Vanaf zondag maakt de meest aimabele rotzak van Vlaanderen opnieuw zijn opwachting in ‘Het Geslacht De Pauw’. Een gesprek met de man achter Tom De Pauw: ‘Soms denk ik: wat voor een onnozelaar ben jij eigenlijk?’ Door Stefaan Werbrouck
‘HET GESLACHT DE PAUW 2’
VANAF ZONDAG 23/1 – 20.15 ééN
Ik spring van het ene op het andere’, zegt Tom Waes. Een beetje zoals Tom De Pauw dus, denken wij – mensen van slechte wil – er dan bij, maar dat is allesbehalve eerlijk. Want de Tom Waes die in een hip Antwerps café tegenover ons zit, lijkt enkel qua uiterlijk op zijn alter ego in Het Geslacht De Pauw. Het is moeilijk om in hem de louche bruut te zien die in het eerste seizoen van de satirische reality-soap zonder scrupules zijn geliefde Tine bedroog en in de laatste aflevering zelfs zijn arme broer Benny meesleurde in zijn web van leugens en intriges. Dat vraagt om een rechtzetting!
Ben je niet beschaamd, Tom?
Tom Waes: Ik weet het, wat ik allemaal niet gedaan heb! Ik heb soms echt na het einde van een scène tegen Tine gezegd: ‘Sorry, ik zou zoiets in het echte leven nooit doen.’ (lacht) Toen ik met mijn vrouw zat te kijken, heb ik ook dikwijls een stoemp gekregen, zo van: ‘Wat voor een smeerlap ben jij!’ Dit seizoen is het al niet veel beter. Ik heb dingen moeten doen waarvan ik dacht: wat voor een onnozelaar ben jij eigenlijk? Ik ben blij als ik eens lief mag zijn.
Toch vinden veel mensen hem sympathiek.
Waes: Heel raar. Veel mensen zeggen: ‘Ge zijt een absolute klootzak, maar ik vind het wel goed.’ Ik heb hetzelfde gevoel: het is een bullebak en een agressieveling, maar ik heb hem nog nooit zien vechten om niets. Mijn favoriete scène uit de eerste reeks – en ook die van Bart – is als Benny wordt beklad en wij erop uit trekken om die mannen een pak rammel te geven. Daarom houden de mensen van hem, omdat hij niet alleen maar een klootzak is. In het tweede seizoen gaan we daar op door, bij ieder personage. We laten meer dimensies zien.
Jullie moeten veel improviseren. Flap je er soms iets uit waarvan je denkt: Waar komt dat vandaan?
Waes: Tom De Pauw is natuurlijk een heel dankbaar personage, omdat ik alles mag zeggen en doen wat in me opkomt. Dat is zalig, maar het heeft weinig met mij te maken. Ik weet gewoon perfect waar dat personage naartoe gaat, wat hij in bepaalde situaties zou doen. Dat is ook zo leuk aan Barts ideeën: die zijn zo goed dat je meteen verder kunt. Als hij zegt: ‘Er komt een nieuwe babysit, een Russische van twee meter’, dat is gefundenes Fressen, hé.
Die dreigende blik van Tom De Pauw, waar heb je die geleerd? Je hebt een verleden als portier, heb ik me laten vertellen.
Waes: Ja, ik heb drie of vier jaar aan de deur gestaan en daar leer je zoiets wel. Ik heb heel weinig gevochten, bijna nooit eigenlijk, tenzij het echt onvermijdelijk was. En toen ik begon was ik pas 21 hé, piepjong en onbezonnen. Maar mijn collega-portier, een homo van veertig en een beer van een gast, heeft me geleerd om me in te houden en me als gastheer op te stellen. Hij was ook niet zo’n clichéportier die kijkt of de mensen de juiste schoenen aan hebben. Zijn criterium was: komen ze om zich te amuseren of om boel te zoeken? Als er zes gasten in smoking aan de deur stonden te roepen dat ze een wijf wilden, dan bleven die buiten. Maar twee Marokkanen die plezier wilden maken, die lieten we wel binnen. Het is heel raar, maar zoiets werkt: als je uitlegt waarom iemand niet binnen mag, dan aanvaardt die dat. Natuurlijk: als je met drie man aan de deur staat, dan moet je al een straffe gast zijn om ruzie te zoeken (lacht).
Hoe word je op je 21e eigenlijk portier? Het lijkt me niet de vervulling van een kinderdroom.
Waes: Ik ben op mijn achttiende naar Antwerpen verhuisd en daar beginnen werken als kelner. Na mijn werkuren ging ik veel uit, ik leerde veel mensen kennen en zo ben ik op een dag gevraagd om portier te worden. En omdat ik het opdienen toch moe was, heb ik dat aangenomen. Eigenlijk was dat een heel leuke periode, alleen verschrikkelijk vermoeiend, je houdt dat niet langer dan een paar jaar vol. Daarna ben ik beroepsduiker geworden.
Een carrièrekeuze die wel vaker voorkomt.
Waes:(lacht) Ik weet het. Het is al mijn hele leven zo. Ik spring van het ene op het andere. Maar ik wou wel van jongs af aan duiker worden. Volgens mijn moeder ging ik elke woensdagmiddag al naar mijn grootouders om op tv naar Cousteau te kijken. Vanaf het moment dat het mocht, op mijn achttiende, ben ik dan ook beginnen duiken, voor de sport. Na mijn humaniora ben ik eerst nog aan Germaanse Talen begonnen, samen met Tom Lenaerts trouwens, maar ik ben daar net als Tom al snel mee gestopt. Toen ben ik portier geworden, maar omdat het nachtleven toch niet mijn ding was, heb ik dat ingeruild voor iets wat ik wél wou en kon doen. Duiken dus. Ik heb dat heel graag gedaan, dat was een superjob. Ik heb veel in het buitenland gezeten, bij de opgravingen voor het TGV-station in Grenoble bijvoorbeeld. Alleen was het te gevaarlijk. We waren een beetje de cowboys van de sector: we namen opdrachten aan waar andere duikers niet aan wilden beginnen. Als ze niemand vonden, dan belden ze ons. Soms kom je in situaties terecht… als je dan kinderen begint te krijgen, is de zin vlug over natuurlijk.
Dus dacht je: op naar de televisie!
Waes: Toen ik stopte met duiken, heb ik naar Tom gebeld – toen nog een van de bazen van Woestijnvis – om te zeggen dat ik werk zocht op tv. Op dat moment was er niets, maar hij heeft dat wel in zijn hoofd gehouden en toen Bart met De Quizmaster begon, heeft hij gezegd dat ik eens met Bart moest babbelen. We hebben afgesproken en vanaf het eerste moment klikte het.
Maar waarom televisie?
Waes: Ze zeggen dikwijls dat je voor televisie niet gestudeerd moet hebben. Dat klopt niet helemaal, je hebt voor een job in de tv-wereld best wel gestudeerd, maar er zit een grond van waarheid in. Ik vind dat je als redacteur veel op je intuïtie moet kunnen vertrouwen en dat leer je niet op school. Ik heb drie keer het vierde middelbaar overgedaan, ik kan heel goed spellen dankzij alle straf die ik heb moeten schrijven, maar ik ben er toch maar geraakt. Al zeg je dat beter niet tegen mijn kinderen, want die probeer ik ervan te overtuigen dat ze echt hun best moeten doen op school (lacht). Voor De Quizmaster heb ik een kort gesprek gehad met Wouter Vandenhaute dat totaal niet over televisie ging. Wouter heeft gewoon gecheckt of ik gezond verstand had en sociaal genoeg was om redacteur te worden. Bij De Quizmaster moest ik wat vragen verzinnen, maar tachtig procent van mijn job bestond erin BV’s ervan te overtuigen om mee te doen. Zoiets leer je niet op school.
In ‘De Quizmaster’ heb je ook voor de eerste keer geacteerd.
Waes: Ja. Na de proefaflevering bleek dat een echte quiz toch niet echt Barts ding was, dus moesten er ineens filmpjes in. Alleen: daar was geen budget voor dus moesten wij, Bart en de redacteurs, alles gewoon zelf spelen.
Je tv-carrière is ondertussen indrukwekkend. (neemt diep adem:) Redacteur bij ‘De Quizmaster’, bij ‘Via Vanoudenhoven’, bij ‘Alles Komt Terug’, bij ‘Kan Dit?’, producer van ‘De Nationale Test’, regisseur van ‘De Planckaerts’, ‘Het Geslacht’…
Waes: Ja, al heb ik daar nooit bij stilgestaan. Dat is heel vreemd. Als je ziet waar ik nu zit, terwijl ik pas vijf jaar geleden op tv begonnen ben! En het is niet dat ik toen heb gezegd: over vijf jaar wil ik een rol spelen in Het Geslacht De Pauw. Ik heb nooit iets nagestreefd.
Je bent duidelijk geen ‘man with a plan’.
Waes: Rob Vanoudenhoven zei me ooit: ‘Als ik morgen weer in een café moet gaan werken, zou ik dat niet erg vinden.’ Ik kan me daar wel in vinden. Aan de andere kant moet ik wel zeggen dat ik de indruk heb dat ik dit nog lang zal doen. Omdat ik bijlange niet het gevoel heb dat het al vijf jaar hetzelfde is: ik heb vragen verzonnen, in een archief gezeten om oude filmpjes te zoeken, ik heb Jean-Claude Van Damme binnengeluld in Via Vanoudenhoven, ik heb met de Planckaerts tot aan mijn knie-en in het slijk gestaan in de Ardennen, ik heb met Het Geslacht in mijn broek gepist van het lachen. Voor tv werken is veruit het leukste dat ik al heb gedaan.
Je volgende project is de Vlaamse versie van ‘Trigger Happy TV’, een Brits verborgencameraprogramma.
Waes: Ja, daarvan zijn de opnames bijna afgelopen en dat zou begin maart op VTM moeten komen. Trigger Happy TV is eigenlijk niet echt verborgen camera, maar meer een snelle opeenvolging van sketches waarin mensen in de maling worden genomen. Ik sta verkleed als politieagent aan een bushalte te wachten, de bus stopt en terwijl de mensen uitstappen, steek ik een boete tussen de ruitenwissers en zeg: ‘Ge moogt hier niet parkeren. Ge moet het maar leren.’ Die blik van die mens! Zo’n sketch duurt tien seconden, maar je moet daar zo hard mee lachen! En zo zitten er een vijftigtal in één programma.
Je ogen beginnen meteen te blinken…
Waes: Ja, het is super om te doen. Maar het blijft wel allemaal onschuldig omdat de sketches zo kort zijn. Bij Kan Dit? speelden we soms anderhalf uur lang met iemands voeten. Ik heb zo ooit bijna een pak rammel gekregen. Ik stond in een autoparking in Antwerpen vlak voor de slagboom met iemand een klapke te doen, terwijl de file achter ons aangroeide tot op de derde verdieping. Toen men begon te beseffen dat die slagboom niet kapot was, man, dat was echt een collectieve woede. De productieploeg is daar echt uit de auto moeten springen om ons te redden.
Als ik alles eens overloop: je lijkt mij heel impulsief.
Waes: Absoluut, ik ben heel onbezonnen. Om een voorbeeld te geven: bij Woestijnvis wordt er veel gefietst. Ik had toen ik daar aankwam nog nooit van mijn leven op een vélo gezeten, maar ik dacht: Fijn, ik ga ook eens meekoersen. Nauwelijks drie maanden later ben ik de Mont Ventoux gaan beklimmen. Iedereen was daar altijd zo over bezig, dus wou ik dat ook maar eens doen. Twee uur en 22 minuten! Meer dan een halfuur langer dan de rest. Echt waar, ik dacht dat ik dood ging. Ik heb boven staan bleiten als een kind, ik voelde me echt een onnozelaar. Maar het jaar daarop ben ik de Ventoux nog eens naar omhoog gereden, en toen was ik boven in een uur en drie kwartier.
Pardon? Dan moet je toch verschrikkelijk getraind hebben!
Waes: Ik heb dat jaar gefietst, dat wil je niet weten. Het hele jaar door, niet te doen. Op de hersteltrainingen van Francesco Planckaert ben ik met hem meegereden, echt waar. Ik ben daar gigantisch maniakaal in. Ik ben altijd zo geweest. Een man van extremen. Maar dat soort bevliegingen duurt nooit lang. Sinds ik van de Ventoux thuis ben, heb ik mijn fiets met moeite nog aangeraakt.
Toen ze mij vroegen om producer te worden van De Nationale Test had ik zoiets ook nog nooit gedaan. Ik kwam daar aan in die lege studio en de chef techniek zegt: ‘Tom, die grid, ga je dat zelf ophangen of moeten wij dat doen?’ En ik dacht: Een grid, wat is dat in godsnaam!? Vier maanden later sta je dan af te tellen tegen de eindregie van de VRT en vraag je je af: Hoe ben ik hier in godsnaam geraakt? Dat geeft een geweldige kick natuurlijk. Maar als ze een tweede seizoen maken, dan denk ik meteen: Ho, dat heb ik al eens gedaan.
Behalve dan bij ‘Het Geslacht De Pauw’.
Waes: Ja, maar daar ben ik ook blindelings ingestapt. Ik was er nooit aan begonnen als ik Bart niet zo goed kende. Toen ik het contract tekende, was dat programma eigenlijk niet meer dan een idee in Barts hoofd.
De mensen rond jou, stellen die zich geen vragen bij al die veranderingen?
Waes: Die weten dat ik impulsief ben. Mijn vrouw zeker, want ik ben met haar getrouwd toen we pas drie maanden samen waren. Maar ze ziet me dikwijls met iets bezig en dan denkt ze: Hij is weer weg, hoor. Hij gaat weer beginnen. (lacht) Mijn ouders, die hebben zich natuurlijk zorgen gemaakt, maar nu zijn ze er over. Op een familiefeest vroeg een oom mij onlangs: ‘En, wat zit er nu aan te komen?’ Ik antwoordde dat er vanaf einde maart, na de opnames voor Het Geslacht en Trigger Happy TV, nog niets in mijn agenda stond. Vroeger zou ik in de ogen van mijn ouders paniek hebben gelezen, maar ditmaal zei mijn vader: ‘Er zal wel iets binnenwaaien.’ Ze zijn er dus eindelijk een beetje gerust in. Hoewel: als ik thuiskom, vraagt mijn moeder nog altijd iedere keer: ‘En, doe je het nog graag? Ga je dat nu blijven doen? Heb je je plaats gevonden?’ Bij deze: ja ma, ik doe het graag.
Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier