‘GEEF MIJ MAAR DE ZACHTE WAANZIN VAN BELGIË’

© PIET GOETHALS

‘Ik ben opgegroeid aan de Frans-Zwitserse grens. Als kind was ik gefascineerd door het stukje niemandsland tussen twee douaneposten. Zag ik daar een koe of een bloem, dan vroeg ik me af of die nu Zwitsers of Frans waren. Grenzen, niemandsland, imaginaire gebieden… Het speelt een grote rol in mijn werk. Op een dag achterhaalde ik dat een van de regisseurs die ik bewonderde, Alain Tanner, vlakbij woonde. Ik zocht hem op. Hij moedigde me aan om filmregisseur te worden en raadde me aan om elders te gaan studeren. ‘Zwitserland is te zeer op zichzelf teruggeplooid. Kies het ruime sop!’

‘Ik spoelde in België aan. Ik wilde niet kiezen tussen Zwitserland – het land van mijn vader – en Frankrijk – mijn moeder. Dat hier ook Frans gesproken werd, kwam goed uit. Brussel was een echte coup de foudre. Hoewel ik geen Belgische ben voel ik me hier nog altijd het best. Zwitserland blijft belangrijk – ik film dat land graag -, maar ik zou er nooit permanent kunnen leven. Te braaf. Dan verkies ik de zachte waanzin van België.

‘Ik kende niets van België toen ik hier aankwam. Ik kende de films van Chantal Akerman en enkele andere Belgen, en dat was het zowat. Maar het klikte meteen tussen Brussel, mezelf, mijn verbeelding en mijn verlangen naar cinema. Ik vermoed dat jullie aanleg voor surrealisme en jullie aparte versprongen blik iets in mij wakker gemaakt hebben. Ik heb een natuurlijke neiging om de dingen vanuit een andere hoek te bekijken. Toen we op de lagere school een tafel moesten beschrijven, deed ik dat vanuit het perspectief van iemand die eronder ligt. Wat overigens niet in goede aarde viel.

‘Mijn coscenarist is een Zwitser. Ofwel komt hij naar Brussel ofwel reis ik naar Lausanne. Met de Franse producent vergader ik in Parijs. Europa mag dan in crisis zijn, ik voel me een Europese cineaste. Ik ken het Franse model, ik ben vertrouwd met Truffaut, Rohmer, Eustache. Tegelijk heb ik ook een Germaanse kant: liever geen babbelzieke film, elk woord telt.

‘Ik zou L’Enfant d’en haut nooit hebben kunnen draaien als ik in Zwitserland geleefd had. Zwitserse regisseurs begrepen niet waarom ze zelf niet eerder op het idee gekomen waren (de film speelt het contrast uit tussen de bewoners van de vallei en de rijkdom van het skidorp boven in de bergen, nvdr. ). Maar ik zou er ook nooit op gekomen zijn als ik er met mijn neus op stond.

L’Enfant d’en haut was mijn eerste film zonder Belgische inbreng en daar was ik even niet goed van. Het was een Zwitsers-Franse coproductie, waarbij Zwitserland had laten stipuleren dat de film op de grote festivals onder Zwitserse vlag moest varen. Ze moeten een beetje protectionistisch zijn. Het land telt al niet te veel bekende regisseurs en Frankrijk heeft de neiging talent op te slorpen. Maar dat moet ik een Belg niet vertellen. Soit, ook al draai ik hier niet, hier heb ik de ideeën, hier kiemen ze. Dat is cruciaal.’

De Frans-Zwitserse Ursula Meier studeerde aan het Institut des Arts de Diffusion in Louvain-la-Neuve en bleef in Brussel hangen. Eerder draaide ze onder meer Home (2008), in Berlijn won ze een Zilveren Beer voor L’Enfant d’en haut (2012).

DOOR NIELS RUËLL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content