Blauwe lucht, zon, en hier en daar wat grijs dat daar niet tegenop kan: zo zou Amsterdam altijd moeten zijn. Ook de hemel van Frank Boeijen is opgeklaard. Na de twee cd’s (‘Vaderland’ en ‘Ballade van de Dromedaris’) waarin hij het verlies van zijn ouders probeerde te verwerken, zit hij met ‘Heden’ weer dichter bij de tijd en bij zichzelf. ‘Ik wou een punt achter dat verlies zetten.’

Door Annelies De Waele

‘Heden’ (V2 Records). Frank Boeijen toert van 1/2 tot en met 24/5 in Vlaanderen. Info: www.frankboeijen.nl

Op 1 februari start Boeijen een zoveelste tournee in Vlaanderen. Als hij hoort dat we uit Gent komen, wil hij meteen een oproep kwijt. ‘Gent is een van mijn favoriete steden en ik heb er twintig keer met plezier in Vooruit, onder de kop Kunst veredelt, gespeeld. Nu mag dat ineens niet meer en moeten we naar de Groenzaal. God weet waarom. Dat vind ik jammer.’

‘Heden’ kwam uit net voor de aanslag op de WTC-torens. Ik neem aan dat jouw lied daarover nu klaar ligt.

Frank Boeijen: Nee, toch niet. Ik denk dat ik nog tijd nodig heb om te zien hoe het zich verder ontwikkelt. Ik ben het niet eens met de aanslagen, natuurlijk, maar ook niet met de antwoorden erop. Ik denk echt niet dat wij hier in het Westen begrijpen hoe wij worden gehaat. Dat heb ik in het verre buitenland vaak ondervonden. Nu het machtsevenwicht is verdwenen, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, heeft de rest van de wereld het idee dat alles moet worden als het Westen. Het kapitalisme, de ‘democratie’ heeft gewonnen, en het lijkt de bedoeling dat iedereen zo moet gaan leven. Daar rijst een enorm verzet tegen, en terecht. Of begrijpelijk, laat ik het zo zeggen. Zo’n aanslag waarmee je 2000 mensen vermoordt, slaat natuurlijk nergens op. Afgrijselijk. Maar aan de andere kant moet het voor ons een signaal zijn.

De tekst van ‘De grote kilte’, een nummer uit ‘Een zomer aan het eind van de 20ste eeuw’, de laatste cd van jou met de Frank Boeijen Groep, gaat over het aan de kant staan en de nieuwe kille wereld analyseren. Je zou die tekst vandaag geschreven kunnen hebben.

Boeijen: Ik hoop het. Ik was toen dertien jaar jonger, misschien wat onschuldiger. We zaten toen in het zogenaamde ‘fin de siècle’, en ik dacht: straks gaat iedereen erover schrijven, ik doe het nu al. Het was het eind van de jaren ’80. Ik wilde een soort tijdsbeeld geven. Die jaren waren een hele kille periode. In 1990 kwam toen de grote omwenteling. De Muur was gevallen, Mandela werd president in Zuid-Afrika. Na die cd leek de wereld weer de goeie kant op te gaan. Dat is uiteindelijk anders uitgedraaid, zowel in Oost-Europa als in heel Afrika. Zoals ik al zei: de balans is weg. Amerika en Europa bepalen wat er in de rest van de wereld gebeurt. En dat gaat natuurlijk niet zomaar.

Je hebt ooit gezegd: ‘Ik geloof niet in veranderingen.’ Vreemd voor iemand die op elke cd toch heel geëngageerd bezig is. Via liedjes probeer je toch iets te bewerkstelligen.

Boeijen: Ik bedoelde het wellicht veeleer psychotherapeutisch dan politiek. Namelijk dat je mensen niet kunt veranderen en dat je zelf in wezen ook niet verandert. Dat je moet leren omgaan met je tekortkomingen, belemmeringen. Je krijgt een kern mee en daar zal je het moeten mee doen. Je kunt ermee leren werken, zodat je er niet aan ten onder gaat of hij je niet in de weg zit. Je moet proberen constructief om te gaan met je gebreken.

Niet toevallig staat ‘Wanneer de lente komt’ van Fernando Pessoa op ‘Heden’. Hij is de man die ‘Het boek der rusteloosheid’ heeft geschreven.

Boeijen: Ik leerde hem jaren geleden kennen, via een vriend van me die toen op sterven lag. Toen las ik hem en het was een beetje abracadabra voor mij. Ik begreep er niks van. Met al zijn heteroniemen en zo. Maar gaandeweg … Nu nog moet ik er niet te veel van lezen in een keer. Het zijn natuurlijk ook maar aantekeningen van hem: een kist die hij achterliet en waar anderen boeken uit samenstellen. Stel je voor dat iemand dat met mijn teksten zou doen. Wat voor beeld krijg je dan? Het is nooit een afgerond geheel, het zijn filosofische gedachten. Wat me erin aanspreekt, is dat het helemaal niet religieus is. En hij beschrijft heel poëtisch het lot van de mens. Telkens als ik zijn werk weer opensla, verbaast me weer de eenvoud. Hoe zijn wereldbeeld was, en zijn beeld van het leven: eenvoudig. Maar donker, ja. Heel existentialistisch.

‘Het leven is niets’.

Boeijen: Waren zijn laatste woorden. Daar zit ook iets in, natuurlijk. ( lacht) Het is natuurlijk wel zo. Ik bedoel: het is alles en het is niets. Nu is het alles. Maar 5000 jaar geleden, ten tijde van de kleitabletten in Mesopotamië, kampten ze met dezelfde problemen als wij nu. Of Plato, of de bijbel: het komt altijd weer op hetzelfde neer: waarom ben ik hier, waar ga ik heen, en hoe ga ik om met het lot? Daarin moet je, heel kort – in tijd is het niks – je weg zoeken. Let wel: ik vind het een geruststellende gedachte. Want wat dacht je van: ik moet nu heel goed doen, anders brand ik straks? Ik heb natuurlijk wel een geweten en moraal, maar tenminste niet iets abstracts dat me dat van boven oplegt.

Je bent niet religieus, maar je zet dat moedergedicht ‘Gras’ van priester-dichter Michel Van der Plas op muziek.

Boeijen: Onder die katholieke dichters had je ook goeie. ( lacht) Ik ben zelf ook katholiek opgevoed. Prachtige tekst, en verder ken ik niet zoveel van hem. Het gedicht werd me opgestuurd door Mathilde Santing, toen mijn moeder net overleden was. ‘Ik heb mijn moeder honderd maal verloren’. Een heel volwassen manier van kijken. Je verliest je moeder bij de geboorte, als de schaar door de navelstreng gaat. En daarna is het alsmaar verdwijnen, tot zij verdwijnt.

Je bent rustiger geworden, zei je naar aanleiding van ‘Heden’. Moeten we dat geloven? Op die cd klinkt het nog altijd ‘Ernstig en onrustig en op zoek naar een lied’. Mogen we je zo samenvatten?

Boeijen: Ook. Maar ik heb ook veel lol, hoor. En ben vaak ook niet op zoek naar een lied. Maar in mijn achterhoofd misschien toch wel. En het gaat er hopelijk nooit meer uit. Samen met de humor, de ironie, de zelfspot, de ontheemding. Een Vlaamse sms’te me: ‘was gisteren zo ernstig en onrustig’. Ik vond dat een mooie combinatie van twee woorden. Ik zou er nooit opgekomen zijn, zij verdient de credits.

In het mooie openingslied ‘De taal van de tijd’ zing je: ‘Ik moet opnieuw beginnen/ Me te herinneren hoe het was./En ik wil het niet weten/ Wat er precies mis was’. Een soort ’tabula rasa’?

Boeijen: Ja. Met deze cd, en ook in het algemeen. Vaderland en De Ballade van de Dromedaris worden vaak in één adem genoemd, hoewel ze erg verschillend zijn. Ze gaan grotendeels over verlies en de verwerking ervan. Ik wilde daar een punt achter zetten, het daar niet meer over hebben.

