HELDEN VAN DE LACH
Woensdag 22/10, 20.40, Canvas
Van kluchtzangers die ons vijftig jaar geleden amuseerden met sketches en grappige liedjes tot Alex Agnew, die Sportpaleizen doet volstromen: komieken zijn zowat de nieuwe popsterren. Om hen te eren, serveert het Canvasprogramma Helden van de lach portretten van de invloedrijkste Vlaamse stand-upcomedians van de voorbije vijftig jaar.
Ooit waren Gaston & Leo de ijkmeesters van de Vlaamse komische scene, een scene die zich moeilijk leek los te rukken van de traditionele bonte avonden of de revuetheaters aan zee. Comedy zoals we die vandaag kennen, bestond niet. Men had het over cabaret. ‘Het gedijde beter op de planken’, herinnert Kristof Smet zich, de artistiek coördinator van het boekingskantoor Bis Produkties, dat de meeste comedians in ons land vertegenwoordigt. ‘Het was een genre in de marge, dat een veel ruimere en langere traditie had in Nederland.’
Gezelschappen als Kommil Foo en De Nieuwe Snaar vonden het heerlijk in die beschutte zone van het theater, maar een man als Urbanus droomde al snel van een groter publiek en een breder bereik. Hij zorgde voor tumult en ontstentenis op het podium. Gaston & Leo schuurden conventioneel aan tegen de werkende vader en de huisvrouwen, Urbanus had het in dagen zonder Gaia over madammen met een bontjas en brulde in het nog gekerstende Vlaanderen over een bakske vol met stro. Door wat hij op scène deed, leunde Urbanus dichter aan bij het cabaret van Toon Hermans dan bij het naakte grappen vertellen van de stand-upcomedy. Urbanus stond met veel toeters en bellen voor de microfoon.
Dat was anders bij Geert Hoste. Smet noemt hem onomwonden ‘een van de pioniers van de stand-upcomedy in Vlaanderen’. ‘Ook al is hij doorgaans meer geliefd bij het publiek dan bij de critici, hij slaagde er toch mooi in een geheel eigen weg te banen met zijn eindejaarsconferences, en thema’s als royalty en politiek tot bij een mainstream publiek te brengen.’
Gestimuleerd door de groeiende aandacht van media en publiek diende zich begin 2000 een nieuwe lichting aan. ‘Je zou het vergeten, maar een programma als De bovenste plank, dat grappige archiefbeelden combineerde met comedy-acts van die nieuwe generatie, heeft het pad geëffend’, meent Smet. ‘Ik heb het dan over de groten van vandaag: Wim Helsen, Wouter Deprez, Gunter Lamoot en een pak anderen. Zij hadden soloprogramma’s en testten hun niet zelden vunzige grappen uit in cafés of achterafzaaltjes. Zo groeide de aandacht, boekten cultuurcentra meer comedians en kregen anderen, zoals Henk Rijckaert, Gili of Freddy De Vadder, goesting in het vak.’
Toch zou het tot 2005 duren voor comedy echt een eigen stek kreeg op televisie. ‘De comedyscene was wel aanwezig, maar er werd nauwelijks over gesproken op televisie, en ze werd wat stiefmoederlijk behandeld’, zegt Geert Peeters, de producer van productiehuis 3 Keys, dat satirische tv-programma’s als Spam, De vloek van Vlimovost, Spike en Kijk eens op de doos maakte. ‘Wij hadden dat nogal snel door, en dachten: als er werkelijk zoveel talent in Vlaanderen is, dan moeten we dat koesteren en stimuleren.’
Zo is Comedy Casino ontstaan, een programma dat jong Vlaams comedytalent een podium gaf. Idool met komieken. ‘Dat was nieuw’, zegt Peeters. ‘We hebben onze eigen humor ook altijd afgewisseld met buitenlandse acts, om te tonen dat er achter stand-upcomedy een hele wereld schuilgaat. En kijk, het programma werd een groot succes, en opende een blik vol komisch talent. Gasten die grappig en snedig waren, maar ook nog iets zinnigs wisten te zeggen over de actualiteit.’
De pientere man die dat ook in de mot had, was wijlen Patrick De Witte, alias (pdw), de bedenker van Comedy Casino en juryvoorzitter van Comedy Casino Cup. ‘Hij was een wandelende comedy-encyclopedie’, zegt Peeters. ‘Hij hield heel erg van de Amerikaanse en van Britse stand-upcomedy. In Groot-Brittannië zijn komieken grote sterren die miljoenen tickets verkopen en ook nog eens professioneel begeleid worden. Dankzij de goede connecties van De Witte geraakte opkomend talent uit Engeland in amper een paar maanden tijd bekend in België. Dat Nigel Williams, Alex Agnew en Thomas Smith Engelse roots hebben, heeft er ook wel voor gezorgd dat de Angelsaksische invloeden doorsijpelden in ons land. Zij hebben een hoop mensen geïnspireerd.’
Of het niveau van humor de afgelopen jaren is toegenomen? ‘Jazeker’, zegt Peeters. ‘Comedy is het moeilijkste genre van de podiumkunsten. Eén man, één micro, en laat ons maar eens lachen! Je moet stalen ballen hebben, echt op je bek durven en willen gaan. Ik heb er veel respect voor dat er in Vlaanderen mensen zijn opgestaan die de guts hadden om dat te riskeren. Vroeger leek humor meer op elkaar, nu zie je een wirwar aan stijlen. Elke comedian heeft zijn eigenheid. Als je naar Steven Mahieu gaat kijken, weet je wat je krijgt. Hetzelfde geldt voor Gunter Lamoot of Philippe Geubels.’
Smet treedt hem daarin bij. ‘Comedians met elkaar vergelijken is zinloos. Ze hebben elk een eigen verhaal te vertellen, moeten hun profiel bewaken en zich onderscheiden van de rest. Dat vergt natuurlijk veel en hard werk. Als je met zo velen in dezelfde markt zit, dan is dat goed voor de concurrentie én het komt de kwaliteit alleen maar ten goede.’
ANDREAS ILEGEMS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier