Cultuurverslaggeving in Het Journaal is een oud zeer. Een onbehandelbare reuma waarmee je moet leren leven. Ik heb het niet zozeer over de items die aangebracht worden – ik ben al blij dat er überhaupt aandacht voor is, zo ver ben ik al – maar vooral over de manier waarop ze gepresenteerd worden. Neem nu de verslaggeving omtrent het Filmfestival Gent. Een tiental dagen geleden kondigde nieuwsanker Annelies Van Herck de expo Jacques Tati, deux temps, trois mouvements aan met de volzin: ‘De Franse regisseur Jacques Tati is in het land onder de vorm van een tentoonstelling. ‘ Ze gaf geen krimp toe ze het zei, er was geen zweem van ironie op haar uitgestreken gezicht te bespeuren. Bavo Claes, waar bén je, dacht ik, en ik wenste haar ter plekke een orgasme in de vorm van een oorsuizing toe.
Minstens even ellendig was het verslag van filmjournalist Ward Verrijcken over de Belgische première van En waar de sterre bleef stille staan, het debuut van regisseur Gust Van Den Berghe naar een theaterstuk van Felix Timmermans. Van Den Berghe mocht diezelfde avond ook de derde Jo Röpcke Award in ontvangst nemen, waarmee Knack Focus tegelijk een beloftevol regisseur beloont en de herinnering aan een icoon van de openbare omroep levendig houdt. Iemand moet het doen, zo bleek weer uit het verslag van Verrijcken. De journalist vermeldde noch de naam van dit blad – dat is het minste euvel – noch die van Röpcke. ‘Van Den Berghe ontving een aanmoedigingsprijs uit handen van Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege’, klonk het redelijk onbeschaamd. Dan hadden we hem nog liever horen zeggen dat ‘Jo Röpcke in Gent was onder de vorm van een Award’.
Dit gezegd zijnde: Gust Van Den Berghe is wellicht de enige Vlaming die op dit moment nog een prijs uit handen van Joke Schauvliege (CD&V) wíl ontvangen. De pas afgestudeerde regisseur – En waar de sterre bleef stille staan was zijn eindproject – gelooft dat een inkrimping van de middelen gecompenseerd kan worden door een veelvoud aan creativiteit. Zijn enthousiasme siert hem, maar het houdt geen rekening met het sociale bloedbad dat de op willekeur berustende besparingsdrift van de minister in het brede culturele veld mogelijk zal aanrichten, en dat voor insiders even ingrijpend is als de sluiting van pakweg een autofabriek. Schauvliege is voor de Vlaamse cultuursector wat Saffy in Absolutely Fabulous is voor Patsy en Edina: een ongelukje waarvan ze jarenlang de pijnlijke gevolgen zullen voelen.
PS: Wijlen Jo Röpcke was veertig jaar lang, van 1962 tot aan zijn pensioen in 1991, samensteller en presentator van het onvolprezen filmmagazine Première, het laatste programma van de openbare omroep dat volledig aan de zevende kunst gewijd was. Een man van gewicht, ook al was hij in profiel even dun en afgemeten als de sigaret die – toen mocht het nog op tv – tussen zijn lippen stak. Omroepen in belendende landen zouden niet nalaten om zo iemand te gepasten tijde te eren.
Karel Degraeve
‘Joke Schauvliege is voor de Vlaamse cultuursector wat Saffy is voor Patsy en Edina: een ongelukje.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier