Laïs is dood, leve Laïs! Met DAAU-cellist Simon Lenski zoeken de gewezen meidekens van Laïs verder de grenzen van het muzikale experiment op. Commercieel gezien neigt het dan wel naar zelfmoord, muzikaal is het een meer dan geloofwaardige reïncarnatie. ‘Misschien spreken we nu wel de meerwaardezoeker aan?’
‘Mag ik nog iets zeggen?’We zijn driekwart ver in het interview met het nieuwbakken LaïsLenski, als Nathalie Delcroix het gesprek onderbreekt voor een statige mededeling. ‘Ik heb het aangename gevoel dat we met ons vieren nog een heel eind verder kunnen gaan!’
Vooraleer u zich met ‘uw dienaar’ identificeert: ‘ons vieren’ dat zijn, naast Nathalie zelf, haar Laïs- partners-in-crime Annelies Brosens en Jorunn Bauweraerts, en cellist Simon Lenski, een zesde van het onnavolgbare sextet Die Anarchistische Abendunterhaltung, beter bekend als DAAU. Samen hebben ze net het album LaïsLenski uit, en als het aan ons lag, mogen ze inderdaad nog een heel eind verder gaan. Waarom? Het album luidt voor de gewezen meidekens-met-kannekens van Laïs een nog radicalere koerswijziging in dan hun vorige plaat The Ladies’ Second Song. En grijpt ons recht naar de strot door de geweldige combine van een met honderd en een effecten verstoorde cello en een variabele keur aan stemmig gezang, al dan niet met zinnige lyrics. ‘Ober, champagne!’, zijn wij geneigd te roepen, maar helaas: in het kleurloze volkscafé in Borgerhout waar we op een doordeweekse valavond hebben afgesproken, is de waard al te dronken om ons daaraan te wagen.
Wat ons – excuseer voor het bochtige parcours – terugbrengt naar het begin van het gesprek:
Om meteen met de hele gevel in huis te vallen: ‘LaïsLenski’ is commerciële zelfmoord, niet?
Bauweraerts: Tja. We hebben onszelf bij onze vorige plaat, The Ladies’ Second Song, voor de keuze gesteld: maken we die muziek waarmee we makkelijk geld kunnen verdienen – lees: gaan we door in de folkformule, meerstemmig en met pittige Oud-Nederlandse teksten? Of kiezen we voor de moeilijke weg en brengen we muziek waarin we onze ziel kwijt kunnen, ongeacht commercieel succes? Het is het laatste geworden, om de eenvoudige reden dat we alleen dán geloofwaardig blijven.
Terwijl jullie op ‘The Ladies’ Second Song’ her en der nog naar de oude Laïs refereren, wordt die op ‘LaïsLenski’helemaal genegeerd.
Bauweraerts: Correct. Het is heel boeiend, dat ouder worden. Want daarmee heeft het te maken: we hebben van alles meegemaakt en zijn rijper geworden. Kortom: we zijn als individuen geëvolueerd, en daarvan hoor je de echo in onze muziek.
Brosens: Het tegendeel zou – euhm – tegennatuurlijk zijn.
‘The Ladies’ Second Song’ was een revolutie binnen deevolutie: jullie ontdekten de voordelen van de elektronica, ontkoppelden de samenzang en schaarden een heuse groep rond jullie. Ik kan me voorstellen dat de trouweLaïsfans meer dan alleen hun wenkbrauwen fronsten?
Delcroix: Ik herinner mij optredens waarbij de helft van het publiek gaandeweg de zaal verliet. De andere helft gaf ons na afloop een staande ovatie. We zijn de vergelijking niet waardig, maar het was wel een beetje als wat Bob Dylan heeft meegemaakt toen hij eind jaren 60 plots elektrisch ging spelen.
Brosens: ( Mysterieus) Misschien spreken we nu wel de meerwaardezoeker aan?
Bauweraerts: Een fan kwam me na een optreden wel-gemeend en supervriendelijk vragen ‘of we écht denken dat de mensen dat nu goed vinden, wat we doen?’ Ik stond als aan de grond genageld!
Dat herinnert me aan een quote van jou: ‘Vroeger had iker begrip voor dat niet iedereen Laïs waardeerde.Nu niet meer.’
Bauweraerts: Daar sta ik nog altijd achter. Naar het einde van de oude Laïs toe had ik het gevoel dat de formule uitgewerkt was. Nu we meer de experimentele toer opgaan, vind ik dat we respect verdienen.
Delcroix: Op een bepaald moment waren we elk meer met onze nevenprojecten bezig dan met Laïs zelf. Dat was eenteken aan de wand. Toen hebben we de koppen bij elkaargestoken, eens flink ruziegemaakt en daar onze conclusies uit getrokken: het was óf stoppen, óf naar elkaars verzuch-tingen luisteren en op basis daarvan onze koers wijzigen.Ik kon mijn voorkeur voor meer experimentele muziek binnen de groep kwijt en Jorunn haar verlangen om onsindividuele stemtimbre meer uit te buiten.
Brosens: Daar waren zij aanvankelijk zeer extreem in: ‘er mag al eens iets kraken in de stem’ werd algauw ‘hoe valser, hoe liever’. Daar heb ik toch mijn veto gebruikt.
Delcroix: Annelies heeft een klassiek geschoolde stem,vandaar. ( Lacht)
Met ‘LaïsLenski’ zijn jullie nu een nog experimentelere richting uitgegaan.
Bauweraerts: We doen gewoon waarbij we ons goed voelen. De groep die ons The Ladies’ Second Song heeft geschonken,is niet ontbonden, alleen ‘ on hold‘ gezet. Omdat we Simon zijn tegengekomen, en het met hem meteen klikte.
Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?
Bauweraerts: Via Prima Donkey, een samenraapsel vanmuzikanten uit verschillende bands waarbij Nathalie en ik zingen ( met onder anderen Gunter Nagels en Rudy Trouvé; nvdr. ).De manier waarop hij op zijn cello met elektronica experimenteerde was ontnuchterend.
DE SACRALE FASE
Simon, eerlijk: hoe vertrouwd was je met het werk van Laïs?
Lenski: Toen we de samenwerking begonnen, hebben ze me hun back catalogue bezorgd, en dat was toch wel even slikken. ( Lacht) Alles heeft ongetwijfeld zijn bestaansrecht en is op zijn manier ‘goed’. Alleen: het stond nogal ver van mijn bed. The Ladies’ Second Song vond ik wel – euhm – hoopgevend.
Even googelen leert dat je ondertussen met zestien bands hebt samengewerkt, gaande van Kiss My Jazz over de Franse electroband Ez3Kiel tot nu Laïs. Wat is het bindmiddel?
Lenski: Ik heb me dat onlangs ook afgevraagd, en het antwoord is tweeledig: ‘vrijheid’ en ‘vertrouwen’. De vrijheid om te doen waarin ik zin heb, en een wederzijds vertrouwen dat niemand die vrijheid zal misbruiken ten koste van het eindresultaat. Ook dát heeft met ouder worden te maken, vrees ik.
Bauweraerts: Die vrijheid hoor je vooral in een song als Désespéré. Die was aanvankelijk meerstemmig, maar in zijn homestudio heeft hij onze stemmen uit elkaar getrokken en op een waanzinnig celloarrangement gezet.
Lenski: Ik wou vooral het sacrale karakter van het origineel ontmijnen. Daar had de plaat al genoeg van, vond ik.
Bij momenten klinkt het album inderdaad verdacht religieus.
Brosens: Dat heeft ongetwijfeld te maken met de twee Sjostakovitsj-interpretaties, restanten van onze tour met het Vlaams Radio Koor uit 2006.
Jorunn, een van de meest pakkende nummers op hetalbum is ‘Requiem’, een song voor jouw onlangs overleden vader. Hoe moeilijk was dat?
Bauweraerts: Zijn dood was een traumatische ervaring. Hij is in juli overleden terwijl we samen met mijn twee jongste broers in Frankrijk op reis waren. We hadden met zijn vieren een gletsjer beklommen – nota bene dezelfde gletsjer waar hij als twintiger, tijdens een militair manoeuvre, een vriend het leven gered had. Mijn pa dacht de route nog te kennen, maar hij had geen rekening gehouden met de opwarming van de aarde: een deel van wat toen nog ondergesneeuwd lag, is intussen een akelige grindweg. We hebben – letterlijk – doodsangsten uitgestaan op die passage.
Het één heeft wellicht niets met het andere te maken, maar drie dagen na onze klim heeft hij een hartaanval gehad. Ik heb hem gevonden. Hij lag languit op de grond. Reanimatie mocht niet baten. Hij was amper vijfenvijftig.
Een paar weken later moesten we de studio in. Op de slotdag hadden we nog een tekst nodig bij één song. Het was van in het begin duidelijk dat ik die zou maken, en dat die over de dood van mijn vader zou gaan. Ik heb het schrijven tot de ultieme deadline uitgesteld. Toen kwamen de woorden ineens als vanzelf. En met de eerste take zat het meteen goed. ( Stilte) Ik ben er heel blij mee. Het is mijn ultieme postume eerbetoon – het laatste wat ik hem nog kon geven.
Wat vond jouw moeder ervan?
Bauweraerts: Ze is trots. En verbaasd. Ze is kunstschilder van opleiding, al heeft ze daar lang niets mee gedaan, omdat ze ervoor koos fulltime huismoeder te zijn. De laatste jaren is ze weer beginnen te schilderen: veeleer wild imaginair werk, weinig figuratief. Het overlijden van mijn vader kan ze op die manier ook verwerken, maar zo direct als een songtekst wordt een schilderij nooit. Daar heeft ze van opgekeken.
Brosens: Als ik de song nog maar hoor, komen de tranen vanzelf. En krijg ik kippenvel over mijn hele lijf.
Welke levensles heeft jouw vader je nagelaten?
Bauweraerts: Hij heeft me veel bijgebracht. Zin voor avontuur – hij was niet voor niets helikopterpiloot. Gevoel voor muziek: hij speelde gitaar, doedelzak en nyckelharpa ( een Zweeds snaarinstrument verwant met de draailier; nvdr. ), en hij bracht me naar de folkstages in Gooik, waar Laïs is ontstaan. Rechtvaardigheidsgevoel ook. En vooral tonnen vertrouwen, in mezelf en in het leven. ‘Je moet de best mogelijke versie van jezelf proberen te zijn’, zei hij altijd. Dat sterkt me nu ook in de koers die we met Laïs varen: die is misschien grillig, maar in elk geval door onszelf bepaald. Neen, ik heb niet het gevoel door hem in de steek gelaten te zijn.
NAAKTE NIMFEN
Jullie brengen ook een cover van Nico’s ‘All That Is My Own’. Wat is het criterium om een song al dan niet te coveren?
Bauweraerts: Buikgevoel.
Brosens: En als een van ons drie dat niet heeft, doen we het niet.
Geef eens een voorbeeld van een cover die nooit op eenalbum is beland.
Bauweraerts:Closer van J.J. Cale. Zoals hij het brengt, is het pure seks, maar in onze versie had het dat nét niet. We hebben hem dus laten vallen.
Lenski: Alles kan, wat mij betreft, als er maar iets van gemaakt wordt dat van het origineel afwijkt.
Delcroix: Zoals Milow met Ayo Technology gedaan heeft, hé?! ( Hilariteit)
Bauweraerts:All That Is My Own gaat over een grens die je over moet, in dit geval die tussen het water en de woestijn. Het is een behoorlijk symbolisch nummer. Voor de plaat in zijn geheel en onze carrière in het bijzonder: na The Ladies’ Second Song steken wij met LaïsLenski wéér een grens over. En voor mij persoonlijk is het ook een belangrijke metafoor, gezien de dood van mijn vader: ik moet vooruit.
Zit er ook symboliek in de keuze voor de traditional ‘Didn’t Leave Nobody But The Baby’?
Bauweraerts: Dat nummer heb ik in een versie van Emmylou Harris leren kennen, dankzij de schitterende Coensfilm O Brother, Where Art Thou?Herinner je je de scène waarin die song te horen is?
Help me even.
Bauweraerts: Drie grave grieten zitten zich zingend in een rivier te wassen. De hoofdpersonages, drie geflipte gevangenen op de loop, worden door hun gezang gelokt, en vervolgens verleid en dronken gevoerd. Als ze daags nadien wakker worden, is een van hen spoorloos verdwenen.
Dus toch symbolisch!
Bauweraerts: Een klein beetje. ( Lacht)
Vandaar ook de foto op de cover van het album? Met jullie als drie waternimfen, en Simon in het halfduister op de voorgrond driftig op zijn cello spelend.
Delcroix: We wilden een filmisch beeld, omdat het album heel filmisch klinkt.
Brosens: De foto is genomen op de Kalmthoutse Heide, ergens in november. Het water was ijskoud. Met de te verwachten effecten, zo ergens op borsthoogte. (Lacht)
Delcroix: We hebben toen ook halfnaakt geposeerd, maar dit geheel terzijde.
Lenski: ( Lacht) Vandaar dat ik zo driftig zit te spelen.
Bauweraerts: Het was de bedoeling om die foto op de hoes te zetten, maar uit angst voor het verwijt onze vrouwelijkheid commercieel uit te buiten, hebben we dat niet gedaan.
Bij welke soort films zouden jullie deze muziek graag horen?
Delcroix: In elk geval geen commerciële films. Liever cultfilms, met een gezond evenwicht tussen emoties en sfeer. Iets van David Lynch, bij voorkeur.
Slotvraag: bij de vorige plaat stond in de bio: Laïs is klaar voor de export. En?
Bauweraerts: Wíj waren er klaar voor! ( Lacht)
Brosens: Maar het buitenland niet.
LAÏSLenSki
Uit bij Bang! op 16/3.
Door Karel Degraeve l Foto Charlie Dekeersmaecker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier