P.B. GRONDA, schrijver van onder meer Onder vrienden en recent nog Straus Park, duikt elke week in de populaire cultuur.
Wat kunnen we leren uit de dood van Jan Hoet en Gerard Mortier? Misschien dat het, zoals Erwin Mortier schreef, nu aan ons is.
Dat is het meestal onuitgesproken besluit bij de dood van elke vader. Hoe goed of hoe slecht hij het ook deed, en wat hij ook deed, hij zal het niet langer doen. De lijn stopt niet langer een veilige halte verder, maar vlak voor onze voeten. Vaak gaan we vervolgens op een helemaal andere manier precies hetzelfde doen.
De zaken waar Mortier en Hoet dagelijks mee bezig waren, hadden, zeker rechtstreeks, geen enorme invloed op het leven van de meeste mensen. Toch zaten in hun persoonlijkheden precies de talenten waarvan je hoopt dat ze in dit land beter ontgonnen zouden worden. Geestdrift omzetten in daden, niet in de val van de beschermende middelmaat trappen, intellectueel nooit stilvallen, het buitengewone omarmen, de schoonheid herkennen en vieren, de lelijkheid duiden en vergeven.
Hoet en Mortier waren de antipodes van het onvruchtbare, angstige provincialisme en de angst voor verandering die onze serieel aan elkaar gemetste verkavelingen teisteren.
Ben Weyts zei onlangs dat het systeem van tijdskrediet ‘niet dient om op wereldreis te gaan’.
Het gaat niet zozeer om de concrete uitspraak – ik ken de wetgeving over tijdskrediet niet – het gaat een politicus natuurlijk ook nooit om de concrete uitspraak, maar wel om de boodschap die erin schuilt en die het beoogde electoraat dient te bereiken. De subtekst in het geval van de uitspraak van Weyts is duidelijk: we gaan niet werken om anderen van het rijkelijke systeem te laten genieten. Ik gebruik genieten in de plaats van profiteren, omdat die woorden in deze boodschap eigenlijk ongeveer samenvallen.
‘Anderen’, zijnde een onzichtbare vijand (mogelijk iedereen) die er blijkbaar plezier in heeft om op de kap van de hardwerkenden (wij, natuurlijk, wie anders?) lekker wat aan zelfontplooiing te gaan doen en ‘even wat tijd voor zichzelf te nemen’. Die snotapen zullen er snel uitgevist worden, als je juist stemt. Kunnen ze meteen aan de slag en net als iedereen bijdragen.
Het dedain en het jarenvijftigpaternalisme van die houding zou, mocht het niet zo serieus zijn, mooie materie zijn voor een botte politieke satirereeks, in de late uren op Canvas.
We naderen een tweesprong waar een van de twee filosofieën het zal halen en onze identiteit voor de komende decennia zal bepalen – voor onszelf, voor de rest van de wereld. Ofwel snijden we al het vlees eraf, in het waanidee dat er geen geld en tijd is voor gelijk welke soort verrijking. Ofwel kijken we naar de erfenis van de hierboven beschreven vaders, en gaan we voor meer.
Voor meer gaan, laat daar geen misverstand over ontstaan, is natuurlijk ook voor de alheilige economie beter. We hebben nog steeds geen oliebronnen of goudaders, we moeten het dus nog altijd met onze hoofdjes doen in ons land. Mensen die opgroeien in een wereld waar kunsten, hevige emoties en wereldreizen worden verpakt als tijdverspilling voor rijkelui, dat worden arme geesten. De rest verwelkt of vertrekt.
P.B. GRONDA
BEN WEYTS ZEI ONLANGS DAT TIJDSKREDIET ‘NIET DIENT OM OP WERELDREIS TE GAAN’. SUBTEKST: WE GAAN NIET WERKEN OM ANDEREN TE LATEN GENIETEN. GAAN WE DAARIN MEE OF KIJKEN WE NAAR DE ERFENIS VAN JAN HOET EN GERARD MORTIER?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier