Zeven jaar na de oprichting van het Vlaams Audiovisueel Fonds – kortweg VAF – weet de Vlaamse film eindelijk ook in Cannes de aandacht te trekken. Een kwestie van meer talent, louter toeval of een beter beleid? Even bellen met VAF-intendant Pierre Drouot.
(D.M.)
Drie Vlaamse films in Cannes: het zal ook jou verbaasd hebben.
Pierre Drouot: Helemaal niet, ik had het zelfs voorspeld. Al tijdens de Berlinale in februari wist ik dat er van onze vijf kandidaten ( de twee anderen waren ‘My Queen Karo’ van Dorothée van den Berghe en ‘Meisjes’ van Geoffrey Enthoven; nvdr) drie geselecteerd zullen worden.’ Het hing in de lucht. Er is meer talent met een andere, meer universele en minder Vlaamse aanpak, er zijn meer middelen die beter worden besteed en het VAF is al jaren bezig met het uitdiepen van de internationale contacten.
Je bedoelt dat we vroeger op al die niveaus niet goed genoeg waren.
Drouot: (Lacht) Ik zeg wat ik zeg. En ik stel vast dat het nu goed is. Buitenstaanders vertellen me dat Vlaamse regisseurs meer dan ooit op zoek gaan naar hun identiteit en onze commissies staan daar ook voor open. Vroeger dienden filmmakers vaak projecten in met de gedachte: ‘De commissie zal het zo goed vinden.’ Nu durven ze meer hun eigen koers te varen omdat ze weten dat ze kans maken op subsidies als het project voldoende kwaliteiten heeft.
Is dit het resultaat van zeven jaar VAF?
Drouot: Deels wel, omdat we voor verscheidenheid kiezen. We ondersteunen persoonlijke films én publiekstrekkers. Daarnaast subsidiëren we ook documentaires en tv-producties, die de jongste jaren in het buitenland trouwens alsmaar vaker opvallen. De middelen blijven beperkt – ons jaarbudget bedraagt 16,5 miljoen euro – en we moeten heel wat dossiers weigeren. Het komt er dus op aan om de beste projectente kiezen en dat hebben we de jongste jaren ook gedaan. Wie geen subsidies kreeg, was gewoon niet sterk genoeg.
Sommige regisseurs klagen nochtans steen en been, vooral omdat de selectie hoofdzakelijk gebeurt op basis van het scenario en omdat ze de competentie van de commissieleden in vraag stellen. ‘Mocht David Lynch een Vlaming zijn, zou die nooit een film mogen maken’, wist een bekende regisseur me te vertellen.
Drouot: Pure quatsch. Ken jij een Vlaamse David Lynch dan?
Neen, maar het punt is net dat we die wegens de huidige selectieprocedure niet kunnen kennen.
Drouot: Het is het klassieke verhaal. Wie subsidies krijgt, vindt ons fantastisch. Wie ze misloopt, vindt ons klootzakken. Dat was vroeger zo, en dat zal na mij ook zo blijven. Ik kan alleen maar vaststellen dat onze keuzes renderen. Trouwens: we kiezen helemaal niet op basis van het scenario alleen. Het is het totaalpakket dat telt. Het scenario moet goed zijn, de regisseur moet goed zijn en het project moet worden ondersteund door een producent die het ook kan dragen. We kunnen maar acht langspelers per jaar steunen. We werken met belastinggeld en zijn dus verplicht omzorgvuldig te wikken en te wegen.
(D.M.)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier