‘Er was geen betere papa dan de mijne: Pablo Escobar’

De kleine JUAN PABLO met PABLO ESCOBAR. 'Ik zag hem als een grote vriend, als iemand die alleen maar het beste wilde voor mij.'

Eén man is niet te spreken over Narcos, de bejubelde Netflixserie over het drugskartel van de illustere Pablo Escobar: zijn zoon. ‘Door dit slag reeksen willen jongeren van over de hele wereld net als mijn vader zijn.’

In Narcos presenteert Netflix het verhaal van Pablo Escobar, de Colombiaanse ‘cocaïnekoning’ die tussen 1975 en zijn gewelddadige dood in 1993 zijn Medellín-kartel uitbouwde tot een van de meest succesvolle criminele organisaties ooit. Escobar was een meedogenloze ‘zakenman’, die concurrenten en tegenstribbelende politici elimineerde, en er niet voor terugdeinsde vrouwen en kinderen te vermoorden. Tegelijk was hij een weldoener die zijn stad en land erbovenop wilde helpen.

Toen Netflix dit jaar het tweede seizoen van die geprezen reeks aankondigde, liet één man merken dat hij niet zo enthousiast was: Sebastián Marroquín zei dat hij in het eerste seizoen minstens tien fouten had ontdekt, dat de reeks zelfs ‘de geschiedenis van een hele natie besmeurt’. En hij heeft recht van spreken: in een vorig leven heette Marroquín Juan Pablo Escobar, zoon van. En wie daar nu al Godfather-fantasieën bij krijgt: Marroquín is bepaald niet in de voetsporen van zijn illustere vader getreden. Hij moest vluchten en leeft tegenwoordig in ballingschap in Buenos Aires, waar hij een nieuw leven opbouwde. Met weerzin én met liefde blikt hij in dit interview terug op zijn relatie met zijn overleden vader.

Hoe spreken we jou aan? Als señor Marroquín of als señor Escobar?

SEBASTIÁN MARROQUÍN: Maakt niet uit. Ik moest mijn naam veranderen, voor mijn eigen veiligheid. Dat wil niet zeggen dat ik mijn afkomst of mijn liefde voor mijn ouders verloochen. Ik wilde gewoon ontsnappen aan het geweld. Sommigen noemen mij Sebastián, anderen Juan Pablo.

Je kreeg de naam Juan Pablo Escobar van je vader, allicht de bekendste drugsbaron uit de geschiedenis. Na zijn dood in 1993 ben je uit Colombia gevlucht. Vandaag werk je als architect in Buenos Aires. Duiden die twee verschillende namen ook op twee verschillende levens?

MARROQUÍN: Het is hetzelfde leven, maar opgedeeld in twee totaal verschillende levensfases. Door mijn naam te veranderen, heb ik vooral mezelf bevrijd van alle vooroordelen en mezelf de kans gegeven te gaan studeren, om dingen te beleven die met mijn oorspronkelijke naam niet mogelijk waren geweest. Toen we in Argentinië in ballingschap gingen leven, waren we absoluut niemand. Dat was een heel goede ervaring, die ons geholpen heeft om onszelf beter te leren kennen.

Door het wereldwijde succes van Narcos staat je vader weer in de spotlights. Welk effect heeft dat op jou?

MARROQUÍN: Ik ben het gewoon dat men over mijn vader praat. Het probleem is dat zijn mythe alsmaar toeneemt. Dat is de schuld van series en films als Narcos. Die gebruiken zijn naam wel, maar vertellen zijn verhaal op een onverantwoorde en niet-waarheidsgetrouwe manier. De naam Pablo Escobar is niets meer dan een slogan waarmee Hollywoodscenaristen hun kijk op zijn persoon en op Zuid-Amerika verkopen. En jammer genoeg is dat een volledig vervormde versie van de feiten. Door series als Narcos krijg ik berichten van jon- geren van over de hele wereld. Ze schrijven dat ze net zoals Pablo Escobar willen zijn. Dat baart me zorgen.

Hoe denk je zelf terug aan je vader?

MARROQUÍN: Als een heel liefdevolle vader. Ik zag hem als een grote vriend, als iemand die alleen maar het beste wilde voor mij en zijn familie. Hij was natuurlijk ook een man vol tegenstrijdigheden. Hij bracht me menselijke waarden bij, waaraan hij zich zelf niet hield. Zodra hij ons huis verliet, deinsde hij er niet voor terug om iemand te laten vermoorden.

Hoe uitte hij zijn liefde voor jou?

MARROQUÍN: Op een heel speciale manier die zich niet beperkte tot fysieke nabijheid. Zo stuurde hij brieven en cassettes waarop hij ons verhaaltjes vertelde of liedjes voorzong. Hij was altijd enorm aanwezig, ook toen hij al ondergedoken leefde. Maar de liefde voor zijn familie nam ook onvoorstelbaar extreme vormen aan. Op een dag pakte de politie ons op. Dat was illegaal, want ik was minderjarig en mijn zus nog zes jaar jonger dan ikzelf. Politiecommandant Valdemar Franklin Quintero was daarvoor verantwoordelijk. Als antwoord liet mijn vader hem vermoorden. Hij stierf aan een verkeerslicht in Medellín, met 150 kogels in zijn lijf. Ook dát was mijn papa.

Je kindertijd viel samen met de grootste succesjaren van je vaders kartel. Het tijdschrift Forbes zette hem toen zelfs op de lijst van rijkste mensen ter wereld. Hoe was het om in die omstandigheden op te groeien?

MARROQUÍN: Ik had dertig motorfietsen, van alle merken en in alle kleuren. Ik had dertig jetski’s. En ik had auto’s, huizen, helikopters, vliegtuigen, allemaal voor mij alleen. In onze hacienda was er een zoo. We hadden alles, maar lang heeft dat niet geduurd. En geluk konden we er ook niet mee kopen.

Je groeide op met wapens. In de Montessori-kleuterschool werd je zelfs door gewapende handlangers van je vader begeleid.

MARROQUÍN: Ik stelde me daar geen vragen over, maar ik voelde me wel een outsider. De andere kinderen vroegen me steeds of mijn vader rijk was en waarom ik bodyguards had.

Wat was je antwoord dan?

MARROQUÍN: Niets. Als ze me vroegen of ik rijk was, zei ik alleen: ‘Ja, aan vitaminen.’

Wanneer kwam het besef dat je vader niet alleen thuis bij Monopoly sjoemelde, maar ook in het echte leven een crimineel was?

MARROQUÍN: Hij vertelde het me zelf. Na de moord op Rodrigo Lara Bonilla, de Colombiaanse minister van Justitie, in 1984, moesten we naar Panama vluchten. Daar zei mijn vader me dat hij beroepsbandiet was.

Hoe reageerde je?

MARROQUÍN: Ik was amper zeven jaar. Nogal jong om de omvang van zijn onthulling te begrijpen. Hij betrok ons, zijn familie, nooit in zijn activiteiten. Maar als we samen naar het journaal keken, had hij er geen probleem mee om te zeggen: ‘Die mensen daar heb ik laten ontvoeren, die bom heb ik gelegd, maar met deze heb ik niks te maken.’ Zo begon ik stilaan te begrijpen hoe gewelddadig mijn vader was. Ik antwoordde hem dan dat ik niet wilde dat onschuldige mensen stierven, dat hij zijn strijd niet met geweld mocht voeren.

Wat had hij daarop te zeggen?

MARROQUÍN: Hij maande me aan om niet te vergeten dat de eerste aanslag van een drugskartel in Colombia tegen zijn familie gericht was, dus tegen mij, mijn zus en mijn moeder. Dat gebeurde op 13 januari 1988, toen het Cali-kartel een autobom van 700 kilo dynamiet voor onze woning liet ontploffen. Dat rechtvaardigt absoluut niets, maar het helpt je wel te begrijpen wat zijn motieven waren.

Hoe slaagde je erin om die twee zo tegengestelde kanten – enerzijds de liefdevolle vader, anderzijds de drugsbaron die zonder aarzelen de ouders van andere kinderen liet vermoorden – met elkaar te verzoenen?

MARROQUÍN: Het zijn twee kanten van hetzelfde verhaal, dezelfde persoon en dezelfde gevoelens. Mijn vader had een heel groot talent om lief te hebben, maar ook een heel groot talent om mensen te haten. Jammer genoeg bracht hij beide extreem in de praktijk.

Waar kwam die diepe haat vandaan?

MARROQUÍN: Ik denk dat die gericht was op de oligarchie en de Colombiaanse staat, die door de politieke klasse geplunderd werd en de armen nul kansen bood op scholing, of om de sociale ladder te beklimmen. Mijn vader wilde aan de universiteit gaan studeren. Hij wilde revisor of advocaat worden, maar door de financiële problemen van zijn familie bleek dat onmogelijk. Daarom koos hij voor het pad van de misdaad. Hij wilde via de drugshandel de samenleving verbeteren. Hij bouwde ziekenhuizen, scholen en sportfaciliteiten. Daardoor haatte de politieke klasse hem. Ze hadden ook schrik voor zijn enorme populariteit. Hij vormde een grote bedreiging voor de staat.

Maar zijn geweld raakte niet alleen de staat. Hij maakte ontelbare onschuldige slachtoffers: hij liet een passagiersvliegtuig opblazen, hij verordende bomaanslagen op krantenredacties en winkelcentra…

MARROQUÍN: Als hij een hoogwaardigheidsbekleder wilde doden, maakte het hem niets uit of diens familie in de buurt was. ‘Oorlog is oorlog’, antwoordde hij als we daarover met hem discussieerden. Ik vroeg hem hoe hij een bom kon leggen op een openbare plaats die ook onze familie, misschien zelfs onze eigen moeder, zou kunnen bezoeken. Dan zei hij: ‘Opnieuw: oorlog is oorlog. Als iemand sterft, dan komt dat omdat hij sterven moet.’

Zijn criminele daden hadden ook verregaande gevolgen voor jou en je familie. Het Cali-kartel pleegde een bomaanslag. Jullie ontsnapten meermaals op het nippertje aan een ontvoering, moesten naar Panama en vervolgens naar Nicaragua vluchten, en in Colombia ondergedoken leven.

MARROQUÍN: We leefden als bandieten. We waren constant op de vlucht, alsof we dezelfde misdaden als mijn vader hadden begaan. Dat was hard. Een keer waren we met onze vader ondergedoken, en de politie had de hele stadswijk waarin we ons verstopten, omsingeld. We hadden geen eten meer, wel meerdere miljoenen dollars in cash. Omdat we niet naar buiten konden, zijn we bijna verhongerd. Toen besefte ik dat al dat drugsgeld geen nut had. Ook al waren we miljonairs, we hadden niet eens de vrijheid om een stuk brood te kopen.

Had je niet liever een normale papa gehad?

MARROQUÍN: Ik ben altijd heel gelukkig geweest om zo’n vader te hebben. Er was geen betere.

Op 2 december 1993 werd hij uiteindelijk door de politie gedood.

MARROQUÍN: Mijn vader was al dat geweld beu. Hij belde ons en zijn vrienden zo vaak op, tot de politie hem kon vinden.

Dat hij zo zijn schuilplaats verraadde, was geen nalatigheid van zijn kant?

MARROQUÍN: Nee. En het was ook niet de politie die hem vond, maar Carlos Castaño, de baas van de extreemrechtse Colombiaanse paramilitairen. De Colombiaanse politie en Amerikaanse agenten hadden niets te maken met de hele operatie die tot de dood van mijn vader heeft geleid. Bovendien: hij pleegde zelfmoord.

Hoe weet je dat?

MARROQUÍN: De forensische wetenschappers die de autopsie uitvoerden, hebben mij dat verteld. Die werden bedreigd en moesten het eindrapport vervalsen. Plus, mijn vader heeft me altijd – bij het ontbijt, het middag- en het avondeten – gezegd dat hij zichzelf zou neerschieten als zijn vijanden hem zouden omsingelen. Dat hij zelfmoord heeft gepleegd, was dus geen verrassing voor mij.

Volgens de officiële berichten werd hij door de politie, gesteund door Amerikaanse agenten, neergeschoten. Er bestaan foto’s waarop die samen met zijn lijk poseren.

MARROQUÍN: Tuurlijk. In de jacht op mijn vader waren het de paramilitairen onder Carlos Castaño die altijd het vuile werk moesten opknappen, van bloedbaden over folterpraktijken tot verdwijningen. Daarna belden ze de politie en nodigden ze hen uit om hun fotootje te komen maken.

Je was toen zestien. Hoe heb je de dood van je vader beleefd?

MARROQUÍN: De ene helft van Colombia was heel blij. De andere helft was, zoals ik, in rouw. Ik wilde niet dat hij dood was. En ik maakte de fout een paar woorden te zeggen tegen een journaliste die alles zonder mijn toestemming aan het opnemen was. Die woorden worden vandaag nog steeds als dreigementen tegen Colombia gezien.

‘Ik ga die hoerenzonen vermoorden. Ik ga ze zelf afmaken’, zei je.

MARROQUÍN: Luttele minuten later had ik al spijt van die dreigementen. Het ging nu eenmaal om mijn vader, een man van wie ik enorm veel hield. Ik denk dat zoiets een natuurlijke reactie is. Als jouw vader vermoord werd en jij zou zoiets zeggen, dan zou iedereen snappen dat je niemand wilde bedreigen, dat het om een uiting van acuut verdriet ging. Maar ik ben de zoon van Pablo Escobar, dus het werd serieus genomen.

Heb je er nooit aan gedacht om in de voetsporen van je vader te treden?

MARROQUÍN: Dat is een optie die elke dag van mijn leven door mijn hoofd spookt, ook al toen hij nog leefde. Niet als Pablo Escobar 2.0, maar als een vredelievende man uit mijn bed te kruipen: het is elke dag opnieuw een uitdaging.

Hoe ging het na zijn dood met jou en je familie?

MARROQUÍN: We onderhandelden met de drugskartels. Die eisten een schadevergoeding voor al het geld dat ze in de jacht op mijn vader hadden gepompt. Zo hebben ze ons van onze volledige erfenis beroofd.

Je ontmoette de vijanden van je vader?

MARROQUÍN: Degenen die het kartel van mijn vader kapotgemaakt hadden, waren nu de nieuwe grote bazen. Zij beslisten wie stierf en wie mocht voortleven. Als je in Colombia uitgenodigd wordt door iemand met zoveel macht, dan kun je niet weigeren – ook niet als je denkt dat je de ontmoeting niet zult overleven. Daarom had ik vooraf ook mijn testament opgesteld.

Hoe verliep die ontmoeting?

MARROQUÍN: Ik had afgesproken met de grote chefs van het Cali-kartel: Pacho Herrera, Miguel Rodríguez Orejuelay en José Santacruz Londoño, alias Chepe. Tot mijn grote verrassing was de familie van mijn vader ook aanwezig. Bleek dat die Chepe en co. al langer kenden.

Hoezo?

MARROQUÍN: Ik ontdekte dat zowel mijn oma langs vaderskant als mijn ooms zich achter de rug van mijn vader om met het Cali-kartel geallieerd hadden. Dat deed me veel verdriet. Je kunt je zorgen maken over het potentiële verraad van vrienden en de halve wereld. Maar dat je eigen oma en ooms je verraden? Dat komt niet één keer in je op.

Hoe liep die ontmoeting af?

MARROQUÍN: Ze lieten mij leven, wat al veel is. Normaal gezien word je in stukjes gehakt op zo’n afspraak. Ik was ook bereid om te sterven want ik wilde niet meer weglopen voor de zonden van mijn vader. Maar ze eisten al ons geld, al onze gronden, kunstwerken, woningen, auto’s, motorfietsen. Alles. De boodschap was duidelijk: ‘Zelfs als jullie nog maar één klein muntje verstoppen, maken we jullie af.’ Echt complex waren die onderhandelingen dus niet.

Had je Colombia niet gewoon kunnen ontvluchten?

MARROQUÍN: Mijn vaders vijanden hadden met de steun van de regering de poorten naar de rest van de wereld gesloten. Nog voor de dood van mijn papa vlogen we naar Duitsland. Maar ook daar raakten we niet binnen. We werden stante pede terug naar Bogotá gestuurd.

En na zijn dood?

MARROQUÍN: Toen kregen we een nieuwe identiteit, en raakten we in contact met de regering van Mozambique, die ons opving.

Vanwaar de naam Sebastián Marroquín?

MARROQUÍN: We bladerden in telefoonboeken. De namen die iets met de maffia te maken hadden, schrapten we. Uit de namen die overbleven, maakten we onze selectie.

Met je nieuwe naam belandde je uiteindelijk in Argentinië, in Buenos Aires. Hoe voelde het aan om plots een normaal leven te kunnen leiden?

MARROQUÍN: In eerste instantie heel hard. We waren pure luxe en rijkdom gewend. En van de ene dag op de andere hadden we niets meer. Alleen dankzij mijn moeders familie konden mijn zus en ik gaan studeren.

Na vijf jaar haalde je oude leven je in. Jij en je moeder werden opgepakt en voor witwassen aangeklaagd.

MARROQUÍN: Ik werkte als docent aan de universiteit. Plots kwam de politie, met tv-camera’s in haar zog, mij in de boeien slaan. Eén grote show. Na een lang onderzoek besloot de hoogste Argentijnse rechtbank dat we geen enkele wet overtreden hadden en ze sprak ons vrij.

Je hebt een boek over je vader geschreven en je verkoopt T-shirts met foto’s van hem. Is dat jouw manier om van de glorificatie van je vader te profiteren?

MARROQUÍN: Nee. Op geen enkele van onze kledingstukken zul je iets vinden dat de misdaden, de drugshandel of de figuur van mijn vader verheerlijkt. Integendeel: wij gebruiken zijn beeld om een debat aan te gaan. We willen jongeren duidelijk maken dat het niet gaat om een mooi verhaal dat herhaald moet worden. ‘Wij geloven in vrede’ is onze slogan.

Voor de documentaire Pecados de mi padre (2009) sprak je de zonen van Luis Carlos Galán en Rodrigo Lara Bonilla. Hun vaders waren politici die je papa liet vermoorden. Was je niet bang voor die ontmoeting?

MARROQUÍN: Jawel. Niemand is erop voorbereid oog in oog te staan met de slachtoffers van je eigen vader. Maar het was een heel aangename ontmoeting. We spraken over de pijn die het geweld van de drugsbusiness veroorzaakt. Zij beseften dat mijn vader wel verantwoordelijk was voor de dood van hun vaders, maar ook dat de war on drugs dat geweld had veroorzaakt en nu nog veroorzaakt. Die zonen, die zo’n pijn met zich meedragen, pleiten voor de legalisering van drugs. Dat is een boodschap die de wereld moet horen.

Ben je zelf pro legalisering?

MARROQUÍN: Drugs zijn in feite toch legaal? Als je een pizza en een dosis drugs bestelt, dan arriveert de pizza als laatste. De drugbusiness is gewoon niet gereguleerd door de staat. Drugs horen nu eenmaal bij de mensheid en dat zal niet veranderen. Wat we wel moeten veranderen, is hoe we daarmee omgaan. Drugs zijn een probleem dat we met scholing en informatie kunnen oplossen, niet met machinegeweren.

Hoe ging jij in je jeugd met drugs om?

MARROQUÍN: ‘Moedig is de man die geen drugs neemt’, zei mijn vader me altijd. Mijn papa was dan wel de beroemdste dealer van de twintigste eeuw, hij nam wel de tijd om zijn zoon over druggebruik te informeren.

Nam hij zelf drugs?

MARROQUÍN: Hij probeerde alles, met uitzondering van heroïne. Hij legde mij de effecten en gezondheidsgevolgen uit. En af en toe rookte hij marihuana, maar alleen als hij geen belangrijke beslissingen moest nemen.

Hoe sta je tegenover het vredesakkoord tussen de Colombiaanse regering en de FARC-guerrillero’s?

MARROQUÍN: Ik heb de meest bloeddorstige strijders van Colombia moe zien worden en genoeg zien krijgen van al het geweld. Al 150 jaar is ons vaderland verzonken in een moeras van geweld. Natuurlijk zal er altijd geruzied worden over de voorwaarden van zo’n deal. Maar vanuit mijn eigen ervaring kan ik alleen maar zeggen dat vrede elke prijs waard is.

Zou je graag naar Colombia terugkeren?

MARROQUÍN: Boven alles wil ik het recht terugkrijgen daar zelf over te beslissen, zonder inmenging van hen die geweld gebruikt hebben en nog steeds gebruiken.

Loop je dan nog altijd gevaar in je thuisland?

MARROQUÍN: Geen idee. En ik ga niet de proef op de som nemen.

Vertaling: Sebastian Roth / ©Frankfurter Allgemeine Zeitung

– NARCOS

Nu te zien in Netflix.

door David Klaubert

‘”Moedig is de man die geen drugs neemt”, zei mijn vader me altijd.’

‘Niet als Pablo Escobar 2.0, maar als een vredelievende man uit mijn bed te kruipen: dat is voor mij elke dag opnieuw een uitdaging.’

‘De politiecommandant die mijn zus en mij liet arresteren, stierf aan een verkeerslicht in Medellín, met 150 kogels in zijn lijf. Ook dát was mijn papa.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content