
‘ER SCHUILT EEN DOMINEE IN MIJ’
In de Big Brother-illusie dat je op televisie vooral jezelf moet zijn, heeft Thomas Vanderveken nooit helemaal geloofd. ‘Ik wilde dat het anders was, maar imago is bijna alles’, meent hij. ‘Als presentator ben je veel te vaak afhankelijk van perceptie.’
Muziek bindt hen. En het verlangen iets te doen dat sterker is dan om het even welke twijfel. Het leven is nu eenmaal te kort om op het juiste moment te wachten. Oh ja, ook religie is niet langer taboe. Een zomer lang portretten van woest en ander talent.
Op een terras vier hoog boven de met hipheid geplaveide straten van de Antwerpse wijk Zurenborg, laat ik die woorden even bezinken. Afhankelijk zijn van perceptie en dus afhankelijk zijn van wie men denkt dat je bent. Ik vind het een akelige gedachte. Alsof de wereld werkelijk enkel perceptie is. ‘De wereld niet, maar een massamedium als televisie is verraderlijk’, meent Vanderveken. Hij geeft een voorbeeld. ‘Als ik een jonge theatermaker ben, dan ben ik een kunstenaar wiens boodschap belangrijk is. Bij de televisie wordt er weinig over het echte karakter, de professionaliteit of de inhoud van een presentator gesproken. Als een redactie een presentator zoekt, dan gaat het over kleine details. Zoals het aantal kilo’s dat iemand de laatste tijd is bijgekomen. Het zijn subjectieve pietluttigheden waarvan de persoon in kwestie vaak niet eens weet heeft.’
‘Of je een programma kunt presenteren, heeft minder te maken met je kwaliteiten dan met iemand in die vergadering die aan jou denkt en je geweldig genoeg vindt om de anderen van je kunnen te overtuigen. Iemand die zegt: ‘Die Thomas Vanderveken heb ik eens ontmoet en die is minder onnozel dan hij lijkt en hij is minder klassiek dan je zou denken. Of: hij is misschien nog een beetje melkmuil, maar met een baard zal dat wel gaan.’ Dat soort onzin wordt er uitgekraamd. Tegelijkertijd is het geen onzin, want het is allemaal relevant. Als we dan met z’n allen naar de televisie kijken en mensen bij de eerste aanblik meteen denken dat ik een melkmuil ben, is het gedaan. Dan is het op. Enfin, ik probeer zo weinig mogelijk met die druk bezig te zijn. Je hebt er toch geen vat op.’
‘Image is everything.’ Is dat de reden waarom we anno 2011 nog steeds dezelfde presentatoren zien als pakweg dertig jaar geleden?
Thomas Vanderveken: Het is een Catch-22. Je wordt groot op televisie omdat iedereen je kent en iedereen kent je omdat je lang meedraait. Niet wie je bent, maar het medium bepaalt de boodschap. Omdat het medium krachtiger is dan jij. Hoe groter je zaal of je bereik wordt, hoe minder vrij je bent, want hoe meer medium je moet overbruggen. Wat niet hetzelfde is als jezelf verloochenen. Neen, je probeert net zo veel mogelijk van jezelf over te brengen. Enkel bezig zijn met je imago en hoe je overkomt, is even dodelijk als daar niet mee bezig zijn. Om mezelf te kunnen blijven, probeer ik programma’s te maken in functie van wie ik ben. Voor zover ik die programma’s kan kiezen, natuurlijk.
In het beste geval word je gekozen.
Vanderveken: Om door te groeien op televisie moet je proberen te ontsnappen aan het imago dat anderen je aanmeten. En je moet zelf kansen trachten te creëren. Wat niet eenvoudig is. Op televisie ben je heel erg afhankelijk van de mensen rondom jou. Er komt zo veel bij kijken, dat een ploeg het zich niet kan veroorloven een presentator te engageren van wie ze niet zeker zijn. Er wordt constant gekozen. Ik weet dat er recent een paar mensen bij de VRT door Woestijnvis zijn gebeld. Toen deed het grapje de ronde: als je nu nog niet gebeld bent, moet je eens grondig over je marktwaarde nadenken.
En: heb jij een telefoontje gekregen?
Vanderveken: Neen. Het was dan ook vooral als grap bedoeld.
Misschien wel, maar is het toch niet een beetje een kwestie van gebrek aan imago? Je presenteert het ochtendprogramma ‘Espresso’ op Klara, je draaft door de wereld in ‘Vlaanderen Vakantieland’, je mag al eens gastheer zijn in nogal protserige shows als ‘Steracteur, Sterartiest’ en dan ineens kom je vlotjes en grappig uit de hoek in ‘De Nacht van de Koningin’. Wie ben jij, Thomas Vanderveeken?
Vanderveken: Dat laatste, De Nacht van de Koningin komt dicht in de buurt van wie ik ben. Al ben ik volgens mijn vaste collega’s zowel een barmhartige als een betweterige wereldverbeteraar. Volgens de plek waar ik woon, ben ik een upperyup uit Zurenborg. En professioneel: een eclecticus, vrees ik. Ik heb heel veel kansen gekregen en ik heb op veel kansen ja gezegd. Dat kan twee dingen betekenen: ik heb geen ruggengraat of ik heb een breed interesseveld.
Welke van de twee is het?
Vanderveken: Ik hoop het laatste, maar soms ben ik bang dat het het eerste is. Het is zoals ik daarnet zei: ik denk niet dat ik mezelf in een programma ooit verloochend heb. Steracteur, Sterartiest was een liveshow, een entertainmentprogramma op vrijdagavond. In zijn genre was dat een goed programma. Er zullen zeker mensen zijn die beginnen over te geven als ze naar zo’n programma kijken, maar ik heb dat niet. Ik bouw wel eens graag een feestje. Steracteur, Sterartiest was zo’n feestje, waar ik dan ook nog eens technisch van alles heb bijgeleerd. Er zijn heel zeker programma’s waarvoor ik vriendelijk bedank. Uitlachtelevisie. Maar ook De Rode Loper. Een degelijk programma, zeker, maar showbizz interesseert me niet en het wordt opgenomen in een half valse studio met de teksten op een autocue. Daar word ik niet warm van. Als ik aan een programma meewerk, wil ik mij betrokken voelen. Ik wil dat het me verder brengt dan ik sta en ik wil er iets van mezelf kunnen instoppen. Dat is natuurlijk makkelijker bij iets als De Nacht van de Koningin dan bij Steracteur. Dat laatste was een grote carrousel, het eten werd bij wijze van spreken in de keuken bereid en ik was de ober die het opdiende. Bij De Nacht van de Koningin serveerde ik de tomaten die ik zelf had gekweekt en klaargemaakt. En om even terug te komen op die opmerking over het belang van een imago: het is makkelijker om iets van jezelf in een programma als De Nacht van de Koningin te stoppen dan in Steracteur omdat het formaat van het medium anders is. Canvas is van een andere grootte-orde dan één.
‘The medium is the message’, schreef de Canadese mediawetenschapper Marshall McLuhan al in de jaren 60. The medium is the massage werd dat door een zetfout in de drukkerij op de cover van de bijgevolg niet helemaal gelijknamige bestseller. McLuhan vond de schrijffout beter dan het origineel. ‘Mass age’ maakte hij ervan. Op 21 juli van dit jaar zou McLuhan zijn honderdste verjaardag gevierd hebben. Hij doorzag niet alleen de effecten van de media op onze levens, maar lanceerde ook als eerste het idee van de ‘global village’. Vanderveken is een absolute fan van de man. ‘Dankzij hem weet ik dat we amper kunnen overschatten hoe groot de revolutie van de sociale media is. De wereld is veranderd, alleen weten we nog niet helemaal hoe. De virtuele wereld is niet langer virtueel, hij geraakt steeds meer vervlochten met de echte wereld. Mijn petekind van drie jaar speelt met een iPhone alsof hij ermee geboren is. Wat eigenlijk ook zo is. Televisie en radio zullen niet verdwijnen, maar er is een waanzinnig sterk nieuw medium ontstaan dat onze relatie met de wereld ingrijpend aan het wijzigen is. Ook in Indonesië – waar ik onlangs voor Vlaanderen Vakantieland was – heb ik dat gezien. Mensen hebben er soms geen sanitaire voorzieningen, maar zitten wel mobiel op facebook.
Wat betekent dat voor jou als presentator?
Vanderveken: Dat plan ik uit te zoeken. Vanaf 1 augustus heb ik loopbaanonderbreking. Ik geef me vijf maanden om diep na te denken over wat ik nu wil in mijn leven. Mijn oma is al helemaal in paniek: ‘Wat als je nooit meer werk vindt?’
Een midlifecrisis op je dertigste?
Vanderveken: Ik heb daar zo een theorietje over.
Oké, ik luister.
Vanderveken: Ik heb het ook maar uit een boek dat ik net aan het lezen ben, maar naar het schijnt, heeft al het twijfelen en piekeren van de huidige generatie dertigers zowel te maken met pure verwendheid als met de piramide van onze behoeftes van Maslow. Onderaan staan de noodzakelijke voorwaarden om te leven: slapen, eten, drinken, seks. Daarboven komt huisvesting. Dan de sociale contacten, groepserkenning, eventueel een beetje eer en helemaal op de top heb je zelfontplooiing. En wij, de goed opgeleide, veilig omringde dertigers zijn daar op ons dertigste helemaal door. Het huis is er, de fantastische partner ligt voor je klaar, er zijn kinderen als je wilt. Veel vroeger dan welke generatie ook kunnen we aan zelfontplooiing beginnen. Dat is vreselijk. Want wat doe je dan? Een tweede leven beginnen? Alles overboord gooien? Op een berg in Kenia gaan zitten? Fanatiek aan het wielrennen slaan? Een rockband oprichten? In een maîtresse investeren? Studeren? Veel van mijn vrienden en leeftijdsgenoten zitten ermee. Allemaal botsen ze op die ene vraag: ‘Is het dit en wat nu?’
En, wat nu?
Vanderveken: Ah, de vraag van een miljoen. Om eerlijk te zijn: ik probeer het zo lang mogelijk niet concreet in te vullen.
Maar je moet toch een idee hebben?
Vanderveken: Ik wil de keuzes die ik zelf gemaakt heb, afwegen tegenover de kansen die ik gekregen heb. Als kind wilde ik al Toon Hermans zijn. Muziek maken en op een podium verhalen vertellen. Daarom ben ik piano gaan studeren. Ik heb even getwijfeld tussen een jazzopleiding en het conservatorium. Jazz was een meer logische keuze geweest, vooral omdat het me nooit geïnteresseerd heeft een sterpianist te worden. Daarvoor zijn mijn interesses te breed. Ik kan mij niet tien uur per dag in een kamer opsluiten om de beste pianist ter wereld te worden. Dat ik dan toch voor een klassieke opleiding heb gekozen, was een puur rationele beslissing: ik wilde technisch zo perfect mogelijk zijn. Ik zou wel zien hoe ik het acteren en vertellen erbij kon betrekken. Toen ik mij op mijn achttiende aan het conservatorium inschreef, was dat het doel: piano spelen en acteren combineren. Tijdens mijn studies had ik met een vriend een programma uitgewerkt. Hij speelde saxofoon, ik piano, tussendoor vertelden we. Het was geweldig en misschien wil ik dat weer doen. Piano spelen en teksten schrijven die zo briljant zijn dat ieder cultureel centrum mij boekt.
Back to the roots, zoals men zegt.
Vanderveken: Oh ja, en dan kan mijn kleuterjuf eindelijk vertellen dat ze het altijd al voorspeld had. Mijn persoonlijke mythe wil dat ik als driejarige in de klas achter de piano kroop en de liedjes naspeelde die de juf zong. De juf dacht dat ik een Mozartiaans wonderkind was; ik denk dat ik vooral schrik had voor andere kinderen en dan maar besloot dat de piano mijn vriend was. In de eerste school waar ik zat, werden de blokken ’s morgens op een hele grote tafel uitgekieperd en dan moest je om het eerst vijf blokken bij elkaar graaien waarmee je dan de rest van de dag kon spelen. Na een week was ik doodziek van deze variant op de struggle for life. Mijn ouders hebben dan een school met kleinere klasjes voor me gezocht. Daar heb ik het eerste halve jaar op de schoot van de juf of achter de piano doorgebracht. Misschien was er sprake van aanleg, er was vooral een grote verlegenheid.
Waarom heb je je droom om ‘iets te doen’ op een podium verlaten om ‘iets te doen’ op tv? Of sluiten die twee bij elkaar aan?
Vanderveken: Er zijn natuurlijk overlappingen. Voor een camera staan is een beschermde manier van op een podium staan. Er is zelden een zichtbaar publiek, tenzij je een grote liveshow presenteert. En dan nog, alles is veel meer geregisseerd en gecontroleerd. Maar de echte reden dat ik op televisie verzeild ben geraakt – eerst bij Jim – is een ontstoken vinger. Door een duik aan de ondiepe kant van het zwembad, lag mijn vinger uit de kom. In plaats van die vinger de tijd te geven om te genezen, ben ik als gek op mijn piano blijven spelen. Het gevolg was een ontstoken vinger waardoor ik nooit langer dan vijf uur per dag op de piano kon oefenen. Ik dacht dat ik een streep kon trekken onder mijn studies en dus begon ik naar andere mogelijkheden uit te kijken. Op de radio hoorde ik dat VTM een jongerenzender wilde oprichten; ik heb een cv verstuurd en een paar maanden later kon ik beginnen. In mijn ogen was het een andere vorm van acteren. Ik heb uiteindelijk ook mijn muziekstudies afgemaakt en daardoor ben ik terechtgekomen op een plek – bij Klara – waar ik zonder conservatorium en zonder Jim nooit was geraakt.
Hoe zit het intussen met die grote verlegenheid? Mensen ambiëren een leven in de spotlichten omdat ze verlegen zijn. Herkenbaar?
Vanderveken: Als je met een camera in je rug over straat loopt, wordt er van je verwacht dat je mensen – wildvreemden – aanspreekt. Hoe vaker je het doet, hoe meer je merkt dat er helemaal niets aan is, dat het zelfs een verademing is om iedereen zomaar te kunnen aanspreken. Ik denk niet dat ik voor een camera ben gaan staan omdat ik verlegen ben, maar die camera heeft me alleszins minder verlegen gemaakt. Ik voel me veel vrijer dan ik als kind was. Mijn vader (acteur Ugo Prinsen; nvdr.) is zijn leven lang ontstellend verlegen gebleven. Hij durfde geen winkel binnen te gaan voor hij een anekdote had bedacht die hij kon vertellen. Zo bereidde hij zich voor op sociale contacten. Op een podium viel dat allemaal weg. Alsof hij daar het recht had om mensen lastig te vallen. De setting was duidelijk. De mensen hadden ervoor gekozen om naar hem te luisteren, ja, ze hadden er zelfs voor betaald.’
Jouw vader is overleden toen je 23 was. Het schijnt dat kinderen van vroeg gestorven vaders gulziger in het leven staan. En dus misschien ook sneller een midlifecrisis hebben.
Vanderveken: Tja, tijd is geld, zeggen ze. Volgens mij is tijd veel belangrijker dan geld. Dat heb ik uit de dood van mijn vader geleerd. Hij ging er na zijn vijfenzestigste van profiteren, maar hij is gestorven op zijn vijfenzestigste. Hij vond van zichzelf dat hij te serieus was geweest. Hij vond dat hij wat vaker rustig op zijn stoel had moeten zitten om naar de wereld te kijken. Daar heeft hij spijt van gehad. Ik probeer die spijt te vermijden. Misschien dat ik daarom beslis om vijf maanden de pauzeknop in te drukken. Omdat je niet weet wanneer de dood je bij je nekvel grijpt. Mijn vader is gestorven aan longkanker terwijl hij nooit een sigaret heeft gerookt. Het was mesothelioom of asbestkanker. Waarschijnlijk heeft hij het opgedaan in het Flageygebouw, dat toen hij er voor de BRT werkte nog vol asbest zat. Iedere kanker is oneerlijk, maar mesothelioom nog net iets meer. Omdat hij totaal onvoorspelbaar is. Hij doet er veertig jaar over om zich te ontwikkelen.
Als kind wilde je Toon Hermans zijn, zei je daarnet. Ook een beetje je vader?
Vanderveken: De liefde voor het theater komt absoluut van hem. Mijn pa, dat was een ‘eengezinszaak’. Hij had twee monologen geschreven die hij ontzaglijk vaak heeft opgevoerd. Een over mentaal gehandicapten en een over de aidsproblematiek. Hij had zelf een decor laten maken, dat werd in de camionette gestoken en wij reden dan met de hele familie naar ieder cultureel centrum, iedere parochiezaal over heel Vlaanderen waar hij die avond moest spelen. Na de voorstelling zaten mijn broer en ik stilletjes op een barkruk in de cafetaria chips te eten terwijl papa zijn succes kwam oogsten. Dat was magisch. Thuis werd ik gedrild in het luid, deftig en duidelijk voordragen van teksten. Ik stond met mijn rug tegen de verwarming in de keuken, mijn vader zat aan tafel. ‘Begin maar.’ Vanaf het eerste woord zat het ertegen. ‘Je moet dat anders zeggen. Meer doorleefd.’ ‘Ja, maar het is de titel.’ ‘De titel is het begin van alles.’ Hij heeft me geleerd hoeveel je van een publiek kunt terugkrijgen en hoeveel er op het spel staat. Mensen zeggen dat het ijdelheid is die je op een podium jaagt. Ik zal niet beweren dat ik niet ijdel ben, maar bij mij gaat het meer om een spanning waaraan ik verhangen ben geraakt. En om de communicatie die je tot stand brengt. Ik zeg het: ik ben een man van het woord en van de muziek. Mijn pa was trouwens ook een gemankeerde muzikant die mij besmet heeft met zijn eclectische stijl. Zijn platencollectie puilde uit van de meest bizarre muziekstijlen. Russische baszangers stonden er naast The Ramones.
Maatschappelijk onrecht en mistoestanden waren een belangrijke drijfveer voor jouw vader. Jouw broer en moeder zetten dat voort. En jij?
Vanderveken: Naar het schijnt heb ik wel trekjes van een dominee. Onlangs heb ik de asbestvereniging gecontacteerd. Ik word woest als ik lees dat er in Canada – een land waar asbest verboden is – nog altijd asbest ontgonnen wordt om het naar derdewereldlanden te verschepen. Als Chris en Yves me bellen omdat ze een benefiet organiseren voor hun nieuwe dagverblijf, dan doe ik mijn best om erbij te zijn. En als Sensoa me vraagt voor een campagne rond hiv en aids, wel, die moeten dat eigenlijk niet vragen. Het is logisch dat ik dat doe. Veel van de mensen die bij ons over de vloer kwamen toen mijn vader zijn monoloog over aids speelde, zijn intussen overleden; het waren mensen die ik kende. In die zin is mijn betrokkenheid een verlengstuk van het engagement van mijn vader of – zoals bij de schande van asbest – een gevolg van zijn dood. Verder probeer ik het goede voorbeeld uit te zetten in wat ik doe. Ik rijd met mijn auto tot hij het begeeft en de volgende zal op lpg of op elektriciteit zijn. Ik weet ongeveer wat ik eet. Ik probeer lief te zijn en niet te snel te oordelen, al is dat laatste niet altijd makkelijk. Ik kom dan bijvoorbeeld in Brussel. Ik hou zo van Brussel, maar begrijp niet dat die vuile stinkende pisgang van het Centraal Station naar de metro nog altijd even vuil is en even sterk naar pis riekt. Waarom is dat geen ultracoole witte gang waar rustgevende muziek klinkt en bevallige masseurs je onder handen nemen? Ik moet er iets aan doen, denk ik soms, maar dan denk ik ook: ach, een beetje tv maken, een beetje radio, het zal ook wel goed zijn.
Dat klinkt lichtjes fatalistisch. Of lijkt dat maar zo?
Vanderveken: Kijk, er is een fundamenteel probleem op de wereld: we zijn met veel te veel. Neem nu Indonesië: een kwart miljard inwoners. Ze verschepen er hele dorpen naar andere eilanden omdat Java letterlijk vol zit. Wat doe je daaraan? Iedereen steriliseren? Etienne Vermeersch vindt dat een optie; ik heb het daar moeilijk mee. Dankzij de global village waarin we nu wonen, komt er zo veel op ons af dat we met de grootste moeite van de wereld niet kunnen begrijpen. Zelfs iets kleins als onze eigen regeringsvorming is niet uit te leggen. Met dat alles in het achterhoofd geeft het best veel voldoening om ’s morgens drie uur lang radio te maken en mensen op een warme manier door het begin van de dag te loodsen. Mensen hebben ’s ochtends een ritueel en daar past de radio in. ‘Jij bent de eerste die ik hoor’, zeggen mensen me. Of: ‘Ik sta met jou onder de douche.’ Een hele eer vind ik dat. En dus is het belangrijk dat ik ervoor zorg dat mensen zich op hun gemak voelen, dat ik niet slechtgezind ben, dat ik me aanpas aan wat van mij verwacht wordt. ‘The medium is the massage’, weet je wel.
Laat jij je soms volledig gaan?
Vanderveken : Neen.
Denk je nu – met die nakende midlifecrisis: misschien is het tijd om mij eens te laten gaan?
Vanderveken: Goh, wat is dat dan? Je te pletter drinken? Ik kan me niet voorstellen dat ik achteraf denk: ‘Dat was goed dat ik heb staan spuwen in de kant.’ Ik wil dat niet. Ik vind dat vernederend voor de mensen om me heen en voor mezelf. Ik ben een controlefreak, ja, maar dat betekent niet dat ik me onvrij voel. Ik voel me zeer vrij. Als ik een lege dansvloer zie en ik heb zin om te dansen, wel dan dans ik. Ik kan mezelf waanzinnig goed belachelijk maken, maar vernederen is een stap te ver.
Laatste vraag. Stel: je richt na je bezinning een productiehuis op en maakt je eigen programma. Wat wordt het?
Vanderveken: Om in personen te spreken: Louis Theroux meets Matthijs van Nieuwkerk. Ik ben heel graag op pad in de wereld om verhalen te vertellen die ik daar vind en ik zit ook graag binnen om te luisteren naar de verhalen die op me afkomen. De rol van bevoorrechte buitenstaander is me op het lijf geschreven. Erbij zijn, er niet echt inzitten, maar er wel een gesprek over voeren. Met onverwachte mensen. Als ik op reportage ben voor Vlaanderen Vakantieland en ik kom een stokoude herderin tegen die niet alleen gepassioneerd over haar schapen praat, maar ook nog eens een veer bovenhaalt en zegt: ‘Dit is wat je moet doen, vlieg! Vlieg!’ Dat gaat recht naar mijn hart. Dan denk ik: ‘Trouw met mij.’
DOOR TINE HENS / FOTO’S JURGEN ROGIERS
‘Mijn kleuterjuf dacht dat ik een Mozartiaans wonderkind was omdat ik altijd aan de piano zat. Ik denk dat ik vooral schrik had van de andere kinderen.’ ‘Mensen zeggen dat het ijdelheid is die je op een podium jaagt. Niet dat ik niet ijdel ben, maar mij gaat het om een spanning.”Ik ben een controlefreak, ja, maar dat betekent niet dat ik me onvrij voel.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier