Robbie Williams is al vier jaar clean en nuchter, maar het heeft zijn creativiteit niet aangetast. Na zijn sabbatjaar en zijn opgemerkte comeback op Live8 toverde de meest potente popster van Groot-Brittannië een nieuwe plaat uit zijn boxershort. Aan de vooravond van zijn uitverkochte optredens in Brussel laat hij nog wat meer zien: hij gunt ons een blik op zijn poes, en op zijn wonderlijke leven vol seks, voetbal en scrabble. ‘Iedereen wil in Paleis Broekuit wonen.’
Hoe maak je als popidool je rentree na een jaar van zelfopgelegde ballingschap? Robbie Williams besloot dat een optreden voor twee miljard tv-kijkers de beste manier was: op Live8 trad hij opnieuw voor het voetlicht, in de diepe overtuiging dat de wereld iets speciaals van hem verwachtte. Twintig jaar eerder had Freddie Mercury de show gestolen op Live Aid, nu was het zijn beurt. Maar de druk verpletterde hem. ‘Ik was als de dood dat mijn boosaardige tweelingbroertje dit keer niet zou komen opdagen om me te redden’, zegt Williams terwijl hij een nieuwe sigaret tussen zijn lippen stopt. ‘Normaal neemt mijn evil twin mijn lichaam over als ik op een podium sta. Maar wat als hij nu zijn kat zou sturen? Dan stond ik daar in mijn eentje.’
Door de zenuwen wou hij niemand van buiten zijn entourage zien, dus sloot Williams zich op in zijn kleedkamer, piepte hij af en toe door de blinden naar Madonna, Brad Pitt, Scarlett Johansson en zijn vroegere partner-in-songwriting Guy Chambers, en zette hij het op een dermate venijnig roddelen over hen dat hij er achteraf zelf geschokt door was. ‘Door iedereen in de zeik te zetten en me voor te houden dat het allemaal rukkers waren, wou ik mijn eigen zelfvertrouwen opkrikken.’ Het werkte averechts: het vermoeden dat al die mensen nogal briljant waren en dat hijzelf de drol was, werd er alleen maar sterker door. David Beckham bracht redding: toen die het podium opstapte om Williams aan te kondigen, zag Golden Balls wit als een laken. ‘Als de aanvoerder van het Engelse nationale elftal zenuwachtig was, dan mocht ik het ook zijn. Tegelijk realiseerde ik me dat ik er een sadistisch genoegen in schepte dat hij er niets van bakte: mijn evil twin was wakker geschoten. Op slag had ik mijn zelfvertrouwen terug, en werd het dikke lol.’
Na zijn optreden stoof hij Hyde Park uit, klaar om te feesten. Omdat hij nu vier jaar clean en nuchter is, vermeed hij de verleidingen van de hippe Met Bar en reed hij recht naar zijn huis in West-Londen om er scrabble te spelen met zijn manager. Hij won, zoals altijd. Later had hij een potje seks. ‘Wel, ik noem het seks, maar dat was het eigenlijk niet helemaal. Meer zoenen, knuffelen en lepeltjes liggen.’
Met wie dan?
Hij kruist de armen.
‘Met een dame.’
Belachelijk geniaal
Drie jaar nadat hij een nieuw contract met EMI negotieerde (naar verluidt goed voor 115 miljoen euro) en één jaar na zijn greatest hits-plaat – doorgaans het begin van de finale rit richting pensioen – is Robbie Williams terug met een nieuwe cd. Hij heet Intensive Care, omdat Williams nooit méér energie in zijn songs heeft gestoken dan nu. Althans volgens de promo-prietpraat. Coauteur en producer is Stephen Duffy, wiens inbreng in de single Radio (2004) zo succesvol was dat zijn tijdelijke status van ‘vervanger van Guy Chambers’ werd omgezet in een vast contract.
Duffy en Williams, het blijft een raar huwelijk. Duffy (45) zit al 23 jaar in het vak, maar geen hond die daar iets van had gemerkt. In 1977 stichtte hij samen met Nick Rhodes Duran Duran, maar trapte hij het voor de grote doorbraak af. Acht jaar later voegde hij ‘Tin Tin’ tussen zijn voornaam en zijn familienaam en had hij een pophit met Kiss Me – al wordt hij liever niet aan die episode herinnerd. De voorbije tien jaar was hij de frontman van het sympathieke folkcombo Lilac Time, dat nooit meer dan 15.000 exemplaren van een plaat heeft verkocht. Duffy heeft er naar eigen zeggen nooit aan getwijfeld dat hij ‘een aanzienlijk talent’ had, maar zelfs hij zal toch moeten toegeven dat deze promotie onverwacht kwam?
Duffy: ‘Welleuh… Mijn carrière is nooit erg voorspelbaar geweest, maar nee, dit had ik echt niet durven hopen. Een kans om met Rob te werken sla je niet af. Ik weet dat nogal wat mensen een negatief beeld van hem hebben, maar dat is een Engelse ziekte. Robbie is een… belachelijk getalenteerd schrijver. Wat hij allemaal verzint, dag na dag… Hij is een muzikaal genie.’
Duffy, rank als een riet en liefhebber van kasjmiermotiefjes op zijn hemden, is een rustige, erudiete man die zijn woorden wikt met de voorzichtigheid van iemand die voor het eerst met stokjes eet. Is hij tevreden over de nieuwe plaat? ‘Ik ben vooral blij dat iedereen er blij mee is. Ik had nog nooit een plaat geproducet, en de verantwoordelijkheid was bijna ondraaglijk. Ik heb veel tijd gestoken in doen alsof ik wist waar ik mee bezig was. Maar om eerlijk te zijn: ik had er geen idéé van.’
De twijfels van Williams’ nieuwe rechterhand ten spijt is Intensive Care het bewijs dat Robbie er in het post-Guy Chambers-tijdperk nog altijd staat. De zelfverminking houdt hij tegenwoordig binnen de perken, maar hij grossiert nog altijd in melancholie. Anderhalf jaar geleden werd Williams 30: het sein om zich te gaan wentelen in nostalgie. Dag in, dag uit draaide hij zijn favoriete muziek uit de jaren 80 – When Love Breaks Down van Prefab Sprout, Life in a Northern Town van The Dream Academy, Louise van The Human League – en zwolg hij in de hartenpijn die ze opriep. Nachtenlang zocht hij op de website Friends Reunited.com naar zijn oude maats. Waarom was hij hen uit het oog verloren?
‘Mijn schooltijd was super’, zegt Williams. ‘Niet de lessen, natuurlijk, maar de vrienden. Ik ging ervan uit dat we onafscheidelijk waren, maar toen ik op mijn zestiende bij Take That ging zingen, bleek hoe fragiel de band was. Toen ik een jaar later weer thuiskwam, waren zij veranderd, ik ook, en we groeiden uit elkaar. Ik was er kapot van. En dat ben ik nog altijd.’
Vandaar dat nieuwe songs als Ghosts, Spread Your Wings en The Trouble with Me vol zitten met referenties naar een verleden dat hij graag zou overdoen? Williams: ‘Nee, nee!’ Ik ben er overheen. Echt. Ik bedoel: kijk eens wat ik sindsdien allemaal heb bereikt…’ Heel even laait het vuur in zijn groene ogen op. ‘Ik ben gelukkig nu, echt waar. Gelukkiger dan ik ooit ben geweest. Denk ik.’
Robbies hobby’s
De afgelopen drie jaar woonde Williams in de verheven afzondering van de Hollywood Hills. Zijn optrekje, gelegen tussen dat van Brian Wilson en dat van Tom Jones, is meer een flatgebouw dan een huis. Draaitrappen, slaapkamers, landschapstuinen, een zwembad en eeuwige vergezichten over filmstudio’s, besneeuwde bergtoppen en smog. In de garage staan sportwagens die nooit zullen rijden (hij kan niet rijden) en motoren die hij alleen op circuit uittest (hij is bang in het verkeer).
Williams mag dan single zijn, zijn huis is nooit leeg. Als we een maand na Live8 bij hem aanbellen, zijn z’n vriend Jonathan Wilkes en diens vrouw er al vijf weken met vakantie. Er is ook altijd zijn assistente, Josie, die zijn hele leven met militaire efficiëntie bestiert, zijn manager David Enthoven, een kok, een huishoudster en een bodyguard (een gewezen para, Pompey).
Het is twee uur, en Williams staat net op. Hij is een nachtdier dat nooit voor vijf uur ’s ochtends in bed kruipt, waardoor het ontbijt meer weg heeft van een lichte lunch. Hij strompelt de Gone with the Wind-draaitrap af, gekleed in slechts een Calvin Klein-boxershort en zijn tatoeages, geeuwt uitgebreid en schudt me stevig de hand. We lopen naar zijn kantoor, waar Wilkes, zijn vrouw en Josie zitten te wachten. Net voor hij aan zijn bureau gaat zitten, geeft de beroemde zanger een kunstje ten beste: hij propt zijn edele delen tussen zijn benen, trekt zijn short omlaag en gunt ons een blik op zijn ‘poes’ (die gebaat zou zijn bij wat Braziliaans trimwerk). Waarna hij een zwarte linnen broek aantrekt, zich naar mij draait en vraagt: ‘Zin in een partijtje scrabble?’
Sinds hij de drank en de drugs heeft afgezworen, heeft hij iets beschaafdere hobby’s ontdekt. Films bekijken, kaarten, backgammon spelen, bijvoorbeeld. En sinds kort is hij helemaal in de ban van scrabble. Competitief als hij is, heeft hij het hele woordenboek dat bij de Scrabble-doos zit vanbuiten geleerd. Na 90 minuten, waarin hij ons heeft gerold met woorden als oo (een Schotse afleiding van wool) en ax (de Amerikaanse spelling van axe), is het voorbij.
‘Hoe groot is mijn voorsprong?’, wil hij weten. Ik tracht hem duidelijk te maken dat cijfers zwaar worden overschat. Hij heeft gewonnen. Ruim zelfs.
‘Ik reken het straks zelf wel uit’, grijnst hij. Ik wed dat hij het meent.
De zon gaat stilaan onder, en we maken ons op om naar buiten te gaan (wat volgens Williams meer dan een maand geleden is). Hij en Jonathan Wilkes monsteren mij van kop tot teen, en beginnen te lachen.
‘Nick, hoe groot is jouw lul?’ vraagt Williams.
‘Mijn lul?’
‘Yep. Johnny en ik vroegen ons af of we jou eens in je gat zouden pakken.’
Paleis Broekuit
Na enig onderhandelen wordt beslist dat mijn achterwerk met rust zal worden gelaten en dat we ons zullen beperken tot andere homoseksuele handelingen. Zoals daar zijn: cappuccino drinken in het Beverly Hills-filiaal van Starbucks (vaste klanten zijn onder meer Demi Moore en leden van Kiss), en daarna de laatavondvertoning van Batman Begins bijwonen. Vier uur lang loopt Robbie tussen Gewone Mensen – voor zover dat in Beverly Hills mogelijk is – en niet één keer wordt hij herkend. Thuis zou zoiets ondenkbaar zijn. Hij is om twee redenen uit Engeland weggetrokken. Ten eerste liep de situatie met enkele stalkers er compleet uit de hand (één van hen, die een bombrief in elkaar aan het knutselen was, zit nu levenslang in de cel). Ten tweede was de druk van de roddelpers ondraaglijk. In Groot-Brittannië had hij geen schijn van een normaal leven. Hier in Californië kan hij ongegeneerd zijn zin doen, volstrekt anoniem.
‘Ik heb hier relaties gehad met meisjes van alle slag – uit Californië, Arizona, Jamaica, en er zat geen enkele bekende tussen. Ze duurden tussen één nacht en vijf maanden, en er wordt nooit over geschreven.’ Hij lacht. ‘Hier kan ik mijn Grote Liefde zoeken zonder dat de tabloids de boel verpesten.’
Die zoektocht, geeft hij schaapachtig toe, wordt met de dag hopelozer. ‘Ik heb alles in het leven, behalve liefde.’ Hij kreunt. ‘Ik wéét dat jullie plezier gaan beleven aan die quote en hem waarschijnlijk op de cover gaan zwieren, maar het is verdomme waar.’
Waarom het met l’amour niet lijkt te lukken, weet hij niet. Misschien staat zijn aanleg voor verslavingen een huiselijk leven in de weg. Maar er is nog iets, wat de wereld van hem niet verwacht: Robbie Williams Is Verlegen.
Williams: ‘Echt waar. Als ik een meisje leuk vind, slaat mijn tong in een knoop. Maar dat kan ik me niet meer veroorloven. Ik ben 31, het moet vooruitgaan. Dus stap ik tegenwoordig op zo’n meid toe en begin mijn lijstje op te dreunen: Hoi, ik ben Rob. Hoelang ben je hier al? Wat doe je zoal? Hou je van LA?’ Altijd weer dezelfde vragen, en intussen hou ik de schijn op dat ik luister.’
Eenn tweede handicap (hier komt nog een schok:) is dat Williams’ libido het begint te laten afweten. ‘Ik kan me niet herinneren wanneer ik nog eens behoorlijke seks heb gehad. Maar weet wat je wat? Dat is oké. Wat kan mij het schelen. Als een meid naar hier komt en blijft slapen, weet je in negen op de tien gevallen toch dat je niet met dat mens wil ontbijten. Dat ze allemaal mijn kop met rust laten.’
En dan is er nog een complicatie. Op wat strippers na (‘Ik kan natuurlijk altijd met een stripper slapen, maar ze zou haar verhaal verkopen. Dat doen ze altijd.’) willen alle vrouwen die hij tegenkomt méér dan een snelle wip. ‘Wat wordt er toch een heisa gemaakt over Slapen Met Robbie Williams, zeg! Ze zien hun kans om in Paleis Broekuit te komen wonen. Ze zien de traphal, de originele Andy Warhols, de kok, en dan komen ze tot een rare conclusie: ‘Als ik niet meteen met hem slaap, zal hij me meer respecteren.’ En als ik ze meer respecteer, komt er misschien wel een relatie van, en een huwelijk, en kinderen, de hele rimram. Geloof me, dat kan frustrerend zijn. Vooral als ik alleen zin heb in betekenisloze seks.’
Niets dan kommer en kwel, dus? Ach, hij heeft het tegenwoordig zo slecht nog niet. Hij heeft een geweldige carrière. ‘Natuurlijk zou ik ook in Amerika willen doorbreken, wat dacht je? Coldplay doet het hier goed, en dat is puur omdat ze er keihard aan werken. De voorbije zeven jaar heb ik hier minder dan twee maanden promotie gevoerd. Zo lukt het natuurlijk nooit. Maar emotioneel zou succes in de VS een ramp voor me zijn. Pure gekte. Serieus, roem moet hier de hel zijn.’
Dat is dan geregeld: het komende jaar zal hij Intensive Care ad infinitum promoten in zowat elk dorp ter wereld, behalve in de VS. Williams: ‘Ik win elk jaar de Europacup. Dat is toch ook niet slecht?’
