‘IEDER DIERTJE ZIJN PLEZIERTJE’

Zeven jaar na haar bejubelde titelrol in The Queen waagt Oscarwinnares Helen Mirren zich opnieuw aan een personage uit het echte leven. In Hitchcock speelt ze Alma Reville, stille steun en toeverlaat van de master of suspense. ‘Iemand spelen die niemand kent: wat een bevrijdende ervaring!’

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: Anthony Hopkins, de steracteur die onder een imposant fat suit, een dikke laag make-up en een hoogst herkenbaar accent gestalte geeft aan het titelpersonage uit Hitchcock, was ‘unavailable for interviews’. Reden: de mopperpot uit Wales, de Oscarwinnaar uit The Silence of the Lambs (1991), had het te druk met de opnames van Red 2, het vervolg op het geriatrische actiesucces met Bruce Willis en John Malkovich.

Daarom moeten we het stellen met Helen Mirren, die in het fictiedebuut van documentairemaker Sacha Gervasi (The Story of Anvil) mevrouw Hitchcock, Alma Reville, speelt. Geen onbelangrijke rol, want dit geestige relatiedrama draait om de productie van Psycho (1960), een allesbehalve makkelijke periode, waarin Hitchcock zich overal buitenspel gezet voelde. De grote studio’s wilden niks te maken hebben met de toekomstige horrorklassieker en de afstand tussen Hitch en zijn scenariste-monteuse-echtgenote nam met de dag toe.

Als Mirren – op haar 67e nog steeds een stralende verschijning – haar suite van het luxueuze Londense hotel The Dorchester binnenwandelt, zit de sfeer onmiddellijk goed: ‘Dear old Tony, hij heeft altijd wel een excuus om aan dit soort dingen te ontsnappen. God bless him. Maar aan mij mag je alles vragen. Ik ben een open boek.’ Et voilà, de ’troostprijs’ ontpopt zich tot hoofdvogel.

Zoals Mirren kom je ze niet vaak tegen in het filmwereldje. Van vroege successen als (soft)pornospektakel Caligula (1979) en fantasyepos Excalibur (1981) over arthouseklassieker The Cook, the Thief, His Wife, and Her Lover (1989) en tv-hit Prime Suspect (1991-2006) tot de triomftocht van The Queen (2006): deze dame heeft werkelijk alle zeeën bevaren. Ze kijkt op geen enkel genre neer – ‘een job is een job, punt’ – en is overduidelijk met beide benen op de grond blijven staan: ‘Natuurlijk doe ik nog steeds mijn eigen inkopen.’

Dat je Mirren alles mag vragen, blijkt ook al niet gelogen. Als ik opmerk dat ze – zowel in het echte leven als in de film – niet in de verste verte op de eerder stoffige Reville lijkt, barst ze in lachen uit. ‘Begin maar meteen over mijn grootste angst. Natuurlijk heb je gelijk. Vandaar dat ik de rol aanvankelijk weigerde. Sterker nog: ik zei tegen de regisseur dat ik wist wie hij wel moest casten, namelijk Vera Drake-actrice Imelda Staunton. Ironisch genoeg speelt zij Alma in The Girl, de HBO-productie waarin Toby Jones Hitch speelt ten tijde van The Birds. Uiteindelijk wist men me toch te overtuigen en besloot ik me niet te veel aan te trekken van Alma’s look. Ik verfde mijn haar rood en droeg het soort kleren dat ik dacht dat ze zou dragen als ze mijn postuur had gehad. Maar daar hield het op.

Zelfs na het nodige opzoekingswerk vond ik niet meer dan enkele foto’s van Alma. Een wereld van verschil met koningin Victoria.

HELEN MIRREN: De nagel op de kop! Wat een bevrijdende ervaring. Iedereen kent de Queen, niemand kent Alma. Het lijkt bot, maar het is de waarheid. Ik moest me niets aantrekken van niemand. Zelfs freaks zoals jij vinden amper beeldmateriaal van haar. (lacht)

Dat gebrek aan archiefbeelden zegt genoeg over de emancipatie in het Hollywood van de fifties en sixties.

MIRREN: Maak van Alma alsjeblief geen weerloos slachtoffer. Dat was ze allesbehalve. In het openbaar bleef ze misschien op de achtergrond, maar achter de schermen deed ze het tegenovergestelde. Ze was een volwaardig lid van een creatief partnerschap dat zijn stempel meer dan gedrukt heeft op de filmgeschiedenis.

Tijdens mijn research las ik Alma Hitchcock: The Woman behind the Man, een boek van hun dochter Patricia. Daaruit blijkt eens te meer wat voor cruciale rol Alma speelde. Ze ontfermde zich niet alleen over de scenario’s en de montage van de films, ze zorgde er ook voor dat Hitchcock steeds kon terugvallen op een stabiel huishouden. Het enige waaronder ze volgens mij heeft geleden, was Alfreds overmatige alcoholgebruik toen hij een dagje ouder werd.

Ik besef dat men de laatste tijd graag de nadruk legt op de donkere kantjes van Hitch – zelfs onze film maakt zich daaraan schuldig. Maar uit Patricia’s boek – en ik ga ervan uit dat ze de waarheid vertelt – onthoud ik vooral de passages over de goede sfeer ten huize Hitchcock. Je mag niet vergeten dat Alfred een uitzonderlijk grappige man was. Hij was bijzonder intelligent en kwam altijd gevat uit de hoek. Naast een passie voor film deelden Alma en Hitch ook nog eens een opmerkelijk gevoel voor humor.

Je bent zelf al jarenlang samen met Ray-regisseur Taylor Hackford. Gaat het er bij jullie thuis ook zo vrolijk toe?

MIRREN: Taylor is niet zo grappig als Hitchcock (buldert) – ik denk dat ik onbewust voor een headline heb gezorgd. We hebben wel iets anders gemeen met Alfred en Alma: we geven elkaar de vrijheid om te doen wat we willen. Dat is het geheim van elke lange relatie. Zeuren, bekritiseren, beperken: al die dingen zijn nefast voor de huwelijksvreugde. Als Taylor iets in zijn hoofd krijgt – hoe gek dat ook moge zijn – bemoedig en steun ik hem ten volle. Natuurlijk verwacht ik van hem hetzelfde. Ik ben geen – ik herhaal – ik ben geen voetveeg. (lacht)

Zuchten jullie dan nooit als de ander voor de zoveelste maal voor een maandenlange shoot naar een verafgelegen locatie vertrekt?

MIRREN: Integendeel, we wensen elkaar het beste en genieten met volle teugen van onze vrijheid. Sterker nog: between jobs pendel ik tussen Londen en Los Angeles. Ik zie mijn echtgenoot nog minder dan je zou vermoeden.

Heb je in tegenstelling tot Hitch nooit helemaal kunnen aarden in het zonnige Californië?

MIRREN: Voor een beginnende Britse acteur lijkt Los Angeles de hemel op aarde. De zon schijnt er bijna elke dag, het salaris is er hoger en je rare accent zorgt ervoor dat je vaak gecast wordt. Maar na een tijdje begint de stad haar glans te verliezen. Zo is er absoluut geen leven op straat. In Londen neem je de metro of de bus en passeer je mensen op straat. In LA neemt iedereen de auto. Aan die car culture heb ik nooit kunnen wennen.

Ben je als je te voet gaat geen makkelijke prooi voor paparazzi en opdringerige fans?

MIRREN: Ik laat me niet zomaar slachtofferen. Dat ik een succesvolle actrice ben, hoeft niet te betekenen dat mijn bewegingsvrijheid beperkt is. Ik ga en sta waar ik wil. Inderdaad, mensen herkennen me in de metro en spreken me aan als ik toiletrollen sta te kiezen in de supermarkt. Maar ze zijn meestal ontzettend beleefd. Waarom zou ik daar een probleem van maken?

Terug naar Alma’s achtergrondrol. Mogen we Hollywood ondertussen een vrouwvriendelijke werkomgeving noemen?

MIRREN: Het blijft een mixed bag. Zo was ik er echt ondersteboven van toen ik ontdekte dat Kathryn Bigelow de eerste vrouw was die de Oscar voor beste regisseur won (voor The Hurt Locker, nvdr.). Ironisch genoeg barst de Tinseltowngeschiedenis van de vrouwelijke monteurs. Allemaal miskende heldinnen die in alle anonimiteit werkten en werken. Zo kent niemand de naam van de cutter die Martin Scorsese al sinds jaar en dag bijstaat.

Toch wel: Thelma Schoonmaker.

MIRREN:Damn! Ik wist dat ik met een freak aan het praten was. (lacht) Maar goed, al die vrouwen zijn onontbeerlijk in het productieproces. Kijk maar naar Quentin Tarantino. Die zat werkelijk in zak en as toen zijn monteuse Sally Menke overleed. ‘Het is alsof ze mijn rechterhand geamputeerd hebben’, zei hij.

Hoe kun je toch volharden in zo’n onfair wereldje?

MIRREN: Met een vreemde mengeling van zekerheid en onzekerheid. Door de jaren heen heb ik ingezien dat ik bepaalde kwaliteiten heb. Anders zou men me niet opnieuw inhuren en geen prijzen geven. Tegelijkertijd kamp ik nog steeds met dezelfde twijfels die ik in het begin van mijn carrière had. Als die wegvallen, verdwijnt je drive als sneeuw voor de zon. Nog een belangrijk element: ik heb nooit een andere keuze gehad. Acteren is mijn vak. Het is het enige waar ik – min of meer – goed in ben.

Goed genoeg om je mannetje te staan naast klasbak Anthony Hopkins. Hoe komt het dat jullie nooit eerder hebben samengewerkt?

MIRREN: Toeval, meer niet. Het valt op hoe gelijkend onze parcours zijn. Toneel, tv, Britse cinema, Hollywood, awards: we’ve had it all. Tijdens de eerste repetitiedag slaakten we allebei een zucht van opluchting: ‘Het is ons eindelijk gelukt.’ Nadien volgde een van de aangenaamste shoots uit mijn carrière. Er gaat niks boven samenwerken met verwante geesten.

Vloekte Hopkins nooit vanwege dat verstikkende fat suit en die make-up?

MIRREN: Tony is altijd professioneel gebleven. Ik heb hem geen kik horen geven. Een mirakel als je weet dat die extra lagen niet alleen uiterst oncomfortabel zijn, maar ook nog eens voor bemoeienissen van allerlei crewleden zorgen.

Over naar de echte master of suspense: wat is je favoriete Hitchcockprent?

MIRREN: Da’s een moeilijke. In de eerste plaats omdat ik ze niet allemaal gezien heb. Andere kan ik me dan weer amper herinneren. Onlangs zapte ik voorbij Rope (1948). Ik was bijna alle plotwendingen vergeten. Nu, het is ondertussen een cliché-antwoord geworden, maar wat mij betreft springt Vertigo (1958) eruit. Zo subversief, zo vreemd. Zelfs nu nog. Zo’n ontregelende kijkervaring kom je maar zelden tegen. Over ont-regeling gesproken: ik herinner me dat mijn vader Psycho in de bioscoop ging zien en verbijsterd thuiskwam. ‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt’, stotterde hij. (lacht)

Het is, zoals je eerder zei, de laatste tijd bon ton om in te zoomen op Hitchcocks donkere kantjes. Tippi Hedren haalde vorig jaar nog uitgebreid de pers met haar ontboezemingen over het wangedrag van de meester tijdens de opnames van The Birds (1963). Wat maak je van zijn obsessie met al die koele blondines?

MIRREN: Ieder diertje zijn pleziertje, zeg ik altijd. Bovendien denk ik dat mensen graag overdrijven. Het zit in onze natuur. ‘Alfred en zijn platina ijsgodinnen’ is een verhaaltje dat verkoopt. Niet meer, niet minder. Het doet afbreuk aan zijn indrukwekkende oeuvre. Eén ding kan ik echter niet ontkennen: de man was een eersteklas voyeur. Maar dat is een eigenschap van alle grote filmmakers. Kijk maar naar Stanley Kubrick.

Zelf ooit last gehad van regisseurs wier voyeuristische trekjes te ver gingen?

MIRREN: Dan zou ik in de verkeerde business zitten. Ik word betaald om me lichamelijk en geestelijk bloot te geven. Vandaar: hoe voyeuristischer de regisseur, hoe liever. Peter Greenaway had voor een van de vele seksscènes in The Cook, The Thief, His Wife and Her Lover een fantastische constructie bedacht. Mijn tegenspeler en ik waren omringd door grote zwarte gordijnen. Op die manier kregen we het gevoel dat we helemaal afgezonderd waren van de buitenwereld. In een van de gordijnen zat echter een gat waardoor de camera alles registreerde. Geniaal, toch?

Als jij het zegt.

HITCHCOCK

Vanaf 6/2 in de bioscoop.

DOOR STEVEN TUFFIN *

Helen Mirren

‘IK WORD BETAALD OM ME BLOOT TE GEVEN.

HOE VOYEURISTISCHER DE REGISSEUR,

HOE LIEVER.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content