Na de Russen, de Mongolen en de Chinezen maken nu ook de Indiërs kennis met de meest blonde der Vlaamse presentatrices. Roos Van Acker over de smaak van hond, de rochelrap, gênante rooie koppen én het tweede seizoen van ‘Peking Express’.

Door Stefaan Werbrouck, FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER

VANAF MAANDAG 28/2 – 21.05 VT4

Zeg, woon jij eigenlijk alleen?’, vraagt Roos Van Acker als het interview op zijn laatste benen loopt. ‘Waarom?’, vraag ik, terwijl ik me tot tussen mijn tenen rood voel worden. ‘Gewoon. Ik woon sinds kort weer op m’n eentje en ik merk dat ik ongelooflijk vaak tegen mezelf zit te praten. Vroeger deed ik dat ook al, maar de laatste tijd is het toch verergerd, en ik wou eens checken of het nog normaal is.’ (lacht)

Normaal of niet, van ons mocht Roos een tijdlang tegen een bandopnemertje praten. Over Peking Express natuurlijk, het duivels goede reality-programma dat volgende week op VT4 aan zijn tweede seizoen begint.

In het eerste seizoen leverde Peking Express zowat alles wat je van goede reality mag verwachten – en dus alles wat Wit in Vegas niet heeft. Een verschroeiend tempo, kleurrijke kandidaten die elkaar maar nét niet naar het leven stonden en National Geographic-achtige beelden van de steppes van Mongolië en het binnenland van Rusland. De reis eindigde toen in de Chinese hoofdstad Peking, die ditmaal dienst doet als startplaats voor een expeditie die de nieuwe deelnemers tot in Bombay in India moet brengen.

Toch verandert in Peking Express II niet alleen het decor. Ook de spelformule is wat vereenvoudigd en maar goed ook, want vorig jaar moest je al bijna een lidkaart hebben van Mensa om na een paar weken nog uit het gegoochel met amuletten wijs te geraken. ‘Ik herinner me nog dat mijn ma zei: ôRoos, ik kijk heel graag naar je programma, maar het is zo moeilijk om volgen. Als ik donderdagavond thuis kom van mijn werk, kan ik echt niet mee.” Ze moest het opnemen en het dan ’s zondags bij wijze van spreken in haar kamerjas met een kopje koffie bekijken. Ditmaal zit het dus wat minder ingewikkeld in elkaar.’ (lacht)

Vorig jaar was je na de opnames volledig op, zei je. Hoe voelde je je nu?

Roos Van Acker: Een beetje beter: de accommodatie viel mee – in China zijn de hotels bijvoorbeeld bijna allemaal gloednieuw – en ook fysiek was het minder lastig omdat ik ditmaal wist waar ik aan begon. Maar het blijft zwaar om constant op je klok te moeten kijken en van de ene plek naar de andere te hollen. Het programma is en blijft voor vijftig procent chaos. Of neen, maak daar maar tachtig van. (lacht) Je moet een beetje gek zijn.

Producer Ludo Poppe beloofde na de eerste reeks nochtans beterschap voor de presentatoren, die volgens hem aan hun lot waren overgelaten.

Van Acker: Is dat zo? Daar heb ik weinig van gemerkt. (lacht) Maar ik ben geen prinses op de erwt en ik wil ook niet anders behandeld worden dan de rest van de crew. We trekken allemaal aan dezelfde kar en ik voel me niet meer dan een ander omdat ik toevallig presentator ben.

Twee maanden met elkaar optrekken in ellendige omstandigheden haalt natuurlijk niet het beste naar boven in een mens. Al is dat precies de filosofie achter Peking Express hé. Hoe meer miserie, hoe meer mens, en dat geldt niet alleen voor de kandidaten.

Vorig jaar moesten jullie nog voor de start alle auto’s achterlaten aan de grens met Wit-Rusland. Was het begin ditmaal iets minder tumultueus?

Van Acker: Een beetje, al stonden we toch ook met-een met onze voeten op de grond. De eerste dag zijn we in Peking in een file terechtgekomen, ongelooflijk. Het verkeer in China zit echt gigantisch strop, je kunt je dat niet voorstellen. Vorig jaar waren we ook al in China geweest, dus daar wist ik wel min of meer wat ik kon verwachten. Maar het blijft toch raar: Chinezen zijn niet gewoon om een blonde kop te zien en zeker in die kleine dorpjes kwamen ze constant rond mij staan. Enfin, bij Chinezen bleef het nog bij kijken; de Indiërs begonnen overal aan te pampelen en te voelen. (lacht)

Het was weer een avontuur, hoor. We zijn bijvoorbeeld naar de Miao geweest, een Chinees volk dat bekendstaat om zijn zang- en danskunst. Een vrouw die niet kan zingen en dansen mag daar gewoon niet trouwen. Rare toestanden, die wij ons als westerlingen totaal niet meer kunnen voorstellen. Ik heb trouwens ook hond geproefd in China. Heel taai, en absoluut niet lekker. Maar in China eten ze echt alles: ze ontbenen een kip niet, maar hakken ze gewoon in stukken. Dan krijg je de poten, de kop…

Van Rusland herinner ik me vooral nog de diepe armoede en de wodka die er rijkelijk vloeide. Opnieuw veel ellende gezien?

Van Acker: We hebben in industriegebieden in China gezeten waar je de smog echt kon snijden. Wie daar leeft, rookt sowieso zes pakjes sigaretten per dag. China is in de aanloop van de Olympische Spelen ook één grote bouwwerf. Lawaai, je houdt het niet voor mogelijk! In India trouwens ook: in Bombay wonen 15 miljoen mensen en het is er verschrikkelijk druk. Je hoort er constant getoeter: in plaats van richtingaanwijzers te gebruiken, duwen ze gewoon op hun claxon. In India is er ook nog veel miserie, en je hebt er dat verschrikkelijke kastensysteem. De laagste kaste, dat zijn the untouchables, die weigeren ze aan te raken. Als je een heilige koe aanrijdt, dan moet je betalen, maar iemand van de laagste kaste mag je laten liggen. Heel moeilijk, en ze keken al raar als wij gewoon vriendelijk deden tegen die mensen. Maar ik ben blij dat ik het allemaal meegemaakt heb. Het – en hier komt een gigantisch cliché – doet je groeien als mens.

En je kunt wellicht een stuk beter relativeren als je terugkomt.

Van Acker: Zeker. Je merkt dat je over alles een cynische of sarcastische opmerking kunt maken. Ongelooflijk, het stopt niet.

Vreemd dat je cynisch wordt van al die ellende.

Van Acker: Ja, maar je moet wel. Je mag niet beginnen twijfelen als je daar in een armtierige omgeving zit. Je kunt er niet bij stilstaan, omdat je in je achterhoofd moet houden dat je een tv-programma aan het maken bent. We doen onze ogen niet dicht – de armoede komt aan bod in het programma – maar je mag je daar niet in laten gaan. Anders houd je het niet vol.

Een beetje zoals hulpverleners die grapjes maken om wat afstand te bewaren.

Van Acker: Misschien wel, ja. We hebben heel veel gelachen met het spugen van de Chinezen: daar hadden we zelfs een rochelrap over gemaakt.

Een rochelrap?

Van Acker:(schraapt haar keel en spuugt) Zo, allemaal samen in de maat. (lacht)

Begin januari ben je naar Thailand geweest, om er een reportage te maken over de tsunami-ramp. Dat moet een behoorlijke schok geweest zijn.

Van Acker: Ik werd op nieuwjaarsdag opgebeld om te vragen of ik de volgende dag kon vertrekken om een reportage te maken voor Tsunami 12-12 (VT4 ging eerst samen met VRT en VTM de benefietshow organiseren, maar door onderlinge meningsverschillen liep dat spaak. De reportage van Roos was daardoor op Vijftv te zien; nvdr. ). Ik heb onmiddellijk ja gezegd, maar eerlijk gezegd was ik blij dat ik na een week al terug thuis was. Ik kon er niet goed tegen, het was emotioneel heel zwaar. Je hoort al die verhalen en dan zie je die kalme zee en denk je: Een week geleden… Echte journalisten kunnen daar beter mee om, denk ik. We zijn naar het hoofdkwartier van Reuters gegaan om iets door te sturen en die mensen daar – allemaal van die oudere mannen die een sloef per dag roken – reizen van de ene ramp naar de andere. Volgens mij word je daar op den duur immuun voor.

De winnares van Peking Express van vorig jaar, Rani ’t Kindt, heeft net een ‘geluksboekje’ uitgebracht, waarin bekende en onbekende Vlamingen hun definitie van geluk geven. Die van jou: ‘Op een zonnige maandagmorgen om een klein bruin gesneden naar de bakker op de hoek gaan met een brede smile op mijn bleke smoel die mijn hele lijf doet stralen.’

Van Acker: Het zit in de kleine dingen hé. Dat is altijd al zo geweest, maar Peking Express wijst je daar nog eens extra op. Als je jong bent, heb je grote dromen, dan ben je utopisch en idealistisch. Maar naarmate je ogen opengaan en je ouder wordt – ik zou bijna zeggen volwassener, voor zover ik dat ooit zal worden – besef je: het zit in de details.

Al bij al vind ik het toch een vreemde uitspraak voor iemand die zo hard werkt. Je bent niet van de strekking die hard moet werken om te kunnen genieten?

Van Acker: Nee, totaal niet. Daarbij: zoveel werk ik tegenwoordig toch ook niet? Ik zou mezelf geen workaholic noemen. Oké, vroeger misschien wel, maar de laatste tijd is het toch fel verminderd.

Ja, omdat je niet anders kon. Toen je bij VT4 tekende, moest je Studio Brussel opgeven.

Van Acker: Voilà. (lacht) Nu doe ik iets minder en kan ik weer wat meer genieten door me op één ding toe te leggen.

Toen je enkele maanden geleden in dit boekje genomineerd werd voor ‘Mensen van het Jaar’, noemde je je vertrek bij StuBru nochtans de grootste ontgoocheling van 2004.

Van Acker: Ja, maar dat was vooral omdat ik er zelf geen zeg in had. Ik wil altijd alles, ik kan absoluut niet kiezen en als er dan iets uit mijn handen wordt genomen zonder dat ik er zelf voor gekozen heb, dan is dat lastig. Als ik had kunnen zeggen: nu is het genoeg geweest, nu wil ik efkes stoppen, was het gemakkelijker geweest. Maar de keuze is voor mij gemaakt. Nu, het was toch te druk en het is misschien maar goed dat het zo gelopen is, maar ik mis het wel enorm.

Wat mis je dan precies?

Van Acker: Vooral het bezig zijn met muziek. Als je op Studio Brussel werkt, word je verplicht om naar al die nieuwe platen te luisteren en het muzieknieuws te volgen en dat is een beetje weg. Ik koop de platen die ik mooi vind, maar ik hoor ze niet meer allemaal en dat is jammer. Het presenteren zelf, de mensen een beetje amuseren ’s avonds, mis ik ook. Dagelijks live gaan, begon op het einde soms een sleur te worden maar nu ik het kwijt ben, verlang ik er weer naar. Je zit daar in een hokje gewoon twee uur lang lol te maken, van zes tot acht, en dat heb ik nu niet meer. Maar vooruit: ik kan nu toch naar The Simpsons kijken. (lacht)

Ik ga me ook niet in zelfmedelijden wentelen. Ik spreek veel af met de collega’s, ik luister nog altijd naar Studio Brussel en ik presenteer nog een beetje op radio. (op de webradio Roos. fm via Skynet; nvdr.) Daardoor mis ik het niet té erg en kan ik misschien ooit nog wel eens teruggaan. (nadrukkelijk:) Je kunt gewoon niet alles hebben, en het is goed dat ik dat van mezelf besef. Dus ga ik me op één ding concentreren: een paar jaar geleden hield ik me alleen met radio bezig, nu wil ik hetzelfde proberen op tv. En lukt het niet, dan ga ik terug naar radio. Hoor mij nu: ‘Lukt het niet’. Het is al gelukt! Maar misschien moet ik eens iets anders proberen dan reality.

Relativeer je jezelf nu niet te veel? Je lijkt mij toch iemand die zich echt kan ‘smijten’.

Van Acker: Ja, ik wil het goed doen. Ik ben ambitieus, maar dan op een goede manier. ‘Ambitieus’ is trouwens geen lelijk woord; vrouwen excuseren zich daar veel te snel voor.

Al is relativeren wel je tweede natuur. Zie maar die ‘bleke smoel’ in je definitie van geluk. Je laat werkelijk geen gelegenheid voorbijgaan om een…

Van Acker: denigrerende opmerking over mezelf te maken? Ja, ik weet het, ik doe dat altijd.

Waarom precies?

Van Acker: Ik ben gewoon zo. Het komt deels door mijn opvoeding: mijn ouders hebben me altijd voorgehouden dat ik me niet meer mag voelen dan een ander. Daarbij denk ik ook dat het helpt om jezelf altijd in vraag te stellen, of het nu in je job is of in een ruzie met vrienden; zo kom je verder. Ik ben er wel extreem in, dat geef ik eerlijk toe, maar op zich is het een goede eigenschap.

Heb je te weinig zelfvertrouwen?

Van Acker: Vroeger zeker en nu misschien nog steeds een beetje. Iedereen is onzeker maar de een kan het beter wegsteken dan de ander, en ik ben daar helemaal niet goed in.

En toch: toen je tekende bij VT4 werd je als ‘knappe, jonge en avontuurlijke verschijning’ het symbool van de zender genoemd.

Van Acker:(verbaasd) Is dat waar? Allez fijn. (Somt op:) Avontuurlijk, ja, dat is omdat ik Expeditie Robinson presenteer natuurlijk, maar uiteindelijk klopt dat wel. Het jonge begint er stilaan wel af te raken, alhoewel. En knap is ook een leuk compliment. Goh, weet je, eigenlijk vind ik het nog het leukste als ik een beetje reactie kan uitlokken. Mensen moeten mij ofwel verschrikkelijk lelijk vinden, ofwel verschrikkelijk mooi. Of heel goed, of heel slecht. Dat is mijn doel: ik wil geen grijze muis zijn, ik wil het verschil maken, voor zover dat mogelijk is.

Al sta je nu als gezicht van VT4 natuurlijk ook symbool voor ‘Beautiful’ en andere ‘Extreme Makeovers’.

Van Acker:Zijde daar weer met uw stoute vragen, ja? (lacht) Je hebt op elke zender programma’s waar je je niet in kunt vinden. Ik sta niet achter die programma’s en daarom presenteer ik ze ook niet, maar VT4 heeft ze nu eenmaal. Als ik het vergelijk met radio: op Studio Brussel draaide ik ook platen van bijvoorbeeld Within Temptation waar ik van moest kotsen, en ik zei het ook niet.

Euhm, als ik me goed herinner, heb je Within Temptation wél eens met de grond gelijkgemaakt.

Van Acker: Eén keer ja, maar daar heb ik zoveel reacties op gekregen dat het daarna niet meer mocht. (lacht) ‘Draai die plaat omdat het moet en zeg er gewoon niks over.’ Maar iederéén moet dat soort compromissen sluiten. Ik stoor mij daar niet meer aan.

Tegen schenen schoppen, reacties uitlokken: op radio deed je het vaak, maar op tv kan het minder.

Van Acker: Ja, in mijn programma’s zijn de kandidaten het belangrijkst en moet ik meer op de achtergrond blijven. Veel contact heb je ook niet met de deelnemers. Ja, bij Expeditie Robinson praat ik met hen als ze weggestemd zijn, maar daar moet ik ook niet lollig beginnen doen. Veel mensen vinden dat ik anders ben op tv dan op radio – serieuzer, vooral. Maar dat komt doordat mijn rol tamelijk beperkt is. Het is wél de ideale manier om het te leren.

Leren? Bij ‘Robinson’ heb je er al drieseizoenen op zitten!

Van Acker: Oké, oké, maar het kan altijd beter. Er kan altijd aan geschaafd worden. Al heb ik nu het gevoel dat ik de middenweg heb gevonden tussen enerzijds streng de opdracht geven en anderzijds mezelf zijn. Ik vind dat ik daar tamelijk goed in geslaagd ben. Sorry, heel erg goed geslaagd.(lacht) Maar misschien moet ik eens iets anders proberen dan reality. Bij Eurosong Bizz(het programma over Eurosong dat Van Acker in het voorjaar van 2004 maakte voor TV1; nvdr. ) kon ik al meer mezelf zijn. In Robinson ben ik de schoollerares, bij Eurosong Bizz mocht ik bij wijze van spreken al eens een scheetje laten. Dat leunde meer aan bij wat ik was op de radio, bij mijn eigen persoon. Nu, ik ben een paar ideeën aan het uitwerken voor een eigen programma, maar dat zal toch maar iets voor binnen een jaar of twee zijn.

Als VT4 ‘Expeditie Robison’ verliest, kan het een stuk sneller gaan.

Van Acker: Toen het nieuws bekend werd dat Robinson verkocht was en VT4 het misschien niet meer zou kunnen maken (het format is verkocht aan John De Mol en naast VT4 is nu ook Kanaaltwee geïnteresseerd; nvdr. ), maakte ik mij serieus zorgen. Maar nu denk ik: oké, het is een mooi programma, maar doen we het niet, dan komt er wel iets anders. Ik ga niet in een hoekje zitten huilen omdat ik mijn favoriete programma kwijt ben. Van één ding ben ik wel bang: dat ik betaald zal worden om niets te doen. Ik wil werken, en liefst aan iets dat ik zelf bedacht heb. Als ik alleen maar de papegaai zou moeten spelen, dan kan ik daar geen voldoening uit halen. Bij Peking Express moeten wij ook alles zelf doen: de schmink, de kledij, onze teksten, alles. Dat is wel eens vloeken: andere presentatoren kunnen ’s ochtends een uur bij de schmink gaan zitten in de wetenschap dat ze er piekfijn zullen uitzien, terwijl ik er in het beste geval groezelig bijloop. Al weten de mensen dan tenminste dat je ook afziet, hé. (lacht) Maar het doel is: zélf iets maken, samen met een crew.

Zodat je eens in het middelpunt van de belangstelling staat?

Van Acker: Neen, het lijkt me leuk om ooit eens een idee uit te werken dat ik bedacht heb. Oké, ik ga niet ontkennen dat ik graag in de aandacht sta, maar het valt best mee. Je zult me niet op straat zien staan roepen van: ‘Hallo ik ben Roos van Acker, komt dat zien, komt dat zien.’ Ik kruip nog liever weg in een hoekje. Ik vind het nog altijd vreemd dat andere mensen een stap voor hebben op mij: zij kennen mij en ik ken hen niet. Maar het hoort er nu eenmaal bij en ik kan er wel mee om, hoor. Ik heb zeker niet te klagen. Er is maar één probleem: ik krijg heel snel een rooie kop. Dat is ongelooflijk lullig, maar ik kan dat gewoon niet tegenhouden. Als ik op mijn gemak ga winkelen, en ik merk dat ik in iedere rij toevallig telkens dezelfde mensen tegenkom en ik zie ze kijken, dan word ik echt knalrood.

Toch vreemd voor iemand die de reputatie heeft een vranke muil te hebben.

Van Acker: Ja, maar dat zeggen ze zo snel. Ik heb gewoon die stempel gekregen omdat ik af en toe onnozele klap durfde te verkopen op de radio.

‘Hopelijk hebben jullie gisteren even goede seks gehad als ik.’ Het is een klassieker uit de StuBru-geschiedenis.

Van Acker: Oké, ik flap er soms wel iets uit en soms is het ‘klinkt het niet dan botst het’, maar brutaal… Je hebt er ergere, hoor. Ik ben de liefheid zelve, echt waar. Een heel erg braafke.

Stefaan Werbrouck

‘Als je in India een heilige koe aanrijdt, moet je betalen. Maar iemand van de laagste kaste mag je laten liggen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content