Chubby Williams
De volgende dag is Williams gespannen. Na vijftien jaar promopraatjes heeft hij geleerd journalisten niet te vertrouwen. Valt dat even tegen: ik ben journalist, en vandaag neem ik al onze gesprekken op. In zijn thuisland verkoopt Williams waanzinnig veel platen en is hij een merknaam, maar hij wordt er met beide voeten op de grond gehouden door media die hem consequent ‘die dikke danser van Take That’ noemen. Noel Gallagher (de quote komt natuurlijk van hem), zet hem in de pers dagelijks te kakken, de tabloids schieten in het wilde weg op hem, en Williams is ervan overtuigd dat zijn collega’s op hem neerkijken. Toen Coldplay in LA was, nodigde hij de band uit voor afternoon tea. De drie die níét Chris Martin heten, waren oké. Chris Martin was niet oké. Williams vond hem afstandelijk, zelfingenomen en hatelijk. ‘Hij is ook wat getikt, hè?’ Williams tikt met zijn wijsvinger tegen zijn slaap. ‘Ik zat naar hem te luisteren en kon alleen meer denken: heu?’
Spanning dus. Komt daarbij dat we behalve dit interview ook nog een electronic press kit opnemen voor MTV, waarvan de beelden wereldwijd zullen worden uitgezonden. Williams zit steeds meer te draaien op zijn stoel, laat nadrukkelijke stiltes vallen, mompelt wat en maakt zich zorgen dat zijn haar te poedelig staat. Later op de dag in zijn home studio, waar hij foto’s van U2 heeft ingelijst, vertelt hij dat zijn sabbatjaar hem met een vals gevoel van veiligheid heeft opgezadeld. ‘Soms kijk ik rond in huis’, zegt hij, wijzend naar de luxe, ‘en weet ik dat ik nooit meer buiten wil. Ik voel me hier gekoesterd. Maar platen opnemen maakt mijn leven zinvol. En dat heb ik echt nodig. Zeker nu, nu ik me beter in mijn vel voel. Vroeger haatte ik mezelf en wat ik was geworden. Ik vond dat ik kak was, ik had medelijden met mijn publiek dat naar zo’n kut als ik was komen kijken. Maar ik ben weerbaarder geworden.’
Hij zou bijna vertellen dat hij zich gezond voelt, wat in zijn geval wel heel ongewoon zou zijn. ‘Ik doe mezelf nog altijd geweld aan, alleen met iets meer mate dan tevoren. Maar ik neem nog altijd dingen op – mentaal en fysiek – die ik beter zou laten. Meer wil ik daar niet over zeggen. Maar een stuk van mij wil nog altijd van alles véél, dus probeer ik de grenzen van mijn nieuwe soberheid zo veel mogelijk uit te rekken.’
De driedubbele espresso’s en sigaretten zijn er nog. Net als een verslaving aan antidepressiva, waar hij een grondige hekel aan heeft. ‘Begin dit jaar heb ik geprobeerd ervan af te kicken, maar mijn lijf is er verslaafd aan. Zonde. Maar je kunt niet alles hebben in het leven, zeker?’
Bovendien doen die antidepressiva hun werk: ze geven Williams het evenwicht dat hij al zo lang zocht, en zelfvertrouwen. Maar alleen zijn lukt hem niet. ‘Ik heb lang gedacht dat ik abnormaal was omdat eenzaamheid me zo bang maakt, maar blijkbaar hebben veel mensen er last van. En het is toch niet zó erg om mijn vrienden rond mij te willen? Je moet je eigen beste vriend zijn, zeggen ze altijd. Ik zie niet in waarom.’ Dus omringt hij zich met maatjes, zakenpartners en personeel. Jonathan Wilkes gaat mee op tournee om hem gezelschap te houden, en journalist Chris Heath mocht hem anderhalf jaar schaduwen om zijn biografie, Feel, voor te bereiden, maar vooral omdat Williams hem een toffe peer vond. ‘Daar is toch niets mis mee?’ zegt Williams. ‘Daarnaast is het heel handig om mijn leven te laten documenteren. Ik zou me er zelf nooit mee kunnen bezighouden, en het moét gedaan worden. Er lopen psychopaten rond die me door het slijk willen halen, en door zelf documentaires (zie: Nobody Someday) en biografieën te maken, kan ik zeggen: Kijk eens, ik ben geen lul. Ik ben oké, ik meen het…’ Met een schok schiet hij wakker uit zijn redenering. ‘Anyway… Kom op, we gaan voetballen.’
Drie tot vijf keer per week gaat Williams voetballen op het veld dat hij boven aan Mulholland Drive heeft laten aanleggen. Doorgaans staan Billy Duffy (gitarist van The Cult) en Steve Jones (gitarist van de Sex Pistols) in de ploeg, maar vandaag is de opkomst wat magertjes. Het is zonder twijfel de enige reden waarom ik mag meespelen. Het is voor mij van de middelbare school geleden. Mijn longen vloeken als een ketter en mijn ploegmaats vermijden te allen prijze naar mij te passen. Op dat moment komt tv-kok Gordon Ramsay aan, pas overgevlogen uit New York. Ramsay begint op slag iedereen te commanderen, zegt om de drie woorden ‘kut’ en deelt tackles uit alsof hij met de invasie van Polen bezig is. Wanneer Williams de bal loeihard tegen hem aanknalt, heeft dat meer met testosteron dan met een ongelukje te maken. Terug thuis, in bad, kan Williams zijn plezier niet op. ‘Ramsay was vroeger een profvoetballer, wist je dat? En wij hebben gewonnen!’
Horus Pocus
Een week na mijn bezoek aan Los Angeles is Robbie Williams in Londen, om te repeteren voor een minitournee. De band overloopt alle songs van de nieuwe cd. Het klinkt goed, maar er zit geen leven in, meent Williams. Hij haat repetities, dus waarom zou hij zich deze keer wel amuseren? Dan was die fotosessie van gisteren geestiger, met hemzelf en vijf naakte vrouwen in de hoofdrol. ‘Ik heb er één bestegen’, gnuift hij. ‘Alleen voor de foto, jammer genoeg. Ik vond het een goed idee om mijn hoofd tussen haar benen te stoppen. Het was een fan-tas-tisch plan.’ Gelachen, daar niet van, maar Williams wil meer. ‘Ik heb een behoorlijke relatie nodig als ik niet bij Scientology ingelijfd wil worden’, zegt hij, en het hikje erachteraan moet doen vermoeden dat het maar om te lachen is. Dat is het niet. Vorige week was hij op een ongewoon feestje in LA. Ongewoon, alleen al omdat het zo leuk was. Later kreeg hij te horen waarom: het was een party van Scientology. Néé, hij kreeg er niet de stuipen van en néé, ze hebben niet geprobeerd hem te hersenspoelen. En als ze hem nog eens uitnodigen, gaat hij zeker. ‘Misschien zit ik in een spiritueel dipje omdat ik single en eenzaam ben. Ik sluit niets uit. Scientology, boeddhisme, Kabbalah… als het mijn leven blijer en makkelijker maakt, doe ik het. Waarom niet? 2000 jaar geleden lachten ze ook met het christendom.’
‘Vandaag ook nog hoor’, merken we op.
‘Dat slag volk foetert op alles. Ik niet. Het fascineert me.’
‘Is dit dan niet het bewijs dat je al te lang in Californië woont?’
‘Gezeik! Je hoort me toch niet zeggen dat ik me bij Scientology ga aansluiten?’
We trekken een wenkbrauw op.
‘Luister, ik trek er gewoon mijn neus niet voor op. Ik ben er vaag in geïnteresseerd, maar de kans is groter dat ik me verdiep in de geest van Horus (Williams heeft zich onlangs op magie en occultisme gestort; Horus is een Egyptische godheid, nvdr) dan dat ik pinten ga pakken met Tom Cruise en John Travolta, oké?’
‘Oké. Geloof je echt in magie?’
‘Man, iedereen wil toch speciale krachten? Eigenlijk ben ik nog altijd een jongetje dat speciaal wil zijn.’
© GQ / Vertaling en bewerking: Bart Cornand
‘INTENSIVE CARE’
UIT BIJ EMI
ROBBIE WILLIAMS TREEDT OP 13 EN 14 JUNI OP IN HET KONING BOUDEWIJNSTADION.
Copyright GQ/vertaling en bewerking: Bart Cornand
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier