Bloed, zweet en tranen – en niet alleen de zijne – heeft het gekost om het van soapacteur tot A-lister te schoppen. Maar nu droomt Russell Crowe ervan om weer meer thuis te zijn. In Australië, bij de kinderen. Het plan: voortaan films regisseren. Het antioorlogsepos The Water Diviner moet de weg daarvoor plaveien. ‘Laat mij uitpraten, ik zál je fucking vraag beantwoorden.’

In een Parijs hotel waar je je kunt ruïneren aan koffie met taart, krijgt Russell Crowe tussen twee interviews door twintig minuten voor een snelle lunch. Een dik uur later is hij nog niet terug. ‘Scandaleux’, briest een ongeduldige Franse collega met een duur parfum. ‘Ik hoop dat hij zich zal verontschuldigen.’ Maar dat gebeurt uiteraard niet. Etiquette en andere tralala zijn niet aan Crowe besteed. Zijn rood geruite houthakkershemd schreeuwt uit dat je ook voor kledingadvies niet aan zijn mouw moet trekken.

De man heeft een andere kwaliteit, een zeer gewilde kwaliteit: hij kan personages van gewapend beton vertolken. Wie anders had Darren Aronofsky kunnen vragen om het titelpersonage in Noah (2014) als een schrikwekkende, godvrezende patriarch neer te zetten? Wie heeft daar de ruigheid en de gravitas voor? Bij Ridley Scott is dat haast een retorische vraag. Hij zweert bij Crowe sinds de Nieuw-Zeelander met brute kracht en overtuiging de titelrol speelde in Gladiator (2000).

Crowe is naar Parijs gereisd om u en ons The Water Diviner aan te praten, het groots opgezette epos van een Australische weduwnaar die in het turbulente Turkije van honderd jaar geleden zijn drie zoons zoekt. Die vochten in de Slag op Gallipoli, waar 100.000 soldaten sneuvelden. Crowe speelt naar goede gewoonte de hoofdrol. Nieuw is dat hij ook de regie voor zijn rekening nam.

The Water Diviner is een oorlogsepos. Actiescènes, een treinoverval, massa’s figuranten, kostuums, drukke toestanden in Istanbul, historici die steigeren als je het verkeerde kanon in beeld brengt: moest het meteen zo groot? Een bescheidener project betekent minder kopzorgen en de kans om rustig ervaring op te doen.

RUSSELL CROWE: Dat is waar. Maar dan zat er nu iemands anders voor je. Ik ben zo niet. Aan zo’n reuzegroot episch verhaal met veel verwikkelingen beginnen met het budget voor een kleine Australische film: dát is pas een uitdaging. Het leek een onmogelijke opdracht en net daarom kon ik er niet aan weerstaan. Ik was verplicht om het onderste uit de kan te halen en te leunen op alle ervaring die ik gedurende al die jaren op de werkvloer heb opgedaan.

Wat staat er voor jou op het spel?

CROWE: Ik neem een enórm risico. There are a lot of chips on the table. Ik laat een nieuw aspect van mijn persoonlijkheid en creativiteit zien en sta nu bloot aan kritiek. Ik gok op een goed commercieel resultaat. Als ik mijn investeerders mooie cijfers kan voorleggen, zullen ze opnieuw investeren in een film van mijn hand. In essentie ben ik al 25 jaar a gun for hire. Ik lees het ene scenario na het andere. Zit er eentje tussen dat me opwindt, dan begeef ik me naar die plek op aarde waar ze dat scenario verfilmen. Als ik voortaan mijn eigen ding zou mogen doen, zou ik filmen waar ik wil. En nog veel belangrijker: dan zou ik léven waar ik wil. Dan zou ik eindelijk het grootste deel van het jaar dicht bij mijn kinderen kunnen zijn in plaats van op het vliegtuig te zitten. Kort samengevat: met The Water Diviner probeer ik mijn eigen artistieke vrijheid te kopen.

Je voelt je al vijfentwintig jaar een huurling?

CROWE: Ja, maar vat dat niet verkeerd op. Ik geniet van acteren. Ik begrijp niet dat sommige acteurs verstrikt raken in de complicaties die de job met zich meebrengt of ten onder gaan aan faalangst. Het is een fantastische job. Vroeger zou ik gezegd hebben dat ik de beste job ter wereld had. Nu ik The Water Diviner geregisseerd heb, weet ik beter. Dát was de meest intense, meest bevredigende artistieke ervaring die ik ooit heb gehad. Je kunt je artistiek meer uitdrukken, vollediger ook. Een acteur wordt op een emotioneel avontuur gestuurd, een regisseur stippelt de weg uit. Hij kiest de constructie, de kleuren en de textuur van de film. Hij bespreekt met elke acteur de finesse van zijn of haar emotionele parcours en begeleidt hen. Hij vraagt zich af hoe zwaar hij het de kijker onderweg mag maken, hoeveel tranen hij hem mag onttrekken en welke genoegdoening hij hem verschuldigd is.

Er is geen duurder creatief medium dan film. Het is duizelingwekkend om daarbij ten volle betrokken te zijn, te beseffen hoe kneedbaar en wonderlijk film is en te weten hoe groot de impact ervan op de kijker is. Dit is voor mij een grote stap. Gelukkig kwam ik niet onbeslagen op het ijs.

Je stond zelf bij Michael Mann, Ridley Scott, Peter Weir en Darren Aronofsky op de set. Welke zaken heb je ‘geleend’ van de groten?

CROWE: Geleend? Gestolen! Ik heb er geen enkel probleem mee om van wie dan ook te stelen. Op een set leer je altijd bij. Soms hoe je het ook zou kunnen doen, soms hoe je het zeker niet mag doen. Als je artistieke aspiraties hebt, dan ben je altijd beïnvloed. Ik ben beïnvloed door zowel de beeldhouwwerken in het Louvre als door de specialist die me uit de nood helpt als een computerprogramma is vastgelopen. Ik geloof dat je voor schoonheid ‘beschikbaar’ moet zijn: je ziet de schoonheid die ons omringt pas als je ervoor openstaat.

Mooi gezegd, maar wát heb je geleerd van die regisseurs?

CROWE: Laat mij uitpraten, ik zál je fucking vraag beantwoorden. Ridley Scott leerde me dat een camera veel atletischer is dan de gemiddelde regisseur en cameraman beseffen. Zij noemen een camerabeweging veel te snel onmogelijk. Hij bracht me ook bij hoe je de vaart erin houdt en hoe je zo veel mogelijk gedaan krijgt in één enkele dag. Je kunt enorm veel werk verzetten, op voorwaarde dat je héél goed weet wat er zoal gedaan kan worden.

Ook van Peter Weir (met wie hij in 2003 Master and Commander: The Far Side of the World draaide, nvdr.) leerde ik iets heel praktisch. Peter zet op de set graag muziek op. Ik herinner me dat ik op het dek van een enorme driemaster stond, op vele zeemijlen van de Mexicaanse kust. Net als honderd anderen droeg ik een uniform van de Britse zeemacht. Terwijl de golven tegen de reling klotsten, joeg Peter Mozart door de boxen. Dat creëerde een geruststellende sfeer van klasse en elegantie. Ik nam Peters idee over, maar maakte er iets veel pavloviaanser van. (lacht) Om op een helse dag met een zwaar schema snel van de ene locatie in Istanbul naar de andere te verhuizen zweepte ik de crew op door David Bowies Golden Years op te zetten. Die song bracht ons in de juiste groove.

Hoe reageerde je op tegenslag?

CROWE: Ik lééf in film. Ik ken de aard van het beestje. Hoe goed je je ook voorbereidt, hoe zorgvuldig je ook heb nagekeken of er op elke i een puntje staat, er gebeuren altijd onverwachte dingen. Een film maken is keihard en er is geen andere oplossing dan er zelf keihard tegenaan te gaan. Als dat impliceert dat je het weer naar je hand moet zetten, zet het dan naar je hand. Voor de scène met de stoomtrein trokken we naar Quorn, een dorp in het zuiden van Australië. Om vijf uur ’s ochtends stond ik vol goede moed op en hoorde ik de nieuwslezer doodleuk aankondigen dat Quorn die dag de heetste plek op aarde zou worden. 49,5 graden Celsius. Zulke temperaturen leiden onvermijdelijk tot branden. En wat was ons plan? Met de stoomtrein spelen. Stoomtreinen krijg je maar op gang door zelf vuur te maken. Tegen halfzeven ’s morgens had ik een aanvalsplan en wist ik wat ik zou zeggen tegen iedereen die over de extreme hitte begon. Bij tegenslag moet je het hoofd koel houden. Je kijkt naar wat wél kan en je doet onverzettelijk voort.

Op filmsets heb ik al een tijdje een pak meer ervaring dan de regisseur, zelfs als die Ridley Scott heet. Ridley Scott heeft 25 films gemaakt, ik 50. Ik heb al meer problematische situaties meegemaakt dan hij. Oké, ik had nooit de eindverantwoordelijkheid, maar dat belette me niet om mee te denken en om te kijken hoe je problemen kon oplossen.

Peter Weir was je voor: hij draaide met Mel Gibson in 1981 al Gallipoli. Waarom is die veldslag uit de Eerste Wereldoorlog zo belangrijk voor Australiërs?

CROWE: Gallipoli is historisch en cultureel enórm belangrijk voor Australië en Nieuw-Zeeland. Er wordt vaak gezegd dat de Slag om Gallipoli onze naties heeft gevormd. Het was de eerste keer dat Australiërs en Nieuw-Zeelanders onder eigen vlag oorlog voerden en geen verlengstuk van het Britse rijk waren. Onze grote herdenkingsdag is 25 april: Anzac Day. Op die dag bestormde het Australian and New Zealand Army Corps (Anzac) het schiereiland Gallipoli.

Ik las dat sommige patriotten het moeilijk hebben met je voorstelling van de feiten.

CROWE:The Water Diviner begint niet op de dag die iedereen kent en verwacht, 25 april, maar met een historische dag die bijna niemand zich herinnert: 20 december, de dag van de evacuatie. Het einde van de slag dus. Zoals in wel meer landen het geval is, is ons perspectief meestal eenzijdig. Gallipoli staat voor de opoffering en de heroïek van de jonge gesneuvelden. We herdenken hun wedervaren en hun kracht. Ik trek dat nu open, betrek er het Turkse perspectief bij en spreek over een invasie. Daar hebben enkele Australiërs en Nieuw-Zeelanders het moeilijk mee. De slag is nooit als een invasie beschouwd, maar dat was het wel. We vielen een soevereine natie binnen waar we geen dispuut mee hadden. Honderd jaar na dato moet het toch mogelijk zijn om ons hart ietsje meer te openen en te zien dat er langs de twee kanten heroïek en mededogen was?

Heroïek? Je beklemtoont de tragiek, de verspilde levens, de vreselijke gevolgen.

CROWE: Die verantwoordelijkheid heb je als je zo’n film maakt. De volgende generatie wijsmaken dat oorlog op een of andere manier cool is, dat zou pas misdadig zijn.

Wat dan wel een misdaad is die de filmindustrie vaak begaat.

CROWE: Kameraad, niet in mijn films! Mijn standpunt is zeer duidelijk. The Water Diviner is een anti-oorlogsfilm en schaamt zich daar niet voor.

Moest je de hoofdrol spelen?

CROWE: Zoals verwacht was dat een van de voorwaarden van de financiers. Als ik zelf meespeelde, kon ik over een veel groter budget beschikken. Als regisseur wil je zo veel mogelijk middelen en troeven. De keuze was dus snel gemaakt. Ik heb wel even geprobeerd om te ontsnappen aan de hoofdrol. Maar mijn voorstel om de tweede figurant van links te spelen, viel niet in goede aarde. (lacht) Nu, zo erg was het niet om voor én achter de camera te staan. Het was zelfs heel efficiënt. Ik moest uiteraard niet op mezelf wachten om ‘actie’ of ‘cut’ te roepen. Ik wist exact wat ik van mezelf verwachtte, deed mijn ding en kon onmiddellijk verder doen.

We zien je volgend jaar in de misdaadfilm The Nice Guys aan de zijde van Ryan Gosling. Met Lost River heeft ook hij net zijn eerste langspeelfilm uit. Hebben jullie ervaringen uitgewisseld?

CROWE: We hebben uiteraard over onze films gepraat. Voor Ryan was het een ervaring vol beproevingen en dat is het nog altijd. Je mag de stap pas zetten als je er klaar voor bent.

Was Gosling niet klaar voor zijn regiedebuut?

CROWE: Misschien was er hij er klaar voor, misschien niet. In beide gevallen zal hij veel opgestoken hebben. Ryan is een gepassioneerde filmmaker die net als ik zielsveel van de job houdt. Ik heb Lost River nog niet gezien, maar ik kan me voorstellen dat zijn film goed valid is, mooi om naar te kijken. Ik zag de scène met de brandende fiets en die was alvast supercool. Ik mag die gast. The Nice Guys was een lastige productie. Nachtelijke opnames in het midden van de winter zijn geen pretje. Als het vriest dat het kraakt, wil je in een warm bed liggen, niet in historisch kostuum ergens buiten rondlopen. Veel valt er dan niet te lachen. Maar Ryan kreeg me toch aan het lachen. Thatlittle bastard is bereid om een take op te offeren om je te doen lachen. De natuurlijke energie tussen ons was al even fantastisch als die tussen Bing Crosby en Bob Hope, Abbott en Costello of Cleavon Little en Gene Wilder. Echt, crazy stuff, man.

Was je vijftien jaar geleden al klaar om te regisseren?

CROWE: Als klein jochie wilde ik al films regisseren. In de loop der jaren heb ik toch een videoclip of 31, 32 en drie lange documentaires geregisseerd. Tien jaar geleden stond ik op het punt een bescheiden, stedelijke film à la Rashômon(van Akira Kurosawa, nvdr.) te draaien. Ik gaf het project op toen ik besefte dat de mensen die me omringden niet in mijn capaciteiten als regisseur geloofden. Ze deden alleen maar mee omdat ik nu eenmaal een famous bastard ben. Nu, had ik geweten dat het tien jaar zou duren voor de volgende gelegenheid zich zou aandienen, dan had ik mezelf de mond gesnoerd en had ik die film wel gedraaid. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer.

Dat ik nu pas de rol van regisseur opneem, heeft ook voordelen. Ik ben wellicht nog beroemder dan toen, maar ik worstel niet meer met de druk die mijn populariteit met zich meebrengt. Er is sindsdien veel water naar de zee gestroomd. Ik heb dingen leren te aanvaarden of te tolereren. Ik bedoel daar vooral mee dat ik nu nóg beter geplaatst ben om iets gecompliceerds als een film in het gareel te houden.

THE WATER DIVINER

Vanaf 15/4 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL

Russell Crowe ‘DE VOLGENDE GENERATIE WIJSMAKEN DAT OORLOG OP EEN OF ANDERE MANIER COOL IS? KAMERAAD, NIET IN MIJN FILMS’

Russell Crowe ‘OP FILMSETS HEB IK AL EEN TIJDJE EEN PAK MEER ERVARING DAN DE REGISSEUR, ZELFS ALS DIE RIDLEY SCOTT HEET. RIDLEY HEEFT 25 FILMS GEMAAKT, IK 50.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content