Is niet over de hele lijn gelukt.

Boeijen: Nee. ( lacht) Maar ik heb het anderen laten zeggen.

Muzikaal vind ik ‘Heden’ niet meteen een nieuwe stap.

Boeijen: Tussen Stormvogels, een live-cd uit ’95, en deze Heden, eind 2001, zitten zes jaar en ‘maar’ drie cd’s. Voor mij is dat een lange periode, want normaal gezien maak ik elk jaar een nieuwe plaat. Het had ook met dat verwerken te maken. We worden allemaal ouder en iedereen gaat dood. Daar kan je niks tegen doen, tenzij ermee leren omgaan. Heden en dit nummer De taal van de tijd zijn pogingen om het er niet over te hebben. Maar het zit wel tussen de regels, natuurlijk.

Deze cd had eens geen duidelijk thema. Grappig dat mensen me dat dan zeggen, alsof een plaat een concept moét hebben. De bedoeling was dat het een verzameling van liedjes zou zijn die ook op andere cd’s hadden kunnen staan. Ach, waar ik erg blij mee ben, is dat er veel mensen heel erg van genieten. En ikzelf ook. Dat is het belangrijkste.

Veel van jouw liedjes gaan over vriendschap, in al haar facetten. Mannen praten bij jou zelfs met elkaar en mogen huilen.

Boeijen: Ja, dat komt ook omdat ik al 25 jaar in een band zit. Als ik niet kan terugvallen op mijn jongens, houdt alles op. Ik ben opgegroeid tussen veel mensen. Ik ben de jongste van tien, met drie broers en veel zussen. Onlangs hadden we weer een familiedag, en zo’n familiegevoel wordt steeds belangrijker voor mij. Het op elkaar kunnen terugvallen. Misschien doordat ik ben opgevoed door zeven vrouwen, is mijn vrouwelijke kant meer ontwikkeld en heb ik minder problemen om over mijn gevoelens te praten. Ik ben ook niet bang van vrouwen, nooit geweest. Ik kan me niet voorstellen dat ik alleen zou zijn opgegroeid.

Met mijn band en de mensen die met ons werken, probeer ik dat familiegevoel weer op te roepen, bijvoorbeeld door samen te eten. Misschien is het ook met het publiek zo: het creëren van verbondenheid en een ogenschijnlijke opheffing van de eenzaamheid.

In de jaren ’80 meenden aandachtige luisteraars dat jij heel ongelukkig was.

Boeijen: Wat heet ongelukkig? Ik ben een geluksvogel, een zondagskind. Ik heb nooit getwijfeld aan wat ik zou moeten gaan doen. Klinkt arrogant, maar het doel van mijn leven heeft altijd vastgestaan, of ik er nu succes mee heb of niet. Dát ik succes heb, is ongelofelijk. Dat ik ervan kan leven, is idioot. Dat mensen alsmaar komen kijken, geweldig.

Doe je daarvoor toegevingen?

Boeijen: Nee, ik maak alleen wat ik mooi vind. Anders houd ik ermee op.

In je dagboek bij de cd ‘Vaderland’ schrijf je dat je op Bali de oervorm van muziek terugvond. Kon je dat vasthouden tot op ‘Heden’?

Boeijen: In Zuid-Afrika, waar ik met Stef Bos een project deed, praatte ik daarover met een zwarte muzikant. Die zei dat muziek uiteindelijk een nabootsing is van geluiden uit de natuur. Ik had daar nooit zo over nagedacht. Muziek is geluid, en ooit is iemand dat geluid gaan namaken. Ik vond in dat dagboek dus het wiel opnieuw uit. Heden vind ik heel natuurlijk klinken, wij spelen ook alles live in de studio. Het is een heel westerse plaat.

En ben je nu een rustiger mens, leef je meer in het ‘Heden’?

Boeijen: Ik denk het wel, ik probeer er elke dag iets van te maken. De zon schijnt. ( lacht)

Deze cd had eens geen duidelijk thema. Grappig dat mensen me dat dan zeggen, alsof een plaat een concept moét hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content