Zelfs de grootste tegenslag kan Stijn Meuris en Frank Vander linden niet stoppen. Na twaalf jaar staan ze nog altijd aan de top van de Vlaamse rock. Aan de vooravond van de theatertournees van Monza en De Mens: een dubbelgesprek over parochiezalen, kruiswoordraadselteksten, moed en tristesse.
De ene doet het akoestisch, de andere elektrisch. De ene doet het met zijn hechte vriendenclubje, de andere met een volledig legioen verse rekruten. Frank Vander linden (De Mens) en Stijn Meuris (Monza) staan voor hun zovéélste Ronde van Vlaanderen, maar de moral is ondanks de vele hindernissen onderweg nog altijd bewonderenswaardig hoog.
Jullie trekken gelijktijdig op theatertournee. Het grote verschil is dat De Mens akoestisch gaat…
Stijn Meuris:… en wij dat nooit gekund hebben. Elektrisch & Aangrijpend, zo heet ons programma. Noordkaap heeft ook nooit akoestisch gespeeld in de theaters. Onze set is daar niet geschikt voor. Mensen denken dat alle songs uit een gitaar geboren worden. Bij ons kan de aanzet evengoed het geluid van een omvallende basgitaar zijn. Akoestisch spelen en er toch die spanning in houden: dat is voor ons niet simpel. De Mens kan dat beter.
Toch heb je het vorig jaar een twaalftal keren geprobeerd met Anton Janssens, jouw pianist bij wijlen Noordkaap.
Meuris: Ook dat was een moeilijke oefening. Ik stond twaalf keer te bibberen bij die duo-optredens, terwijl ik anders nooit schrik heb op een podium.
Frank, was het voor De Mens een zware klus om je nummers akoestisch heruit te vinden?
Frank Vander linden: Stijn heeft gelijk: het is een cliché dat elk goed nummer zich leent tot een akoestische benadering op gitaar – Rafke van de Paranoiacs heeft die stelling trouwens ooit omgekeerd: volgens hem mág je een goed nummer niet op akoestische gitaar kunnen brengen. ( lacht) Het is simpeler dan dat: bij sommige liedjes werkt het, bij andere niet. En het blijft altijd zoeken naar de juiste manier om de songs akoestisch te vertalen. Dat is niet evident, zeker niet voor een powergroep als De Mens. Voor mij persoonlijk ligt het iets makkelijker omdat ik van origine blues- en folkgitarist ben. Bij de vorige tournee, die ook al akoestisch was, deed het me plezier te zien dat de ritmesectie er ook lol aan begon te beleven. Als ik vroeger suggereerde om met borstels te spelen, zei Dirk, onze drummer, steevast: ‘Borstels zijn voor schilders.’ Michel, die punkbassist is, speelt nu melodieuzer dan ooit. Ze zijn allebei veelzijdiger geworden.
Meuris: Als fervent concertganger ervaar ik altijd een gemis aan stuwkracht bij het akoestische gebeuren. Ik ben daarin nogal old skool, vrees ik. Ik heb het ook moeilijk met al die aanbiedingen van tv- en radiomakers: ‘Kom bij ons spelen, maar dan ánders’ . Dan moet ik iets van Belle Perez zingen, terwijl zij iets van Zita Swoon brengt. Gewoon je eigen ding doen kan niet meer, want ‘dat past niet in het format’. Dat is jammer.
Vander linden: Je bent zelf toch ook tv-maker. Waarom vind jij dat format niet uit?
Meuris: Het ís al uitgevonden, door Jools Holland. David Attenborough heeft uitgedokterd hoe je dieren in beeld brengt, Jools Holland hoe je muzikanten in beeld brengt. Maar voor België is die formule te duur en misschien ook niet interessant genoeg. Hoewel, je zou er ook buitenlandse groepen bij kunnen betrekken die op doorreis zijn. Stel dat My Morning Jacket hier op een avond speelt, dan zou je die overdag toch in een studio kunnen uitnodigen?
Zo’n tien jaar geleden is er een gooi gedaan met Roxy, gepresenteerd door Walter Grootaers, maar dat was een kort leven beschoren. Ik vind ook niet dat het moét: een muziekprogramma op tv. Er zijn andere problemen, zoals de teruglopende platenverkoop en de evolutie dat concerten steeds moeilijker te boeken zijn. Ik zag net Skitsoy, de nieuwe groep rond Franky De Smet-Van Damme van Channel Zero, voor 200 man in een parochiezaal in Roeselare spelen. Ik wist niet dat dat nog bestond. Volgens hun manager Noël Steen gaan ze 150 keer in dat soort kleine zaaltjes spelen. Te gek! Groepje speelt in zaaltje, en verder geen gezeik: ik teken voor de terugkeer van die eenvoud.
Doordat je in de eigen taal zingt, zit je vast aan Vlaanderen. Raak je dat eindeloze toeren door de heimat niet beu?
Vander linden: Ik blíjf nieuwe dorpen ontdekken, al ben ik intussen twaalf jaar bezig. Je moet er ook de voordelen van inzien. Wij worden overal véél beter ontvangen dan Amerikaanse groepen die in hún land op tournee zijn. In feite leven we op dat vlak in een luxeland. Wij toeren, maar kunnen elke avond in ons eigen bed slapen. Dat geeft ons meer tijd om muziek te maken. Dat is de reden waarom we beslist hebben om dit jaar geen grote live-inspanningen meer te doen voor Nederland. Ik heb geen zin om 12 uur in mijn auto te zitten om in een jeugdclub in Groningen voor twee stonede gasten te spelen. Dat is tof als je 18 bent, maar nu zie ik daar de noodzaak niet meer van in.
Meuris: Als je ouder wordt, ga je je energie anders doseren. Maar terug naar Vlaanderen: het lijkt er toch op dat het reguliere circuit kleiner wordt.
Vander linden: Ik ervaar dat niet zo. Het fenomeen parochiezaal is inderdaad bijna verdwenen – wie had ooit gedacht dat we daar nog nos- talgisch over zouden doen! – maar je ziet nog altijd jonge mensen nieuwe festivals uit de grond stampen. En ze pakken het grondig aan, want ze studeren allemaal marketing. Ze hebben sponsors, een woordvoerder en zelfs heuse persmappen.
Meuris: Precies daarom voel ik me soms het onderwerp van een afstudeerproject.
Je hebt door problemen met je groep een jaar achter de rug waarin je amper opgetreden hebt, wat een groot contrast is met de jaren voordien. Was dat frustrerend of was het in zekere zin ook wel gezond?
Meuris: Het meest frustrerende was dat ik weer eens nieuwe muzikanten heb moeten zoeken. Op den duur begin je te denken dat het aan jezelf ligt. ( lacht) Het kostte mij zoveel moeite dat ik een jaar geleden nog dacht aan stoppen. We waren met Monza destijds goed gestart, misschien iets té heftig. Op een bepaald moment liep het helemaal mis met het engagement van de oorspronkelijke groepsleden. Weet je, ik heb geen zin meer om excuses te horen. Ik combineer Monza óók met andere jobs, maar als speeldata vastliggen, dan hou ik me daaraan. Ik zit nu, door privé-omstandigheden, meer dan ooit in de positie om te kunnen besluiten: ik blaas alles af. Maar zoiets doé je niet, dat is mijn overtuiging. Je kán niet afhaken, zelfs niet voor één concert, tenzij er overmacht in het spel is. Ik ben een roadiegeoriënteerde mens. Je laat de organisatoren en het publiek niet stikken, en je crew ook niet. Ik heb daar een band mee, dat is familie. Ik heb anderhalf jaar geleden moeten ondervinden dat aardig wat muzikanten daar anders over denken en heel vlotjes hun beloftes aan hun instrument lappen. Dus heb ik een jaar kelders en repetitiekoten afgeschuimd om frisse muzikanten te beoordelen. Ik werd de talent- scout die in de platenindustrie niet meer bestaat.
Ik heb het spelen zeker gemist – vooral in de zomer voelde het vreemd – maar achteraf bekeken ben ik er niet rouwig om. We wáren met Monza fout bezig. Dat kwam omdat ik na Noordkaap niet gewacht heb tot ik mijn tweede adem had gevonden; ik heb me – mea culpa! – net iets te snel en te weinig beredeneerd weer in de strijd geworpen. Tot ieders verbazing bolde onze eerste single, Van God Los, meteen zeer goed. Dat stimuleerde me om zonder omkijken verder te gaan.
Noordkaap bestond uit verschillende persoonlijkheden, maar op het po- dium stond een échte groep. Dat gevoel miste ik live bij Monza.
Meuris: Bij Monza hadden we zelfs een klassiek geschoolde contrabassist die met een werfkoptelefoon over zijn oren speelde omdat hij de muziek te luid vond. Er waren momenten dat ik naar mijn groep keek en dacht: dit zijn vier zotten.
Ben je wel eens jaloers op het hechte trio dat De Mens momenteel is?
Meuris: Ik ben stikjaloers op álle hechte groepen. Ik besef dat die zeer zeldzaam worden. Dirk Jans drumt ook wel elders ( hij is bijvoorbeeld geregeld te zien in de De Laatste Show-band en andere tv-orkesten, pvd), maar dat zal nooit de optredens van De Mens in gevaar brengen.
Vander linden: Dirk krijgt die andere jobs aangeboden omdat hij bij De Mens speelt en zich daar kan tonen. Dat geldt evenzeer voor mij. Maar De Mens is onze prioriteit, daar valt niet aan te tornen. Als je multi-inzetbaar bent, dreigt het gevaar dat de muziek op de achtergrond raakt. Op een gegeven moment heb ik heel bewust tegen mezelf gezegd: De Mens moet 70 procent van je tijd in beslag nemen. De Mens is de stam, de rest zijn takken die eraan groeien. Nu, het is makkelijker om met drie overeen te komen dan met vijf. Onlangs ben ik er tijdens een gesprek met Steven De Bruyn van het tot trio herleide El Fish achtergekomen dat een groep met een oneven aantal leden vlotter te besturen is dan een band met een even aantal muzikanten. Omdat er altijd coalitie kan gevormd worden. Je zit nooit met een patstelling. Bij ons is het simpel: als twee van de drie contra een voorstel zijn, dan doen we het niét.
Meuris: Toen ik het voorbije jaar naar geschikte muzikanten speurde, hechtte ik meer dan ooit belang aan de vraag of het ook fijne mensen zijn. Al hoef je nu ook weer geen dikke maatjes te worden. Bij De Mens is dat zo, maar ik heb nooit met vrienden in een groep gezeten.
De Nieuwe Snaar klaagde onlangs over het gebrek aan concurrentie. Zijn jullie het daarmee eens? Tenslotte hebben jullie na meer dan een decennia Nederlandstalige rock nog altijd geen navolging gekregen.
Vander linden: Ik denk dat Jan De Smet nu al spijt heeft van die uitspraak. Je moet je niet spiegelen aan de concurrentie in eigen land, maar aan die van de wereld door alle tijden heen. Ik zie Nederlandstalige rock ook niet als een genre, want dat zou betekenen dat Mama’s Jasje en Monza in hetzelfde schuitje zitten.
Meuris: Ik ben nog nooit opgestaan met het idee dat ik een Nederlandstalige zanger ben.
Vander linden: We zijn nu genomineerd voor de Zamu Awards. Mijn lieve moeder belde me op om me te feliciteren. ‘Maar ja,’ zei ze, ‘Frisbee zal wel alles winnen.’ ( lacht) Inderdaad, Admiral Freebee is óók een concurrent. Als ik dat trio live op Dour zie spelen, valt daar nog iets van te leren. Maar zeker op het gebied van teksten schrijven, is het belangrijk dat je je eigen koers vaart en dat de concurrentie zich in je eigen hoofd afspeelt.
Je ziet weinig of geen Nederlandstalige groepen opstaan omdat het de jonge gasten niet interesseert. Tot op zekere hoogte kan ik erin komen dat ze hun toevlucht tot het Engels zoeken. dEUS en K’s Choice hebben internationaal immers een opening geforceerd. Praga Khan mogen we natuurlijk ook niet vergeten te vermelden, anders komt Maurice Engelen weer aan onze oren trekken. ( lacht) Aan de andere kant denk ik aan wat Raymond van het Groenewoud zei toen ze hem vroegen waarom hij in het Nederlands zingt. Hij had naar waarheid kunnen antwoorden: ‘Waarom niet? Ik vul mijn belastingformulier ook in het Nederlands in en neuk mijn vrouw in het Nederlands.’ Maar hij repliceerde: ‘Ik wilde geen lafaard zijn.’ Daar valt ook iets voor te zeggen. Ieder maakt zijn eigen keuze. Dat is de charme van een artistieke uiting: niets moet.
Het blijft toch opmerkelijk: twaalf jaar geleden rezen plots Noordkaap én Gorky én De Mens uit de grond.
Vander linden: Nederlandse groepen als Tröckener Kecks en The Scene hadden ons toen getoond dat het kon, rocken in onze taal. Stijn had dat trouwens al veel eerder begrepen, want hij speelde met Gruppenbild een pioniersrol. Hij startte die groep op onder invloed van De Brassers. Je hebt voorbeelden nodig.
Meuris: Begin jaren tachtig, toen ik 16 was, ging men er nog van uit dat je eerst tien jaar conservatorium moest volgen voor je in een groep stapte. Plots werd het op een zeer amateuristische maar aangrijpende manier duidelijk dat het ook anders kon. In parochiezaaltjes zag je groepen als De Brassers en Aroma Di Amore met zeer veel overtuiging in het Nederlands zingen. Die taal was in één klap niet fout meer. Zij konden het Nederlands heel mooi plooien. Trouwens, ik was een stiekeme punk. Ik droeg een badge van Joy Division, zoals het hoorde, maar ik vond Wim De Craene, Ann Christy en Louis Neefs óók heel straf. Alleen: dat vertelde je beter niet op het atheneum.
Het Nederlands is een heel mooie taal. Ik ontdek continu woorden en zinnen die ik nog nooit gebruikt heb. Zeker als zangtaal is het nog onontgonnen terrein. Voorwaarde is: je moet kippenvel krijgen van bij de eerste zin. Zo niet val je hopeloos door de mand.
Frank, heb jij niet eerst demo’s in het Engels opgenomen?
Vander linden: Als ik die nu terughoor, stel ik vast: geen gevoel. Ik heb dus lang muziek gespeeld zonder bij het gevoel stil te staan. Terwijl goeie liedjes moeten ontroeren, toch? Die Engelse probeersels bestonden uit kruiswoordraadselteksten. Ik heb jaren nodig gehad om dat te beseffen, maar één week volstond om me ervan te overtuigen dat ik met het Nederlands op het juiste spoor zat: ik pende in die ene week zes nummers bijeen, waaronder Irene en Jeroen Brouwers (Schrijft Een Boek).
Stijn, jij hebt je vroeger wel eens laten ontvallen dat je Frank zijn teksten niet begrijpt.
Meuris: Ik vond ze mooi, maar ik begreep ze niet altijd. Ik heb dat evengoed met de teksten van Luc De Vos. Aan Mia vált niets te begrijpen en toch is het een fantastische song. Het is poëzie van een aparte categorie. Dat je niet alles letterlijk kan duiden, verhoogt de schoonheid nog. Mijn teksten zijn bruter en hoekiger.
Vander linden: Wij schrijven Nederlandse teksten, maar hebben op muzikaal vlak toch een Angelsaksische achtergrond. Daar komt dat eigen taalgebruik uit voort. Ik krijg nogal vaak kritiek te verduren omdat ik niet vies ben van woordspelingen. Wie zich daaraan stoort, moet meteen ook Elvis Costello en Pavement in de prullenmand gooien. Je wordt nogal snel voor intellectueel versleten.
Meuris: Al hou ik van poëzie die flou is, tegelijk ben ik fan van duidelijkheid. Beschrijven wat je ziet, kan ook heel ontroerend zijn. Als je dat in de studio moet inzingen terwijl de muzikanten erop staan te kijken, overvalt me haast altijd een pijnlijk gevoel van gêne. Je uit je in een taal die voor iedereen heel verstaanbaar is, hè. Daar is lef voor nodig. Het is al vaker gebeurd dat ik schrik van de banaliteit van datgene wat ik op papier heb gezet, maar als ik er dan de muziek bij hoor, weet ik dat het werkt.
‘Gigant’ en ‘Programma 96’ van Noordkaap waren sterk autobiografisch getinte platen. Ik heb de indruk dat jij schrik hebt om je op die manier te uiten, Frank.
Vander linden: Dat weet ik zo nog niet.
Meuris: Het verschil zit hem in directheid. Ik zal het zingen zoals het is, Frank zal er eerder een draai aan geven.
‘Irene’ ging anders wel degelijk over een ex-lief.
Vander linden: Al was dat nummer op zich, behalve de naam en een deel van de beschreven situatie, niet helemaal autobiografisch. Liedjes waarvan mensen denken dat het maar wat rijmelarij is, kunnen dan weer heel persoonlijk zijn. Zoals Radiohoofd: dat vertelt helaas met precisie hoe mijn hoofd functioneert.
Stijn, in augustus pleegde je vriendin Lidia zelfmoord. Ga je de gevoelens waar je nu mee zit in songs kwijt kunnen, denk je?
Meuris: Ik ben totaal in de war. Zodanig dat er momenten zijn geweest waarop ik niet meer wist of ik nog muziek wou maken. Onze relatie was fantastisch, maar Lidia zelf voelde zich plots heel slecht. Het leven werd haar te zwaar. Heel raar, want ze was een levenslustige, optimistische, grappige madam. Het was verschrikkelijk. Het ligt misschien voor de hand dat je daar iets mee doet… ik weet het niet.
Vander linden: Daar is het nog veel te vroeg voor.
Meuris: Al moet ik zeggen dat de nieuwe single Naar Men Zegt er in de verte naar verwijst. Dat nummer gaat over hoe, na zo’n grotesk voorval dat je leven overhoopgooit, andere mensen, goedbedoeld, voortdurend wijzen op wat er is gebeurd en het ook denken te kunnen plaatsen. Mensen komen af met gemeenplaatsen als ‘het leven gaat verder’ en ‘je kunt de tijd niet terugdraaien’. Korte zinnen die levenswijsheid zouden moeten suggereren. Opmerkingen waar de mensen altijd mee weg geraken, maar waar jij als slachtoffer werkelijk niks aan hebt. Je naaste vrienden zeggen zoiets niet, die zijn al zeven stappen verder en voelen zich ook niet verplicht om daar iedere keer weer over te beginnen. Ik heb de afgelopen vijf maanden ook, vreemd genoeg, veel lol gehad. Dat valt voor sommigen heel moeilijk te begrijpen. Want het is hét drama van mijn leven. Wat moet je daar als artiest mee aanvangen? Misschien zijn met Naar Men Zegt alle demonen al uitgedreven. Ik wil zeker geen therapeutische plaat maken.
Vander linden: De therapie kan erin schuilen dat je dát doet wat je graag doet. Dat je dus muziek maakt. De vraag of je het al dan niet van je af moet schrijven, is niet relevant. Een voetballer moet voetballen en een zanger moet zingen.
Meuris: Ze zeggen dat je je beste songs schrijft wanneer je in de misère zit. Ik kan dat, met wat ik nu weet, krachtig ontkennen. Ik heb drie maanden niets op papier gekregen. Mijn hoofd was één warboel. Nu nog trouwens. Ik ben geen hypochonder en ik heb weinig bewondering voor mensen die voortdurend menen ziek te zijn, maar even dacht ik dat ik ook fysiek een weerslag zou krijgen. Ik heb me toen laten onderzoeken en ik was, ondanks het roken, zo fris als een hoentje. Geestelijk maak ik me echter nog altijd zorgen. Ik heb mensen nodig om me heen. Het is gek hoe je, ondanks alle opdrachten en heel veel beweging om je heen, alleen kunt zijn. Er is binnen de groep een bepaalde schroom om het thema aan te raken – logisch, want zo lang ken ik de muzikanten nog niet. Ik herinner me alleen die ene, subtiele opmerking van onze bassist over Naar Men Zegt: ‘Hey, straffe tekst.’ ( zucht) Je kan tegenslagen hebben in het leven, ongelukken, ziektes. Jaren later kan je daar- over zeggen: goed dat me dat toen is overkomen. Maar van wat mij nu is overkomen, zal ik nooit, zelfs niet binnen twintig jaar, kunnen zeggen dat het zijn positieve kanten heeft gehad. Dit is een ramp. Er is iemand dood en ik zie niet in hoe dit me, op welk vlak dan ook, vooruit kan helpen. Zelfs niet creatief.
De zin om te spelen is in ieder geval niet weg?
Meuris: Het heeft me natuurlijk maanden teruggeslagen. Plots werd alles banaal, zelfs het rijden naar een repetitiekot met een zanginstallatie in de koffer. Tot mijn achtendertigste (Meuris is 39 nu) vond ik het absoluut niet banaal om op weg naar het repetitiekot ter hoogte van Tessenderlo in een tankstation snel snel een cola en sandwich te kopen: het was een ritueel, het hoorde erbij. Na Lidia’s dood overviel me bij diezelfde banale stop and go telkens een enorm gevoel van tristesse. Ik vond het ineens stom. Ach, het leven voelt nu heel grijs. Ik ben volstrekt niet suïcidaal aangelegd maar het zijn donkere tijden. Je verliest je scherpte. Het drama kwam ook op zo’n akelig moment. Het was zomer, de zon scheen fel en we waren net terug in de nieuwe bezetting uit de startblokken geschoten. We repeteerden veel, er kwam eindelijk klaarheid in onze plannen, de platenfirma maakte een budget vrij en er werden concerten geboekt. Als je dan zoiets tegenkomt, heb je veel zin om te zeggen: ik ga maar eens een jaar lang boeken lezen. Nu ben ik blij dat het niet in lethargie is ontaard. In het begin had ik zelfs opmerkelijk véél energie. Mensen zeiden: ‘Het gaat precies goed met je.’ Dat kwam natuurlijk als een halve belediging aan. Als je ergens op een normale manier binnenstapte, waren mensen al direct op hun qui-vive. Ik hoorde ze denken: Je ziet zo weinig aan hem, hij vindt het precies niet zo erg. Mensen toch! Ik kan toch moeilijk in een rouwsluier over de grond kruipen. Ik heb nog dingen te doen.
Vander linden: Gelukkig maar. Op zo’n moment heb je structuur nodig. En afleiding. Bij kleine of grote miserie kan werk echt geen kwaad.
Meuris: Ik ben nogal een planmatig mens. Er is een grove GPS in mij die ongeveer het doel aangeeft. Lidia’s dood was uiteraard niet gepland. Voor het eerst stond ik voor een voldongen feit en dat kwam dan nog als een komeet uit de lucht gevallen. Het verandert je, het maakt je bang. Vroeger had ik nooit schrik voor een auto-ongeval, nu rij ik nooit meer op mijn gemak. Vanuit die angst is het moeilijk aan een plaat werken. Je stelt je duizend vragen. Tot anderhalve maand geleden kreeg ik nauwelijks iets geformuleerd. Ja, er is stof om over te schrijven maar je moet je behoeden voor pathetiek. Heb jij daar al ooit last van gehad, Frank, van het blad dat blanco blijft?
Vander linden: Op de duur leer je je daar geen zorgen om te maken. Het komt altijd wel terug. Om Nick Cave te citeren: ‘Ik ben dankbaar voor mijn faalangst, want het is net dat wat me aan het werk zet.’
Zie je jezelf wel eens een sabbatjaar nemen?
Vander linden: Als muzikant niet: ik speel elke dag gitaar. Met De Mens bouwen we wel eens een rustperiode in. Deze zomer blijven we, voor de derde keer al, van de festivals weg. De eerste keer deed dat pijn, maar je beseft snel dat het jou én het publiek deugd doet. Je moet de mensen niet vervelen met je aanwezigheid. In een gezonde groep kán dat: even op de rem staan. Je moet alleen je goesting weten te onderdrukken. Als je al een hele tijd bezig bent, leer je dat wel: alles op zijn tijd. Met de vorige akoestische theatertournee hebben we gemerkt dat we, toen die afgelopen was, direct tien nieuwe potige nummers maakten. De afwisseling doet het hem. Je moet je al eens iets ontzeggen, opdat het eens zo hard terug zou kunnen komen.
Meuris: Wij hebben ons sabbatjaar gehad, alleen: wir haben es nicht gewusst. Ik hoop dat 2004 dat in ieder geval niét wordt.
DE MENS – BLOND & AKOESTISCH
VANAF 29/1 (PREMIERE : CC JEZUS-EIK)
MEER INFO : WWW.DEMENS.BE
MONZA – ELEKTRISCH & AANGRIJPEND
VANAF 29/1 (PREMIERE : ANCIENNE BELGIQUE, BRUSSEL)
MEER INFO : WWW.MONZA.BE
Door Peter Van Dyck Foto Guy Kokken
Stijn Meuris
‘We waren fout bezig met Monza.
ik heb me na NoordkaaP te snel weer in de strijd geworpen.’
Frank Vander linden
‘VLAANDEREN TE KLEIN?
Ik blijf nieuwe dorpen ontdekkeN AL BEN IK twaalf jaar bezig.’
Stijn Meuris
‘dat je je beste songs schrijft ALS je in de misère zit, IS ONZIN.
NA de zelfmoord van mijn vriendin, heb IK drie maanden niets op papier gekregen.’
Frank Vander linden
‘MIJN TEKSTEN ZIJN GEEN rijmelariJ
‘Radiohoofd’ vertelt helaas met precisie hoe het in mijn hoofd functioneert.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier