Het had helemaal anders kunnen lopen. Zeven bekende medemensen vertellen over het carrièrepad dat zich aanvankelijk voor hen uitstrekte. Tot het podium, het scherm of de tekentafel daar anders over besliste. Deze week: Van Jets-frontman Johannes Verschaeve.

Ik ben altijd een beetje een zwever en een outsider geweest. Als kind wilde ik bijvoorbeeld schilder worden. Ik had zelfs al een mentaal beeld van hoe dat er dan zou uitzien: ik zou op de hoek van een Frans marktje zitten, en daar mijn schilderijen verkopen. En ik was als kind ook echt goéd in schilderen.

‘Maar het is mijn eerste weggegooide talent geworden: rond mijn dertiende ben ik met de academie gestopt, op het moment dat het wat serieuzer werd. Ik heb nadien nog veel getekend – ik maakte portretten van Kurt Cobain en zo – maar ik heb er jaren spijt van gehad dat ik dat talent niet écht ontwikkeld heb. Nu nog altijd, eigenlijk, ook al besef ik dat ik waarschijnlijk nooit aan de bak zou zijn gekomen als schilder.

‘Na de middelbare school heb ik het als architect geprobeerd. Want ik was goed in wiskunde, en ik dacht: kunst plus wiskunde, dat is toch architectuur? (lacht) Het eerste jaar was ik er met de vingers in de neus door, maar het tweede jaar ben ik er onderdoor gegaan: je moest daar stevig in je schoenen staan, en ik was toen nog een dromerig watje.

‘Omdat het in de architectuur niet goed ging, is mijn pa op een bepaald moment op mijn kot langsgekomen, en hij vroeg me wat ik ervan zou vinden om filosofie te gaan studeren. Terwijl ik net altijd gedacht had dat ik dat nooit zou mógen doen. Want filosofie studeren is natuurlijk niet echt voor Een Beroep studeren, zoals dat toch wel van je verwacht wordt als je zoals ik Latijn-wiskunde gedaan hebt.

‘Ik heb mij vervolgens helemaal in die studie filosofie verloren: veel lezen, abstract denken… Voor mij was dat de perfecte vlucht. Ik wist nog dat ik bij mezelf dacht: ‘Oké, een job vinden zal misschien een probleem worden, maar pas over vier jaar: dat zien we dan wel weer. Tot die vier jaar opeens verlopen waren, en ik met de gebakken peren zat: toen ben ik echt beginnen te sukkelen. ‘Gaan werken’ was voor mij altijd een vaag concept geweest, en plots werd het zeer concreet.

‘Om toch iéts te doen ben ik toen psychologie gaan studeren, maar dat interesseerde me veel minder dan filosofie, en bovendien wonnen we tijdens die studie de Rock Rally. Die heeft mijn leven bepaald: we waren totaal zonder ambitie begonnen, maar opeens bleek dat die muziek iets was waar we verder mee konden. Career opportunities! (lacht)

‘Op momenten dat er weinig geld binnenkwam met de muziek ben ik nog een paar keer als interim in de fabriek gaan werken: tijdschriften in bakken leggen voor de verdeling naar krantenwinkels en zo. Toen leerde ik opeens zeer snel wat dat was, ‘gaan werken’.

‘En de filosofie… Ik heb er eigenlijk nooit iets mee gedaan, behalve wat lesgeven. Zo heb ik ooit bijlessen gegeven, de meeste studenten waren van die typische fils à papa: Tanguys en Gaëtans die met de 4×4 van de papa naar de cursus kwamen. En eerlijk gezegd vond ik dat zeer tof om te doen.

‘Dat ik nooit nog iets met die filosofie gedaan heb, vind ik wel een gemis. Echt: als je mij nu een filosofische lezingenreeks in de culturele centra zou aanbieden, ik zou het direct doen.’

VOLGENDE WEEK CARA VAN DER AUWERA

DOOR GEERT OP DE BEECK – FOTO KAAT PYPE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content