Toen Roisin Murphy en Mark Brydon een punt zetten achter hun relatie, leek dat meteen ook het einde voor Moloko. De twee bleven echter vrienden en brengen nu hun vierde album uit. ‘Maar ergens beseffen we dat deze plaat de laatste zou kunnen zijn.’
statues Uit op 28/2 (Echo/Mostiko)
Net als het dancelabel Warp Records en groepen als Heaven 17, Pulp, Cabaret Voltaire, ABC en The Human League is Moloko afkomstig uit Sheffield, een stad die op muzikaal vlak lang in de schaduw stond van het naburige Manchester. ‘Dat is meteen ook de reden waarom iedereen er zo halsstarrig zijn eigen ding doet’, vertelt Roisin Murphy, die samen met haar voormalige vriend Mark Brydon de plak zwaait bij Moloko. ‘We kunnen niet anders dan opvallen, ons excentriek gedragen, want anders denkt iedereen dat we uit Manchester komen. Dus is het normaal dat we ons verdiepen in elektronische muziek, een genre dat afwijkt van de regelmaat.’
Acht jaar geleden pakte Moloko uit met de popplaat Do You Like My Tight Sweater, naar verluidt het eerste wat Roison ooit tegen Mark heeft gezegd. Het album deed het goed en al vlug lag de opvolger I Am Not a Doctor in de winkel, een betere plaat, maar zonder enig hitpotentieel. Tot de Duitse houseproducer Boris Dlugosch het nummer Sing It Back onder handen nam: de remix vloog wereldwijd meer dan een half miljoen keer over de toonbank en Moloko werd op slag een commercieel succes. ‘Ik zal nooit een kwaad woord zeggen over Sing It Back‘, zegt Murphy. ‘Ik weet dat het als muzikant goed staat om af te geven op dat ene nummer waar je altijd mee zal worden geassocieerd, maar ik zou niet weten waarom. Ik vind het nog altijd een schitterende dansplaat, een discoklassieker, wellicht de beste remix aller tijden. We waren er heilig van overtuigd ooit door te breken en met Sing It Back is ons dat gelukt.’
Het uitstekende album Things to Make and Do en de dansklassieker The Time Is Now bevestigden de kwaliteiten van Murphy en Brydon, zowel op commercieel als op artistiek vlak. Op amoureus vlak ging het daarentegen de verkeerde richting uit. Onmiddellijk na de release van het derde album gingen de twee uit elkaar en leek aan het sprookje een einde te komen. Ze besloten niettemin te blijven samenwerken en blikten het alweer onberispelijke Statues met de hitsingle Familiar Feeling in. ‘Als ik geen seks meer krijg, moet ik op zijn minst kunnen zingen’, grapt Murphy.
Wat meteen opvalt aan de nieuwe plaat, is de uitzonderlijke albumcover.
Roisin Murphy: Elaine Constantine heeft die foto oorspronkelijk gemaakt voor een modereportage in de Britse glossy Sleazenation. We kennen elkaar al jaren en zij slaagt er telkens weer in een foto van mij te maken, niet van een of andere blonde griet die toevallig in een groepje zit. (lacht) Toen het tijdschrift in de winkel lag, kwamen verschillende vrienden me vertellen dat er een perfecte albumcover in stond. Aanvankelijk begreep ik hen niet. In het verleden hadden we nog nooit met een foto van onszelf gewerkt. Maar toen ik de bewuste reportage zag, werd het mij duidelijk dat het hoog tijd was om het over een andere boeg te gooien. We hebben de zaken altijd net iets anders aangepakt dan gebruikelijk is voor een popgroep. Om nog origineel te zijn, zouden we misschien wel eens de voor de hand liggende dingen moeten doen, omdat niemand dat van ons verwacht. Zowel wat de vormgeving als de eigenlijke plaat betreft, zijn we anders te werk gegaan. Deels is het ook daarom dat er geen interludes op het nieuwe album staan. De speeltijd is voorbij. We konden ook niet langer de energie opbrengen om van ons streven, een rechttoe-rechtaan popplaat maken, af te wijken. We zijn veeleisender geworden en dat brengt meer verantwoordelijkheden en een zekere ernst mee.
Naar verluidt had Mark onder meer Grandaddy, Spek en Godspeed You! Black Emperor in gedachten, toen hij aan deze plaat begon?
Murphy: Is dat zo? Hij heeft me daar nooit over gesproken, maar het zal wel kloppen. Het album klinkt in elk geval donkerder, meer melancholisch, wat ook normaal is, want disco en melancholie gaan hand in hand. Zelf heb ik voornamelijk inspiratie geput uit het oeuvre van Burt Bacharach. Ik kwam ook op het idee om met strijkarrangementen te werken. Dat leek vanzelfsprekend, omdat we naar een emotioneler, misschien zelfs oprechter geluid zochten. Ook mijn teksten zijn alweer iets persoonlijker geworden, minder metaforisch. Dit moest met andere woorden de plaat van ons leven worden. Daarom hebben we er zolang aan gewerkt. Op een bepaald moment dacht ik zelfs dat we de productie nooit tot een goed einde zouden brengen. Er zit zoveel in, zoveel gevoelens, zoveel instrumenten, zoveel lagen.
Hadden die twijfels ook te maken met de amoureuze breuk tussen jou en Mark?
Murphy: Absoluut. We konden er nooit helemaal zeker van zijn wat er zou gebeuren. Nog altijd niet trouwens. De plaat is af, dat is al iets, maar nu moeten we hem nog promoten en ermee op tournee trekken. Niemand weet hoe dat zal aflopen. We hebben alvast besloten om geen interviews samen te geven. We zijn nog altijd goede vrienden, voor alle duidelijkheid, maar we beseffen ergens wel dat dit misschien ons laatste album zou kunnen zijn. Toen we nog in de studio zaten, hing het zwaard van Damocles voortdurend boven ons hoofd, wat in zekere zin best stimulerend werkte. (lacht) Intussen staan we alweer een stap verder, maar de onzekerheid blijft. Maar er is nog geen reden tot paniek. Misschien maken we samen nog wel honderd platen.
Stel dat het hier eindigt, vind je het nieuwe album dan een gepaste afsluiter?
Murphy: Zonder twijfel. Tot voor kort zag ik nauwelijks overeenkomsten tussen onze verschillende platen. Het was alsof we telkens weer van nul begonnen waren. Nu zie ik die overeenkomsten wel en beschouw ik de vier albums samen als een feilloos geheel. Zit het vierde album daar voor iets tussen of ben ik gewoon alweer wat ouder en verstandiger geworden? Ik weet het niet. Do You Like My Tight Sweater was eenvoudigweg het eerste album. We waren jong, ik was negentien, het was een speels samenraapsel van alles wat in ons opkwam. I Am Not a Doctor graaft iets dieper en was tegelijkertijd een reactie op enkele negatieve kritieken die het eerste album had gekregen. Het is enorm frustrerend te lezen dat je zogezegd Portishead en Massive Attack achternaholt, terwijl je gewoon je eigen ding doet. Things to Make and Do was een ietwat schizofrene ervaring, omdat we bij de opnames nog met één voet in het vorige album stonden – Sing It Back was nog altijd razend populair en had ons een richting uitgestuurd die ons wel beviel – en we toch weer iets compleet anders wilden doen. Wat dat betreft, was het derde album een overgangsplaat tot Statues, wellicht onze meest evenwichtige én passionele plaat tot nu toe.
Mark heeft ooit gezegd dat jullie voor jullie doorbraak wel eens tweederangs triphoppers werden genoemd.
Murphy: Dat is zo. Al bij al hebben we die reputatie snel genoeg van ons afgeschud, maar zo makkelijk kwam dat succes nu ook weer niet. Het is trouwens lang geen verworven zaak. Op commercieel vlak moeten we ons nog altijd keer op keer bewijzen, zeker zoals de zaken er vandaag de dag voorstaan. De muziekindustrie is such a fucking scared place. Hoe je het ook draait of keert, als deze plaat niet verkoopt, verliest onze platenmaatschappij geld, veel geld. Niets zegt dat Statues evenveel exemplaren zal verkopen als Things to Make and Do, dus kunnen we er ook niet zeker van zijn dat we volgend jaar nog bij dezelfde platenmaatschappij zullen zitten. Iets zegt mij echter dat we de komende jaren geen problemen zullen ondervinden om desnoods andere platenmaatschappijen te strikken. We zijn goed. Uiteindelijk kan niemand ons trouwens verbieden om muziek te maken. Het zit in ons bloed. Op een podium stappen is voor mij hetzelfde als naar de krantenwinkel lopen. (lacht)
Door Ben Van Alboom
‘Het is enorm frustrerend te lezen dat je Portishead en Massive Attack achternaholt, terwijl je gewoon je eigen ding doet.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier