‘HEB JIJ PROBLEMEN? NEE? HOUDEN ZO’
Na de perikelen rond de zedenzaak die hem al 35 jaar achtervolgt, staat Roman Polanski eindelijk nog eens de pers te woord. En daar heeft de Poolse filmlegende een prima alibi voor: zijn toneelfilm Venus in Fur, over het seksuele machtsspel tussen een regisseur en een actrice. ‘Ik moet worden uitgedaagd. Ik heb het nodig.’
‘Alle gelijkenissen met reële personen of gebeurtenissen berusten louter op toeval’, staat wel eens op de titelrol van een film te lezen, al klinkt die zin nergens dubbelzinniger en provocerender dan bij Roman Polanski. Alle trauma’s en schandalen die de tachtigjarige Poolse veteraan met zich meedraagt – de Holocaust, het misbruiken van een minderjarig meisje, de publieke veroordeling en zijn huisarrest die daaruit volgden – passeren in zijn films namelijk expliciet of impliciet de revue. In zijn nieuwste prent Venus in Fur is dat niet anders.
In die zwierige adaptatie van David Ives’ Off-Broadway-hit uit 2010 speelt Mathieu Amalric een regisseur – let op de gelijkenissen met de jonge Polanski – die een actrice, Emmanuelle Seigner oftewel mevrouw Polanski, op auditie krijgt. Maar wat onschuldig begint, ontaardt algauw tot een sadomasochistisch steekspel waarin alsmaar minder duidelijk wordt wie nu precies wie regisseert, én wie de broek en de jarretelles draagt.
‘Ik heb gewoon de toneeltekst gevolgd’, aldus Polanski, zich schijnbaar onbewust van de biografische parallellen. Dat klopt ook, maar waarom dan Amalric uitdossen als zijn jongere zelf, zijn eega Seigner opvoeren als kinky intrigante, en vooral: waarom een toneelstuk kiezen over een regisseur die door een vrouw wordt uitgedaagd, vervolgens zijn greep op haar en op zichzelf verliest, en zich uiteindelijk op de bühne laat vernederen?
Is Venus in Fur een verdekte mea culpa van een bevlogen, maar bevlekte regisseur die 35 jaar geleden wegens een seksschandaal van de VS naar Frankrijk moest vluchten? Is het een als zwartgallige farce vermomde rechtvaardiging van aberrant gedrag? Of is het gewoon een heerlijk sardonische toneelfilm in sm-jasje over de slag der seksen, en berusten alle gelijkenissen met reële personen of gebeurtenissen effectief op toeval?
Op zoek naar antwoorden bij de filmgigant achter klappers als Repulsion (1964), Rosemary’s Baby (1968), Chinatown (1974), Tess (1979) en The Ghost Writer (2010).
Heeft de relatie tussen een regisseur en een actrice iets sadomasochistisch?
ROMAN POLANSKI: De positie van een regisseur geeft je de mogelijkheid, of de macht, om iets van een actrice gedaan te krijgen. Ofwel in sadistische zin, ofwel in masochistische. Maar ik ben geen van beide. Ik ben een filmmaker. Het enige wat me interesseert, is het resultaat. Daarom kies ik voor de relatie die me het meeste oplevert.
Hebt u zelf ooit het gevoel gehad door uw acteurs geregisseerd te worden?
POLANSKI: Nee, maar mijn respect voor acteurs is wel gegroeid. Toen ik begon, had ik vaak niet het geld om goede acteurs te casten. Sommigen waren ook echt a pain in the ass. Zelf heb ik altijd graag geacteerd. Ik was veertien toen ik begon. Mijn mentor indertijd zei me: ‘Jij gaat geen acteur worden maar regisseur. Je bent in te veel dingen geïnteresseerd.’ Gelukkig heb ik zijn advies opgevolgd, want als acteur ben ik nooit verder dan bijrollen geraakt. Mijn enige hoofdrol was die in mijn eigen film The Tenant (1978). Enkel ik wilde mezelf casten als hoofdrolspeler. Zo beroerd was ik. (lacht)
Ging er een lange casting aan vooraf vooraleer u bij Emmanuelle Seigner uitkwam?
POLANSKI: Pas op, in het begin was ze niet erg happig. Mijn agent had me vorig jaar de toneeltekst gegeven in Cannes, toen ik de gerestaureerde versie van Tess kwam voorstellen. ‘It’s right up your alley’, zei hij me. Ik las het in één ruk uit en vond het hilarisch. Ik zag er meteen een geweldige rol voor Emmanuelle in. Sinds The Ninth Gate (1999) had ik geen film meer met haar gemaakt en dit was een unieke kans.
Waarom was ze dan niet erg happig?
POLANSKI: Ze vreesde dat het te theatraal ging worden. Er zijn maar twee personages en het stuk speelt zich af in één auditiekamer met één casting couch. Uiteindelijk heb ik van die kamer een leeg theater gemaakt. Ik ben op mijn veertiende begonnen in het theater, dus is de film zowel een nostalgische hommage aan mijn eerste liefde, het theater, als een eerbetoon aan mijn laatste liefde, Emmanuelle. Toen ik het haar zo uitlegde, was ze snel overtuigd. (lacht)
Hebt u overwogen om uzelf te casten in de rol van regisseur?
POLANSKI: Geen seconde.
Mathieu Amalric lijkt in de film wel sprekend op u.
POLANSKI: Dat zegt men, maar het is me tijdens het draaien niet opgevallen. Ik ken Mathieu al een tijdje. Toen Spielberg in 2004 in Parijs scènes voor Munich kwam opnemen (waarin Amalric een bijrol heeft, nvdr.), was het Steven die me aan Mathieu voorstelde. Mathieu zei me: ‘Weet je dat mensen soms denken dat ik jou ben?’ Ik wist dus wel dat we op elkaar leken, maar ik was het ondertussen alweer vergeten. Echt.
Hoe lastig is het om een film te maken met slechts twee acteurs en één locatie…
POLANSKI:(vult zelf aan) En de mensen niet dood te vervelen? Naar dat soort uitdaging ben ik steeds op zoek. Mijn debuut Knife in the Water speelt zich af op een boot met drie personages. Mijn vorige film Carnage ging over twee koppels in één appartement. Ik hou ervan uitgedaagd te worden. Ik heb het nodig. Twee acteurs zijn ook makkelijker te sturen dan een ensemble. Ik vecht liever tegen twee dan tegen een bende. Twee is wel het minimum. Film heeft conflict en dialoog nodig. Anders wordt het masturbatie.
Hebt u het ook nodig om steeds de grens tussen fictie en het echte leven af te tasten?
POLANSKI: Die vraag achtervolgt me al heel mijn leven. Mijn autobiografie (Roman by Polanski, gepubliceerd in 1985, nvdr.) begint ook met de vaststelling dat de twee dooreenlopen. Wat wil je dat ik daaraan toevoeg?
Als je een film maakt over het machtsspel tussen een regisseur en zijn actrice – nota bene gespeeld door uw eigen vrouw – zijn dat soort vragen toch logisch?
POLANSKI: Kijk naar tv. Het nieuws lijkt meer en meer op fictie. Men monteert er beelden tussen, men zet er muziek op. Anderzijds wordt fictie ook steeds reëler. Men schudt met camera’s om het op footage van nieuws te laten lijken, men gooit er documentaire elementen tussen… Ik weet niet of dat een gezonde situatie is. Zeker voor kinderen. Het is belangrijk dat ze het onderscheid tussen realiteit en fictie kennen.
Zit er realiteit in Venus in Fur?
POLANSKI: Voor mij is dit een uitgesproken feministische film. Het gaat over seksisme. Dat vond ik een heel actueel onderwerp. Ik sta volledig aan de kant van de vrouw, zonder daarom de feminist te hoeven uithangen. Het is wel mogelijk dat vrouwen de film anders uitleggen. Uiteindelijk is het de kijker die de film maakt. Tuurlijk zijn er autobiografische elementen. Ik ben zelf regisseur en ik kom uit het theater, maar dit is fictie. Kijk naar de fantastische belichting. Luister naar de prachtige muziek. Uiteindelijk ben ik maar de loodgieter die alles aan elkaar last.
Uw laatste films Carnage en Venus in Fur zijn toneelfilms. Zou u niet graag nog eens een grote productie als Chinatown, Tess of The Pianist leiden?
POLANSKI: Tegenwoordig zijn het allemaal grote producties. Er is niks anders meer. Lawaai, wreedheid, explosies… Voor de film begint, krijg je tien trailers over je heen die je murw slaan nog voor het licht uitgaat. The Pianist was een grote productie. Net als Pirates. Of Oliver Twist. Aan Tess heb ik negen maanden gedraaid, met tweeduizend figuranten. Maar in die films ontplofte niks. In Chinatown, een misdaadthriller, wordt slechts één enkel schot gelost.
U bent tachtig, maar bruist nog van de energie. Wat is uw geheim?
POLANSKI: Voldoening vinden in je werk, want werken moet je toch. Films maken is altijd mijn passie geweest en ik had het geluk mijn passie te kunnen volgen. Voor mijn twaalfde ben ik nooit naar school geweest vanwege de oorlog. Daarna was ik altijd de slechtste leerling van de klas tot ik op de kunstschool arriveerde. Daar was ik plots briljant. Alles wat men mij had afgeleerd – tekenen, ontwerpen, spelen – werd plots als waardevol aangezien. Van dan af wist ik: dit is wat ik met mijn leven wil doen.
Is succes ook belangrijk voor u?
POLANSKI:(verstaat de vraag verkeerd) Seks? Seks is enorm belangrijk. Diegene die aids heeft uitgevonden, moet streng worden gestraft. Sinds het aidstijdperk zijn relaties veranderd. Verengd. Alles draait om seks. Jongeren denken aan niks anders, wat normaal is, maar de spontaneïteit is weg. De vrijheid ook. Het idee dat je kunt doodgaan aan seks, verandert mens en maatschappij fundamenteel. Plezier en gevaar worden verankerd. Maar waarom praten we nu over seks?
Ik had het over ‘succes’, maar u had ‘seks’ verstaan.
POLANSKI: Aha. Snel een ander onderwerp. (lacht)
Uw volgende film gaat over de Dreyfusaffaire, niet?
POLANSKI:(knikt) Robert Harris, die The Ghost Writer heeft geschreven, werkt momenteel aan de roman waarop het script wordt gebaseerd. Het is een geweldig verhaal dat me al jaren bezighoudt. Antisemitisme is opnieuw in opmars. Het is eng wat in Griekenland, Hongarije en zo gebeurt. Ik herinner me nog goed dat mijn vader na de oorlog zei: ‘Wacht vijftig jaar en het overkomt ons opnieuw.’ Ik was jong en dacht: mijn pa is een oude Jood. Wat wil je dat hij zegt? Maar hij zou wel eens gelijk kunnen krijgen. Ik heb weliswaar nooit in God geloofd – ik ben zelfs geen agnost – maar ik heb zijn pessimisme nooit gedeeld. Had ik dat wel gedaan, had ik de oorlog en de ‘problemen’ niet overleefd, dan zat ik hier nu niet. Ik heb altijd gehoopt op een positieve uitkomst.
Hoe zit het nu met die ‘problemen’? Moet u juridisch nog iets vrezen?
POLANSKI: Niet dat ik weet. Heb jij problemen? Nee? Houden zo.
VENUS IN FUR
Vanaf 13/11 in de bioscoop.
DAVE MESTDACH
roman polanski
‘VOOR MIJ IS VENUS IN FUR EEN FEMINISTISCHE FILM. HET GAAT OVER SEKSISME. IK STA AAN DE KANT VAN DE VROUW, ZONDER DAAROM DE FEMINIST TE HOEVEN UITHANGEN. HET IS WEL MOGELIJK DAT VROUWEN DE FILM ANDERS UITLEGGEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier