
MUMFORD & SONS
Hun tournee door Zuid-Afrika eerder dit jaar inspireerde Mumford & Sons tot de ep Johannesburg. Net nu het juk van de banjo’s afgegooid leek en de volle stadions wenkten, grijpt de Britse band naar wereldmuziek. Een plan dat al even klaar lag, zo blijkt: ‘Zes jaar geleden doken we al eens de studio in met Rajasthani folkmuzikanten, maar dit voelde veel natuurlijker aan.’
‘Mag ik eens kijken?’ vraagt Ben Lovett (29), toetsenist bij Mumford & Sons terwijl hij de Knack Focus die voor ons op tafel ligt ter hand neemt. ‘Wauw! Radio, tv, film, muziek, theater… dát gaat lekker breed.’
‘Ja, maar de selectie is eigenzinnig en edgy.’
‘Ah, zoals wij dus.’ Een vette grijns volgt.
Samen met Ben Lovett dient ook Ted Dwane (31), bassist van de groep, zich aan in een klein en kaal kamertje in de backstage van het Sportpaleis, luttele uren voor ze hun laatste concert van de Europese tournee voor het album Wilder Mind afwerken. Die derde langspeler, die vorige zomer uitkwam, heet hun ’transformatieplaat’ te zijn. Die waarop Mumford & Sons de korte Chirobroeken inruilt voor gescheurde jeans, de banjo voor de elektrische gitaar. De plaat ook die later, in hun carrièreoverzicht op Wikipedia, gebrandmerkt zal worden als het moment waarop Marcus Mumford en de zijnen een ‘stadionact’ werden.
Noem ons gerust Bert Anciaux, maar wij zijn fan van jeugdbewegingen. Dat de kleffe volksliederen en epische festivalanthems die daarmee gepaard gaan onze street cred als muziekjournalist aantasten: your call. Mumford & Sons bestaat uit góéde muzikanten, dat blijft soms onderbelicht. Elk beheersen ze meerdere instrumenten. Frontman Marcus Mumford zingt even comfortabel met een gitaar omgegespt, als achter een drumstel. Oké, tekstueel is er nog ruimte voor progressie – niet élk nummer moet over twijfel, geloof en liefdessmart gaan, Marcus! -, maar de vier Britten weten wel heel goed hoe ze een catchy song moeten schrijven.
In een met twintigduizend Kerels en Tiptiens gevuld Sportpaleis staan we zelf versteld van hoeveel nummers (I Will Wait, Believe, The Wolf, The Cave, Snake Eyes, Lover of the Light) we eigenlijk kennen van een band die maar drie albums op zijn cv heeft staan en door velen vereenzelvigd wordt met die ene wereldhit: Little Lion Man, dat als tweede nummer wordt gespeeld.
De publieksfavoriet al meteen bij het begin uit de trommel halen: het getuigt van goesting. Dat is wat ze gemeen hebben met hun vier andere geliefd-verguisde landgenoten van Coldplay, een groep waar Mumford & Sons met zijn hapklare en steeds grootser wordende songs naar evolueert.
GEEN MUZIKAAL TOERISME
Nadat het eerst nog even over de staking bij het openbaar vervoer in Antwerpen gaat, verlegt de focus van Lovett en Dwane zich naar Zuid-Afrika. Tijdens een tour daar eerder dit jaar kroop de groep twee dagen de studio in met het eclectische collectief The Very Best, het Zuid-Afrikaanse popgroepje Beatenberg en de Senegalese nachtegaal Baaba Maal. Het resultaat daarvan is te horen op de ep Johannesburg.
Het is niet de eerste keer dat Mumford & Sons een dergelijke lokale samenwerking uitprobeert. Zes jaar geleden bracht hun tournee voor debuutalbum Sigh No More hen al eens naar India. ‘Daar zijn we de studio ingedoken met een bende Rajasthani folkmuzikanten, maar dat voelde iets te exotisch aan’, geeft Lovett toe. ‘Door de taalbarrière konden we amper discussiëren over de muziek. Omdat Beatenberg en The Very Best al langer vrienden zijn en bovendien allemaal Engelstalig, voelde dat een pak natuurlijker aan. Ik denk niet dat je Johannesburg als muzikaal toerisme kunt beschouwen.’
Dat was wel de kritiek die Paul Simon in 1986 oogstte bij de opnames van Graceland, de plaat die zijn carrière uit het slop haalde. ‘Muzikaal kolonialisme’ heette het toen. In die zin is het opvallend dat Johannesburg tot stand kwam zonder inmenging van de zwarte muziekgemeenschap in Zuid-Afrika. Was het zo moeilijk om daarin door te dringen? Lovett is diplomatisch: ‘Niet moeilijker dan in andere landen. Maar het valt niet te ontkennen: ons publiek is in grote mate blank. Het zou raar zijn om dan naar Zuid-Afrika te trekken en een heel andere stijl te implementeren.’
BRILJANT ZAKENIDEE
‘De wereld ontdekken, dat was een van de belangrijkste redenen waarom we met deze band begonnen zijn’, vertelt Ben Lovett. Dat er vrouwen en kinderen zijn bijgekomen, verandert daar weinig aan. ‘Het veranderde alleen de manier waarop we touren’, zegt Dwane. ‘We zorgen voor iets meer comfort zodat de families makkelijker kunnen overvliegen en meereizen.’ Goede raad van ome Dave Grohl, zo blijkt. Lovett: ‘Ik heb eens berekend dat de Foo Fighters samen dertien kinderen hebben. Ik vroeg mij altijd al af hoe zij hun privéleven met het leven on the road combineren. Daar hebben we eens over gekeuveld in de backstage van een festival. Ze gaven ons het advies om er niet twee aparte levens van te maken, maar die twee in elkaar te laten overvloeien.’
Mumford & Sons voelt een drang om horizonten te verkennen. Zo hebben ze een eigen label en festivalconcept: Gentlemen of the Road. Dwane: ‘We zoeken plekken waar nooit concerten georganiseerd worden en zetten er zelf een minifestival op poten dat de eigenheid van die plek bewaart. Financieel levert dat niets op, integendeel. Een briljant zakelijk idee kun je het dus niet noemen.’
‘Wij zijn als grote sponsen’, beweert Lovett. We luisteren naar verschillende muziekgenres en dat willen we delen. Mensen lachen vaak als wij vertellen dat we van hiphop of Justin Bieber houden, maar waarom denkt men dat wij geen andere invloeden kunnen hebben?’
‘In dat opzicht hebben we ons niet zo sterk gepositioneerd bij de start’, zegt Dwane. Door die banjo’s werden we meteen in dát vakje gestopt. Wilder Mind heeft ons op dat vlak bevrijd. We kunnen nu meer doen wat we van bij de start in gedachten hadden. De tour was tot dusver puur plezier: Zuid-Afrika, Zuid-Amerika, Europa, de VS. Overal zien we blije gezichten. En vooral: véél gezichten.’
JOHANNESBURG
Uit op 17/6 via V2.
DOOR MATTHIAS STOCKMANS
‘WIJ ZIJN GEEN MUZIKALE TOERISTEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier