead Fox. En mocht u het zich afvragen: de rest van de plaat is minstens even goed.’
De rode lamp gaat weer uit zodra het gitaartje van het volgende nummer, Jamie Lidells Little Bit of Feel Good, aanzwelt. Het is vrijdag, vooravond en Eva De Roo staat in de presentatiecel van Studio Brussel, op de vierde verdieping van het VRT-gebouw. Ze heeft een simpel wit zomerjurkje aan en heupwiegt op blote voeten. Haar flipflops liggen onder tafel. Voor haar staan een dertigtal schuivers, vier schermen en een rist metertjes, knoppen en balkjes als een soort radiofonische cockpit. Minstens drie dingen tegelijk tellen af. Geen idee naar wat, maar de enige bij wie ook maar enig spoor van nervositeit is, ben ik. Ik mocht mee in de studio op één voorwaarde: mond dicht als het rode licht aangaat.
‘Even voor de duidelijkheid: als ik nu hoest, horen hoeveel mensen dat?’
‘Per dag zitten we aan 700.000 luisteraars’, zegt Sidekick Bert, verkeerslezer van dienst.
‘Intimiderend.’
‘Ik probeer het vooral niet te visualiseren’, zegt De Roo.
‘Tien keer de wei van Werchter?’
‘Ik herhaal: ik probeer het níét te visualiseren.’
De grote eigen show is Summer Is Music nog niet. Veel meer dan plaatjes aan elkaar praten en één Full Madness-pass voor Tomorrowland weggeven moet Eva De Roo niet doen in haar drie uur achter de micro. Het is niet meteen het meest uitdagende blok voor de presentatoren, maar het is wel een belangrijk slot. Studio Brussel durft in de luwte van de zomer al eens nieuwe mensen te testen. Wie niet verdrinkt, zou wel eens klaar kunnen zijn voor meer.
Eva De Roo is niet aan het verdrinken.
Voorlopig zegt haar naam enkel de vaste luisteraars iets, maar dat is in ras tempo aan het veranderen. Ze viel de eerste keer op toen ze enkele maanden geleden onverwacht Ryan Gosling aan de lijn kreeg. Als sidekick van Vincent Byloo mocht ze zijn show een week ad interim presenteren. Een telefonisch interview met Nico Leunen, monteur van Goslings regiedebuut Lost River, pakte bij de tweede vraag net iets anders uit. ‘Hoe was het om met Ryan Gosling te werken?’ ‘Vraag het hem anders zelf. Ik zal hem doorgeven.’ ‘Waaaat?’ ‘Hi, Eva, this is Ryan.’ Wat volgde, was een fijn radiomoment. Iemand hóren blozen: het kan.
Op zich was dat niet haar persoonlijke verdienste; al de rest is dat wel. Ze heeft flair op de radio. Naturel. Ze kan enthousiasmerend zijn zonder akelig blij te klinken. Ze speelt geen radiopresentatrice, zoals sommige jonge stemmen wel eens voor hebben, ze is er een. Heel goede stem. Heel mooie rollende r. Goede muzieksmaak. En we gaan niet onnozel doen: ze ziet er ook goed uit. U hebt de foto’s gezien. Uitstekende froufrou – nochtans niet zo makkelijk om mee weg te komen. Dit najaar gaat ze in principe opnieuw als sidekick van Vincent Byloo aan de slag, maar het zal niet lang duren voor Studio Brussel haar naar voren schuift en ze een vaste stem wordt. Laat ons zeggen dat ze daarin ook het momentum mee heeft.
‘SAM!’
Een kwartier voor het einde van de show komt Sam De Bruyn de studio binnengewandeld. Drie dagen eerder is bekend geraakt dat hij Studio Brussel inruilt voor Q-music. Bij wijze van afscheidsdrink is hij op de redactie gin-tonics komen maken. Copperhead Gin. Goede keuze.
‘Zeg, volgende week Gentse Feesten?’ vraagt hij.
‘Ik wilde heel graag naar Unknown Mortal Orchestra gaan op Boomtown. Maar euh, mijn week vakantie is net opgeschort.’
‘Ah.’
‘Ik moet last minute iemand vervangen die onverwacht vertrokken is.’
‘Sorry. Ik maak het nog goed.’
Tien minuten later zit de vooravond erop. Chaima Saysay – qua naam niet de meest dankbare nieuwslezer om aan te kondigen – is bezig aan het bulletin van zeven uur. De Roo zoekt haar spullen op de redactie bijeen en legt ze in een trendy fietsmandje. Tien keer de wei van Werchter deed haar drie uur lang niets, maar nu wordt ze voor het eerst lichtjes zenuwachtig.
‘Ik ben nog nooit geïnterviewd’, zegt ze. ‘Dit is echt mijn allereerste keer.’
‘Ik zal zacht zijn.’
‘Onnozelaar.’
Misschien dan maar de lastigste vragen eerst: wat is er aan de hand bij Studio Brussel? Na Christophe Lambrecht, Ilse Liebens en Ayco Duyster vertrekt nu ook Sam De Bruyn. Lijkt op een kleine leegloop.
Eva De Roo: Christophe is niet vertrokken: hij is er even tussenuit om persoonlijke redenen, maar hij komt binnenkort terug. En verder denk ik niet dat er iets bijzonders aan de hand is. Er zijn altijd mensen die weggaan of erbij komen. Peter Van de Veire, Wim Oosterlinck, Tomas De Soete: het lijstje ex-presentatoren van Studio Brussel is groot. Nu zijn er gewoon drie stemmen die toevallig op hetzelfde moment iets anders gaan doen. Het heeft me verrast, dat wel, maar zover ik kan inschatten moet je er geen groot verhaal achter zoeken.
Je bent wel op het juiste moment op de juiste plek.
De Roo: Er beweegt veel, ja, maar voor mij gaat er voorlopig niets veranderen: dit najaar ga ik opnieuw als sidekick van Vincent aan de slag. En dat is ook goed zo.
Tot nu toe is alles in een rustig tempo verlopen. Drie jaar geleden ben ik tijdens mijn studies begonnen met The Wild Bunch, zeg maar de nachtelijke talentenjacht van Studio Brussel. Daarna heb ik een jaar in de studio gezeten bij Christophe om radio te leren maken en een jaar bij Vincent om te leren interviewen en de actualiteit benaderen. Dat is iets wat mensen vaak onderschatten: radiomaken vereist veel vakmanschap – je hebt net al die schermen en schuivers gezien. Ik ben nog altijd maar twee jaar afgestudeerd aan het Ritcs: ik heb nog tijd nodig om het vak te leren.
‘u003cemu003eCafu0026#xE9; Corsari u003c/emu003eheeft eens gepolst of ik geen rubriek wilde presenteren. Maar eerlijk: ik denk niet dat ik iets voor televisie wil doen. Echt niet.
Het is niettemin indrukwekkend hoe snel het voor je gaat. Ik hoorde dat de tv-wereld ondertussen ook al aan je mouw aan het trekken is.
De Roo: Valt wel mee. Café Corsari heeft eens gepolst of ik geen rubriek wilde presenteren. Maar eerlijk: ik denk niet dat ik iets voor televisie wil doen. Echt niet. Om een of andere reden lijkt iedereen daar altijd van uit te gaan. Dat radio een opstapje is. Dat je iets in de media wilt doen. Dat is het dus niet voor mij. Ik maak geen radio om bekend te worden. Klinkt misschien een beetje naïef, maar het is heel simpel waarom ik dit vak graag doe: puur dat romantische beeld van radiomaken.
En dat is?
De Roo: Een stem zijn voor de luisteraar. Het idee dat je iemand een plaat geeft. Ik herinner me zelf nog goed hoe ik als kind in het donker op de achterbank van de auto zat, tussen mijn twee broers in, terwijl de radio op stond. Die verbondenheid met die stem, dat is me altijd bijgebleven. We hadden het net over hoe je je 700.000 luisteraars moet voorstellen. Wel, in mijn hoofd is er altijd maar ééntje.
Er bestaan ook luisteraars die in de file ‘Godverdomme, waarom gaat dat hier niet vooruit? En waar blijft die verkeersinformatie, trut?!’ roepen.
De Roo: Ik prefereer het romantische beeld. (lacht)
Is dat ook waarom je aan het Ritcs radio bent gaan studeren?
De Roo: Ik heb nooit de droom gehad om radio te maken. Je hebt presentatoren die als kind al intro’s fabriceerden met hun Fisher-Price-radio. Wel, ik niet. Ik heb heel lang niet geweten wat ik wilde doen. Op mijn achttiende ben ik ook eerst vertaler-tolk gaan studeren in Gent. Mijn vader is journalist bij De Tijd en mijn moeder werkt als vertaalster: dan zit een voorliefde voor taal er wel in.
Alleen: toen ik in mijn laatste jaar stage moest doen, bij een vertaalbureau voor de NMBS, werd ik paniekerig. Ik zat achter de computer, terwijl zo’n vertaalprogramma de woorden suggereerde die ik kon gebruiken, en dacht: ‘Is dit het dan?’ Ik heb altijd veel impulsen nodig gehad. De stad waar ik woonde, mijn lief dat ik toen had, het werk dat ik zou doen: alles leek vast te liggen. In een impulsief moment ben ik dan naar het Ritcs gegaan om radio te studeren. En daar viel alles ineens op zijn plek: mijn liefde voor taal, mijn nieuwsgierigheid, mijn passie voor muziek.
Het moet gezegd: er zit veel liefde voor muziek in je manier van presenteren.
De Roo: Dank je wel. Ik probeer dat ook zo veel mogelijk te doen. Als ik iets goed vind – zoals die plaat van Courtney Barnett daarnet – zal ik het laten merken. En als ik het niet goed vind, hou ik mijn mond. Je zult me niet Snow Patrol lyrisch horen aankondigen. (lacht)
Ik weet niet zo goed waar die liefde vandaan komt. Sinds ik me van mijn gedachten bewust ben, ben ik met muziek bezig. Ik heb ook zelf lang muziek gemaakt. Van mijn zevende tot mijn eenentwintigste heb ik viool gespeeld. Ik heb zelfs even overwogen naar het conservatorium te gaan. Nu ja, na muziek maken is muziek draaien op de radio een goede tweede.
***
Een half uur na de uitzending zijn we in haar appartement in Schaarbeek, tien minuutjes van de VRT-toren, niet ver van de minder aangename kant van het Noordstation. Ze woont met haar lief op de derde verdieping van een rijhuis, met achteraan een fantastisch terras. Houten planken op de vloer, twee fancy strandstoelen, uitzicht over Brussel en heel veel groen. Er schuilt een stadstuinier in haar: naast de obligate kruidenbak is ze ook boontjes aan het kweken en klimplanten die binnen de maand zouden moeten bloeien. Het ziet er idyllisch uit, zeker onder een tanende zon.
‘Kan ik je iets van fruit aanbieden?’ roept ze vanuit de keuken. ‘Ik heb appels, perziken en pruimen.’ Ze is moeilijk te verstaan met de muziek op de achtergrond – de iTunes-shuffle speelt iets van Odd Future.
Ze stapt het terras op met twee Jonagolds, een keramisch mes in de ene en een porseleinen kan ijsthee in de andere hand.
‘Zelfgemaakt. Met gember en citroen.’
‘Ik voel me een journalist van dS Magazine.’
‘Niet overdrijven, hé. Ik dacht gewoon: ik maak meteen een goede indruk. IJskoffie zou nóg hipper geweest zijn.’
Om de een of andere reden ging ik ervan uit dat je in Gent woonde.
De Roo: Ha. Dat zou inderdaad heel erg dS Magazine zijn. (lacht) Nee, verhuizen naar Brussel is het beste dat ik ooit gedaan heb. Ik weet nog exact het gevoel dat ik had toen ik hier aankwam. Ik kwam van een heel schoolse opleiding en mocht dan aan het Ritcs beginnen. Ineens moest ik nadenken over radioconcepten, waar ik naartoe wilde en moest ik mijn plek zoeken in de stad Brussel. Niet meer opstaan om halfacht, maar musea bezoeken, arthousefilms gaan zien in kleine cinema’s en met mensen op café hangen. Toen wist ik dat ik gelijk had toen ik tijdens die stage paniekerig was. Dit was wat ik wilde. Wat ik nodig had. Er heerst een soort vrijheid in Brussel die je in de andere steden in Vlaanderen niet vindt.
Ik denk dat de meeste van je generatiegenoten dat anders zien.
De Roo: Ik denk dat de meeste van mijn generatiegenoten sowieso te braaf zijn.
Meen je dat?
De Roo: Absoluut. Ik ben zelf ook veel te braaf. En dan heb ik het niet meer over Brussel. Ik mis een beetje rebellie. Ik zag Patti Smith op Werchter ‘We got nothing in our hands and that’s fine’ roepen. Toen dacht ik: ‘Ja!’ De tieners en twintigers van nu, mezelf inclusief, zouden eens een fatsoenlijke stamp onder hun kont moeten krijgen.
Klinkt opnieuw een beetje naïef, om eerlijk te zijn.
De Roo: Ik weet dat ik heel naïef kan zijn, maar dat is niet zo slecht. Het heeft ook voordelen, als je je ervan bewust bent, tenminste. Je bereikt er alleszins meer mee dan met cynisme.
We hebben een fout idee van wat vrijheid is, denk ik. Ik merk dat mijn generatie vooral heel hard met zichzelf bezig is. Ik snap ook waarom: er zijn zoveel keuzes dat de zoektocht als jongere veel langer duurt. Die egoïstische periode die nodig is om jezelf te vinden, sleept gewoon lang aan. En tegelijk moet er veel. We leven zodanig in een prestatiegerichte maatschappij van school en werk dat je in de vrije tijd die je hebt in de eerste plaats wilt ontsnappen. Dat is zo’n soort dwang geworden: je móét leuke dingen aan het doen zijn. Ik voel dat zelf ook, hé. Ik ben deze zomer nog geen avond thuis geweest: ik zit op elk festival. Daardoor draai je volledig dol na verloop van tijd. Die hele wereld van Instagram-likes en Foursquare-check-ins is op het einde van de rit ontzettend hol. Je kunt niet enkel voor jezelf leven.
Als ik iets goed vind, zal ik het laten merken. En als ik het niet goed vind, hou ik mijn mond. Je zult me niet snel Snow Patrol lyrisch horen aankondigen.
Is het ook niet gewoon veel moeilijker om nu geëngageerd te zijn dan toen Patti Smith twintig was? Toen ik die beelden van Werchter zag, dacht ik: wat moet het vroeger makkelijk geweest zijn om te rebelleren, toen mensen nog op straat konden komen met een bord ‘Neen tegen kernenergie!’ en niet ‘Neen tegen kernenergie behalve als we dan klimaatonvriendelijke stroom moeten importeren en oké, ja, we moeten ook wel een oplossing vinden om de epoxy van die windmolens te recycleren!’
De Roo:(lacht) Daar is iets van. De problemen van nu zijn zo groot geworden dat ze nog nauwelijks te bevatten zijn. Om nog maar te begrijpen hoe de economie ons leven bepaalt, moet je een jaar of acht studeren. De problemen met de democratie in de EU: idem. Zelfs het ecologische probleem, waar we allemaal zelf verantwoordelijk voor zijn, lijkt iets dat zich boven onze hoofden afspeelt. Maar dat wil niet zeggen dat we helemaal niks moeten doen. Engagement is ook een manier om in het leven te staan.
Maak je dat zelf ook concreet?
De Roo: Ik doe mijn best. Dat groen hier op mijn terras dient niet enkel voor zomerse Instagram-posts. (lacht) Ik probeer zo ecologisch mogelijk te leven. Ik ben sinds een jaar of zes vegetariër. Ik neem zo weinig mogelijk het vliegtuig. Wat heel moeilijk is. Ik reis ontzettend graag, maar de laatste jaren ben ik gaan beseffen dat het vliegtuig nemen voor een midweek Stockholm omdat je er even tussenuit wilt eigenlijk niet houdbaar is. Dat weegt niet op tegen wat het je bijbrengt als persoon. Dus ga ik met de trein of auto op reis. Of ik ga vier dagen fietsen in de Vlaamse Ardennen.
Voor alle duidelijkheid: dat heeft alleen betrekking op mezelf. Ik probeer niemand te overtuigen – en zeker niet te preken. Iedereen moet zijn eigen rekening maken.
Is het niet moeilijk om daar consequent in te zijn?
De Roo: Zeker. Ik ben drie jaar geleden naar Bolivia gevlogen: dat was het land waar ik al heel mijn leven naartoe wilde. Het is onmogelijk om helemaal consequent te zijn zonder te verstarren. Maar opnieuw: het is niet omdat je niet consequent bent dat je het dan maar niet moet doen.
Ik krijg ook vaak te horen dat engagement iets voor jonge mensen is. Zelfs als dat zo is, is dat geen excuus om het dan maar helemaal te laten vallen. De kans bestaat dat het me op mijn vijfendertigste, als ik drie wasmachines kinderkleren tegelijk moet insteken, volstrekt gestolen kan worden of dat met ecologische zeep gebeurt. Ik hoop dat dat niet zo is, maar dan nog. Wij zijn nu jong. Wij zijn de toekomst. Wij moeten het doen. Anders gaat het er zeker niet van komen.
Ik hoor het je graag zeggen, maar tegelijk heb je een uur geleden met heel veel enthousiasme een Full Madness-pass voor Tomorrowland weggeschonken. Zijn die werelden te verzoenen?
De Roo: Tuurlijk. Ik hou van die yolo-cultuur. Het is belangrijk om je te amuseren. Maar het mag niet alleen maar dat zijn. Ik denk dat Studio Brussel dat ook beseft. Ik weet niet hoe het vroeger was, maar er is nu wel degelijk plek voor inhoud. Ik merk alleszins dat er veel kan en mag. In de vooravond kunnen we de ene dag Gert Verhulst interviewen, maar de dag erop mogen we het perfect over onze ecologische voetafdruk of het genderprobleem hebben.
En op muzikaal vlak? Heeft Studio Brussel nog rebellie in zich?
De Roo: Ik vind van wel. Het is vandaag moeilijker om echt rebels te zijn met muziek. Eclecticisme is een normale zaak geworden. Iedereen zegt tegenwoordig ‘naar van alles’ te luisteren. We zijn geen nichezender meer, maar ik vind toch dat we nog altijd met minder evidente muziek durven uit te pakken. Artiesten als Kendrick Lamar, Jamie xx of Tame Impala. Voor mij is dat rebels genoeg.
Maar nog echt met muziek rebelleren als jongere, ik weet niet of dat nog bestaat. Als een zestienjarige nu tegen zijn moeder zegt dat hij naar Pukkelpop gaat, zegt die: ‘Ah tof, hier is een regenjas.’
‘En zie dat je genoeg condooms mee hebt.’
De Roo: Voilà. Waar moet je je dan nog tegen verzetten?
***
Haar gsm – geen smartphone – rinkelt. Ze loopt naar binnen om de muziek – The Who ondertussen – zachter te zetten. ‘Remi? Je suis toujours en train de faire l’interview. Je te rappelle dans une demi-heure, O.K.?’ hoor ik haar zeggen.
‘Excuses. Dat was mijn lief.’
‘Een Waal?’
‘Fransman. Drie jaar geleden ben ik hem op Interrail-vakantie in Slovenië tegengekomen.’
‘Dat is wel slecht voor je ecologische voetafdruk, een buitenlands lief.’
‘Begin niet, hé.’
Ik mis een beetje rebellie. Ik zag Patti Smith op Werchter ‘u003cemu003eWe got nothing in our hands and that’s fine’u003c/emu003e roepen, en ik dacht: ‘Ja!’.
Je lijkt wel iets met Frankrijk te hebben, niet?
De Roo: Ik hou van Frankrijk. Mijn lief is van Toulouse, dus ik kom de laatste jaren vaak in het zuiden. Het is wel een schoon contrast met Parijs, de hippe, rijke stad waar altijd iets gebeurt. In het zuiden kom je nog mensen tegen die geen geld hebben en van de natuur leven. Ik weet dat ik het hopeloos idealiseer. Politiek gezien is Frankrijk al lang niet meer het land van liberté, egalité en fraternité, maar in mijn hoofd is het nog steeds de plek waar alles kan en alles mag mislopen. ‘On est moche et on s’amuse’, zoals Arno het verwoordt. In het Frans klinkt alles ook beter. (lacht)
Hetzelfde met de Franse popcultuur van de jaren zestig en dat hele mysterie dat daarrond hing. Ik hou van de verhalen van toen. Edith Piaff en haar bokser. Serge Gainsbourg en Jane Birkin. Het droomhuwelijk van Jacques Dutronc en Françoise Hardy. Stuk voor stuk inspirerende figuren. Françoise Hardy is trouwens mijn andere grote Franse heldin: ze lijkt me een vrije vrouw in een periode waarin het niet evident was om vrij te zijn.
Vandaar de frou dus.
De Roo: Mijn frou? Neen, zo ver gaat het niet.
Zeker?
De Roo: Zeker. Ik heb gewoon een klein voorhoofd. Dit is het enige kapsel dat me afgaat. (lacht)
Wel vreemd dat uitgerekend dat je helden zijn.
De Roo: Waarom?
Omdat je eigen leven bijna verdacht perfect lijkt.
De Roo: Heb je het nu weer over die icetea?
Ik weet inderdaad niet meteen wat Gainsbourg van zelfgemaakte icetea zou vinden, maar het ging me meer om het hele plaatje.
De Roo:(lacht) Ik heb heel veel chance gehad in mijn leven, dat besef ik. Maar het is niet dat ik er alles aan doe om het plaatje krampachtig te doen kloppen. Zelf icetea maken is nu ook niet zo moeilijk.
Sowieso zijn mijn helden mensen die iets hebben wat ik niet heb. Fleetwood Mac, Jan Wolkers, Serge Gainsbourg: ze lijken allemaal in niks op mij, maar ik vind het wel geweldig intrigerende figuren.
Daan zei ooit dat dat is waarom mensen geld betalen voor concerten: om zich een uur lang dicht bij het rock-‘n-rollleven te bewegen dat ze zelf niet hebben. Ik weet niet of hij het meende, maar er zit iets in.
De Roo: Absoluut. Neem nu Gainsbourg. De destructieve kant, daar heb ik niks mee. Maar zijn levenshouding fascineert me. Gainsbourg had geen evidente persoonlijkheid, maar hij verborg dat niet. Hij was bang van niks. Ik heb wél een evidente persoonlijkheid en ik ben bang van alles. Ik schop niet tegen schenen. Ik maak geen amok. Ik kan alleen maar hopen dat ik op mijn manier mezelf kan zijn.
Dat is precies wel belangrijk voor je.
De Roo: Ik denk dat dat ook iets met mijn familie te maken heeft. Ik ben de middelste van drie kinderen – twee broers. Mijn jongste broer is geboren met een mentale handicap. Wat precies is nooit benoemd. Het is een label waar mensen veel zwaarheid mee associëren, maar voor mij is hij gewoon mijn jongere broer. Het is soms frustrerend voor hem omdat hij niet het leven kan leiden dat mijn andere broer en ik hebben, maar de manier waarop hij daarmee omgaat, is zo inspirerend. Hij neemt zijn eigen leven in handen. Hij wilde op zijn eigen benen staan, dus is hij zelf een plek gaan zoeken om te wonen. Hij gaat naar de Colruyt, doet zijn eigen was, werkt in een café, helpt oudere mensen. Zijn ondernemingszin is bewonderenswaardig.
Het kan niet anders dan dat dat mijn leven heeft beïnvloed. Mijn positieve ingesteldheid, dat zal wel van daar komen. Ik hou ook van mensen die zichzelf durven te zijn, durven af te wijken. Vandaar dus: ik kan alleen maar hopen dat ik op mijn eigen manier mezelf kan zijn.
Met je evidente persoonlijkheid. Nog nooit iemand over zichzelf horen zeggen.
De Roo: Ik bedoelde dat ik normaal ben. Dat klinkt iets beter. Ik ben een normaal persoon. Ik kom met iedereen overeen. Ik ben superpositief. Ik haat niemand. Saai, hé. (lacht)
Op voorhand was ik daarom ook een beetje zenuwachtig voor dit interview. Ik heb een gelukkige jeugd gehad. Mijn studies zijn probleemloos verlopen. Ik ben in een fantastische job gerold. De grootste tegenslag in mijn leven is een lief dat me ooit gedumpt heeft – behoorlijk normaal, denk ik.
Dat is oké, toch?
De Roo: Is dat niet te saai voor een interview?
Ik vind het wel schoon, precies.
De Roo: Allee dan. Merci.
***
‘En? Viel het mee voor een eerste keer?’ vraag ik, terwijl ik het laatste stuk appel in mijn mond steek.
‘Ik weet één ding.’
‘Wat dan?’
‘De volgende journalist krijgt cola.’
Met dank aan Caro Deraedemaeker voor de make-up.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier