GOUDKOORTS
De Nieuw-Zeelandse Eleanor Catton schreef een prijsbeest van een roman waarin ze op wervelende, onnavolgbare wijze een victoriaans moordmysterie combineert met de hebbelijkheden van de astrologie.
Wanneer Walter Moody op 27 januari 1866 als een verzopen waterkieken aan de wal wordt gezet in het gloednieuwe, op het zuidelijke eiland van Nieuw-Zeeland gelegen stadje Hokitika beseft hij niet dat zijn leven een onvoorziene wending zal nemen. Hij is vanuit Schotland afgekomen op de geruchten over massa’s goud die er gevonden zouden worden en hij is vast van plan daar zijn graantje van mee te pikken. Goed en wel droog en gezeten in de rookkamer van het Crown Hotel, met de bedoeling even tot rust te komen, stelt hij vast dat hij zich opeens in een wel heel vreemd gezelschap bevindt, een nieuwsgierig gezelschap bovendien, dat hem in een maalstroom van macht, moord, drugs, prostitutie, geld en inderdaad ook wat goud zal meesleuren. Een oude kluizenaar blijkt immers een verdachte dood gestorven te zijn, en waarom lag er diezelfde avond een aan opium verslaafde dame van lichte zeden midden op de weg?
Zo begint Eleanor Cattons Al wat schittert, de imposante historische roman die vorige herfst bekroond werd met de Man Booker Prize, wat haar, amper 28, meteen de jongste winnares ooit van die onderscheiding maakte. Al wat schittert speelt tegen de achtergrond van de Nieuw-Zeelandse goudkoorts van midden negentiende eeuw, een vlaag van hebzuchtige gekte die het in onze verbeelding moet afleggen tegen haar Californische tegenhanger, maar die ook al in Rose Tremains De kleur (2003) centraal stond. Wat we ons van dat boek herinneren, is dat er heel veel in geploeterd en aangemodderd werd en dat er vooral onmenselijk hard gewerkt diende te worden voor wat schamele goudstof. En dat is ook zowat het eerste wat Moody in het Crown Hotel te horen krijgt. Hij is daar aan de praat geraakt met Thomas Balfour, een handelaar in scheepsgoederen die een jaar of vijf eerder in zijn eentje Hokitika heeft gesticht. Vergeet dat goud, raadt hij Moody aan, en laat anderen dat voor jou opdelven. Ga in grondstoffen, of positioneer je op de tweede rij, want die gouddelvers willen niets liever dan zo gauw mogelijk hun geld uitgeven aan drank en vrouwen.
Zoals A.S. Byatt en Sarah Waters voor haar heeft Catton zich de victoriaanse schrijfstijl feilloos eigen gemaakt. Met haar diepgravende uitwerking van de personages, zowel wat achtergrond als psychologie betreft, had Al wat schittert net zo goed een roman van Arthur Conan Doyle of Wilkie Collins kunnen zijn, of zelfs van Edgar Allan Poe, want Cattons beschrijving van de gesprekken in de rookkamer lijken zo uit een van diens misdaadverhalen geplukt. En het zijn die door meerdere, al dan niet betrouwbare, personages vertelde verhalen waar het om draait.
Het verdachte gezelschap waarin Moody is terechtgekomen – en dat naast een aantal gerespecteerde burgers ook een paar schimmige Chinezen en zelfs een met hoogtelijnen op zijn gezicht getatoeëerde Maori-jadezoeker onder de leden telt – blijkt heel erg geïnteresseerd in hem. Verdacht veel zelfs nadat hij nonchalant heeft verteld hoe het schip waarmee hij Hokitika heeft bereikt de Godspeed was. En dan heeft hij het nog niet eens gehad over dat lijk dat opstond uit de dood, waardoor ze met acht vertrokken en met negen aankwamen.
Wie vandaag een victoriaanse roman schrijft, kan maar beter iets origineels presteren, wist Catton, en daarom heeft ze haar boek een paar eigenzinnige trekken meegegeven. Zo is ieder nieuw hoofdstuk maar half zo lang als zijn voorganger en worden de samenvattinkjes die men in de negentiende eeuw onder de hoofdstuktitels zette zoals ‘Waarin een vreemdeling in Hokitika arriveert, een geheime vergadering wordt verstoord, Walter Moody zijn meest recente herinnering achterhoudt en Thomas Balfour een verhaal begint te vertellen’ van de weeromstuit steeds langer. Op het einde verdringen ze de eigenlijke tekst zelfs helemaal.
Catton heeft bovendien haar roman in het stramien van de astrologie gegoten. Er zitten dus niet toevallig twaalf mannen in de rookkamer. Ieder van hen heeft immers de persoonlijkheid van een sterrenbeeld gekregen, wat Catton zo subtiel heeft gedaan dat je al halverwege het boek zit voor je dat door krijgt. Naast die stellaire figuren lopen er ook nog zeven planetaire rond die hun opwachting maken in de verschillende huizen en beïnvloed worden door krachten als rede, hartstocht en geweld.
O jee, horen we u al denken, maar nee, het is niet zo’n boek. Catton gelooft net zo min in astrologie als u en ik. Astrologie is voor haar een metafoor voor het victoriaanse maatschappelijke en literaire denken. De plaats en het moment van je geboorte bepalen in de astrologie je verdere leven en aan dat determinisme valt niet te ontsnappen. In het victoriaanse Londen – of in Hokitika, want wat was Nieuw-Zeeland anders dan een exotisch stukje Engeland? – gold dat evenzeer. Oliver Twist kon volgens Charles Dickens pas tot volle bloei komen nadat hij zijn afkomst had ontdekt, net als David Copperfield trouwens of Little Dorrit, en zo ook zal de misdaad in Al wat schittert pas opgelost worden wanneer ieder zijn in de sterren geschreven lot heeft aanvaard. Bovendien zullen pas dan de geliefden elkaar terugvinden, want ook al schreef Catton een misdaadroman, zoals ieder goed victoriaans boek eindigt ook Al wat schittert met Leo in de ascendant.
AL WAT SCHITTERT *****
Eleanor Catton, Anthos (originele titel: The Luminaries), 832 blz., ?29,95.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier