Mark Stewart van The Pop Group: ‘Een gevecht met de maatschappij? Niet nodig, we hebben al gewonnen’

© Getty

Eind vorige week raakte het nieuws bekend dat Mark Stewart van The Pop Group is overleden. In 2016 interviewde Knack Focus de invloedrijke frontman naar aanleiding van The Pop Groups passage op Sonic City. Herlees hieronder dat gesprek.

Om een posterfähige popgroep te worden, was The Pop Group toch te veel ADHD-kind in de postpunkklas van 1979. Maar hoe ver reikt de invloed niet? Zanger Mark Stewart staat mee op elke foto die de ontwikkeling van industrial, dubreggae, triphop en dubstep kadreert. Na dertig jaar toert The Pop Group weer – de bus doet deze maand ook Sonic City in Kortrijk aan. ‘Ik zie een nieuwe carrière voor ons weggelegd.’

Fan van het eerste uur Nick Cave over The Pop Group: ‘Hun beste nummer vind ik We Are All Prostitutes. Omdat het alle kwaliteiten heeft die rock-‘n-roll zou moeten hebben: gewelddadig en paranoïde.’ Ja, natuurlijk was de toenmalige beeldenstormer van The Birthday Party compleet weg van het amalgaam van schrille freejazz, abstracte funk, wild geëxperimenteer en tierende politieke teksten dat The Pop Group bracht op zijn enige twee platen, Y (1979) en For How Much Longer Do We Tolerate Mass Murder (1980), of op aparte singles zoals She Is Beyond Good and Evil (waarvan St. Vincent in de Amerikaanse talkshow van Jimmy Fallon ooit een splijtende cover ten beste gaf). En neen, Mark Stewart en co. hebben Duran Duran of Spandau Ballet nooit het vuur aan de schenen gelegd. Al was dat wel degelijk de bedoeling.

MARK STEWART: Mensen hebben altijd aangenomen dat wij een bende intellectuele hooligans waren – wat overigens correct is (lacht) – en dat onze groepsnaam derhalve zwaar ironisch was. Klopt niet. We waren er rotsvast van overtuigd dat we effectief populair zouden worden. Kijk maar naar The Associates: die zijn toch ook groot geweest zonder dat ze eenduidige, makkelijk te plaatsen muziek maakten?

Met haar licht ontvlambare muzikale cocktail was het niet verwonderlijk dat het voor The Pop Group anders liep. Maar na de split in 1981 woelde duvelstoejager Stewart ongetemperd voort. Hij maakte verschillende soloplaten, eerst voor het Londense On-U Sound (een label dat onderdak bood aan een resem met punk, dub en reggae doorvoede artiesten), later voor Mute. Lp’s als As the Veneer of Democracy Starts to Fade (1985), Mark Stewart (1987) en Metatron (1990) reikten Amerikaanse industrialjongens als Trent Reznor (Nine Inch Nails) en Al Jourgensen (Ministry) munitie aan. Door de vroege hiphopcassettes die hij vanuit New York naar Bristol meebracht, stak Stewart daarenboven het vuur aan de lont van de Bristolscene en triphop. Tricky, zijn voormalige flatgenoot, noemde hem ‘mijn chaos’.

Aan tafel met Mark Stewart voor een laat – en vet – Engels ontbijt. Eerste vraag: waarom is The Pop Group sinds 2010 weer samen? Eerder dit jaar heeft ze met Citizen Zombie zelfs een nieuwe langspeler gebaard. Het antwoord is niet het gebruikelijke ‘nu we ouder zijn, kunnen we onze meningsverschillen eindelijk begraven’ of ‘ze boden ons zo’n smak geld dat we geen neen konden zeggen’.

STEWART: Eind jaren zeventig had je het establishment met zijn arrogance of power, waar wij met onze power of arrogance regelrecht tegen ingingen. Maar intussen bekleden veel van die punks en freaks zélf machtsposities in het bedrijfsleven en de politiek. Of kijk naar Silicon Valley, dat toch ook gestoeld is op regel één van het punkmanifest: niets is onmogelijk. Het gaat dus niet langer over ‘wij en zij’, die tegenstelling is vervallen. Bovendien heeft het internet talloze andere kanalen opengegooid voor een groep om aan de bak te komen. Het klimaat is weer rijp voor The Pop Group, de mainstream is opnieuw het doel. Career opportunities, zoals Joe Strummer het noemde.

Een conventioneel interview uitvoeren met deze aan één stuk doorratelende vijftigplusser – tevens een wandelende encyclopedie die om de haverklap op een andere bladzijde openvalt – is een verloren zaak. Uitweidingen over de Syrische volksverhuizing, geheime middeleeuwse genootschappen en occultisme zijn ten behoeve van de leesbaarheid geschrapt. Wat Stewart wél mag doen, is de volgende quotes van gepast commentaar voorzien.

Zonder punk zou The Pop Group niet bestaan hebben

journalist Simon Reynolds in zijn postpunkbijbel Rip It Up and Start Again (2005)

STEWART: Klopt! Punk was geen kracht van buitenaf, maar zat gewoon in het DNA van onze generatie. Als tieners genoten mijn vrienden en ik ervan om outsiders te zijn in Bristol. Het was: samen opgroeien en in de ban raken van William Burroughs en freejazz. Als havenstad was Bristol bovendien een kleine maar kosmopolitische smeltkroes: je hoorde er overal reggae en funk. En we waren blijkbaar niet de enigen die intuïtief in allerlei vreemde richtingen werden getrokken. Toen we met The Pop Group voor het eerst in Manchester gingen spelen, raakten we aan de praat met de jongens van A Certain Ratio en Warsaw. In Schotland kwam Bobby Gillespie, later van Primal Scream, naar ons kijken. Bleek dat we allemaal Metallic K.O. van Iggy and the Stooges in huis hadden en verslingerd waren aan Lou Reed, Roxy Music, David Bowie en New York Dolls. We wisten van het bestaan af van protopunkbands als Suicide en Pere Ubu. Dat weerlegt de misvatting dat punk een Londense uitvinding is: het was sowieso aan het gebeuren, overal. Punk komt zogezegd voort uit pubrock, al die gitaarcombo’s die terugkeerden naar de eenvoud van de oude rock-‘n-roll. En inderdaad: zelfs de Sex Pistols klonken alsof ze Johnny B. Goode naspeelden. Hetzelfde met Joe Strummer in The 101ers. Maar wat hen van pubrockers onderscheidde, waren hun kleren, hun kwaadheid, hun attitude. Je ging naar Throbbing Gristle kijken en al die lui met wie je praatte, waren minstens even belangrijk als die band op dat podium. Alsof iedereen net als jij uit een donker hol kwam gekropen.

Dat is wat muziek mij altijd gegeven heeft: ik kon mezelf als het ware in iets dromen. Zonder muziek was ik schizofreen geworden. In de Amerikaanse Midwest kwam ooit een jongeman naar me toe: ‘Mark, door naar jouw platen te luisteren besefte ik dat er nog mensen bestaan die denken zoals ik.’ Of dat Trent Reznor was? Zou goed kunnen. (lacht mysterieus)

Het enige wat ik wil doen, is mijn punt maken en daar meer aan overhouden dan wat ik erin geïnvesteerd heb

kunstenaar Banksy, net als Mark Stewart afkomstig uit Bristol

STEWART: Connecties: dat wil ik overhouden. De rijkdom aan persoonlijkheden en ideeën en theorieën waarmee ik me omring, dat is mijn eten. Kennis is een voedingsstof. Hoe het komt dat mijn naam opduikt in de ontwikkeling van zoveel genres? Door mijn vermogen om de angst voor het onbekende uit te schakelen. Ik wil daar de eer niet voor opstrijken. Iedereen had die deuren kunnen openen. Ik heb gewoon het geluk gehad dat ik in een heel ruimdenkende familie ben opgegroeid: de regels die de kerk of het onderwijs oplegden, waren niet zaligmakend. Mijn grootmoeder was een helderziende, elke zondag riepen we geesten op. Mijn vader was bevriend met Arthur C. Clarke, een sciencefictionschrijver en futuroloog (en coscenarist van 2001: A Space Odyssey, nvdr.), wat bij het ontbijt tot de geschiftste conversaties leidde. Zelf weiger ik artistieke grenzen te accepteren. Ik ben constant op zoek naar impulsen, nieuwe vormen. Misschien ben ik daarom bevriend geraakt met Tricky. Of onlangs nog met gasten als Echoplex, of de postdubstepkliek in Bristol. Ik ben in zoveel verschillende dingen geïnteresseerd dat ik ooit wel eens bij de alchemisten van morgen moet uitkomen. Wellicht is het gewoon: you get what you give.

Ik heb sommige van mijn favoriete muziek al zonnebadend en surfend geschreven’

Paul Banks, de doodbiddersstem van Interpol

STEWART: Hoe ik tegenover die hele neopostpunkgolf van het nieuwe millennium stond? Ik vond de New Yorkse tak wel interessant. Radio 4,!!!, LCD Soundsystem. Weinig mensen beseffen trouwens hoeveel tijd we met The Pop Group in New York hebben gespendeerd. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig gebeurde er daar van alles. We speelden in de Mudd Club en Danceteria, samen met no-wavegroepen als DNA, met John Lurie of Arto Lindsay in ons voorprogramma. Er was geen ontkomen aan James Chance of Thurston Moore.

In New York heb ik toen voor het eerst hiphop gehoord. Daardoor leerde ik Keith LeBlanc, Doug Wimbish en Skip McDonald kennen, samen de huisband van Sugar Hill Records, die later met mij zouden samenwerken als The Maffia. Doordat wij onze vrienden in Bristol rechtstreeks rapcassettes in handen duwden, kon hiphop bij ons veel meer een eigen leven gaan leiden dan in Londen. Robert Del Naja, later van Massive Attack, deed aan graffiti en was een groot voorbeeld voor Banksy. Futura 2000, die kunstenaar uit New York, vloog over om de kids alles over de technieken van bombing, graffiti dus, te leren. Ongelofelijk hoeveel directe lijnen er tussen Bristol en New York bestonden.

It’s hard to fight when the fight ain’t fair

uit Change van Taylor Swift, kwestie van ook een stem uit de Champions League van het huidige popwezen te laten horen

STEWART: Hahaha. Kijk, we hebben maar recht op één leven. Het is dus essentieel dat je daar geen minuut van verkwanselt. Ik ben in de eerste plaats constant verwikkeld in een gevecht met mezelf. Ik moet al mijn energie aanwenden om naar achtergronden te peilen en bepaalde dingen in vraag te stellen. Als adolescent spijbelde ik om de alternatieve boekenwinkel in te duiken. Ik las over situationisme, over de touwtjes boven de politiek, over allerlei samenzweringen, over verborgen geschiedenissen. Daardoor heb ik geleerd dat je altijd op de tippen van je tenen moet leven, alert moet zijn. Mentale gymnastiek, zeg maar. Maar vraag me of ik een gevecht met de maatschappij lever, dan zeg ik: niet nodig, we hebben al gewonnen. Enfin, dat begin ik nu zo’n beetje te begrijpen. De oude tegenstellingen tussen links en rechts hebben afgedaan. Er ontstaan nieuwe vormen van economie, mensen streven op kleine schaal naar zelfredzaamheid, los van de dogma’s van het kapitalisme. Over honderd jaar zal men op deze periode terugkijken als een kantelpunt.

Al mijn songs zijn in feite liefdesliedjes

Mark Stewart zelf, in de documentaire On/Off: Mark Stewart from The Pop Group to The Maffia (2009)

STEWART: Mensen hebben altijd al een verwrongen beeld van mij gecultiveerd: moeilijkdoener, politiek beest. Maar wist je dat ik de nieuwe plaat van The Pop Group eerst The Last Romantic wilde noemen? Ik ben me al mijn hele leven bewust van het feit dat politiek onafscheidelijk verbonden is met het dagelijkse leven. Ik bedoel: mijn grootouders waren huisbedienden. Je niets aantrekken van politiek, dat bestaat gewoon niet. Alles is politiek, ménsen zijn politiek. Dat heeft weinig of niets te maken met koninginnen en presidenten. Ik ben van kindsbeen af een internationalist. Opgroeien in Bristol heeft me mijn voelsprieten doen opzetten voor de invloed van andere culturen – mijn vriendin is trouwens Iraanse, maar dit terzijde. Ik voel een sterke verbondenheid met de hele mensheid, omdat we dat nu eenmaal zijn: één en dezelfde groep wezens. Ook in The Pop Group gaat het nu opperbest. Het klinkt onnozel, maar in feite zijn we een bende giechelende vijftienjarigen gebleven. We spotten constant met elkaars schoenen of neus, zowel op het podium, in de tourbus als op het vliegtuig naar Denemarken. Maar net dat stupide, naïeve, kinderlijke gedrag doet ons in onze muziek rare dingen uitproberen.

The Pop Group is relevanter dan ooit

Paul Epworth, producer van Adele en Coldplay, die ook voor Citizen Zombie achter de knoppen zat

STEWART: Op festivals vragen andere artiesten me soms hoe het is om, wel, een zekere invloed te hebben gehad. Ik begrijp die vraag niet, omdat ik die analyse nooit maak. Ik heb geen respect voor de muziekbusiness, die vrijhaven van strevers en domkoppen. Ik klets liever met de Indiase vent van de stomerij. Die doet zich tenminste niet beter voor dan hij is.

Weet je, elk jaar met Kerstmis komt de familie samen en is er altijd wel een bezorgde tante of oom die in de koopvaardij heeft gezeten die me toefluistert dat het nog niet te laat is om aan een echt vak te beginnen. (lacht) Dan leg ik elke keer geduldig uit dat dit mijn vak is: troubadour zijn, informatie doorspelen. En daarvoor moet ik constant bijleren. En verbaasd staan bij elke repetitie, omdat de jongens weer eens een jazznoisekakofonie van tien minuten op me afvuren waarmee ik verondersteld word aan de slag te gaan. (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content