DE KLEINE PARADE
De miniserie Parade’s End is gedurfd en complex, maar net daardoor ook iets minder meeslepend.
Er valt weinig te lachen in Parade’s End, de statige vijfdelige miniserie over het woelige leven van een jonge aristocraat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Maar dat de VRT enkele maanden geleden besliste om de reeks uit te zenden op het tijdstip waar net daarvoor Wolven liep, was toch onverwacht grappig. Beide series zijn namelijk zo verschillend dat de wissel van de wacht voor de modale één-kijker bijna een cultuurschok geweest moet zijn. Terwijl Wolven zich inspande om alle verhaallijnen en personages van bij de start netjes tentoon te spreiden en uit te leggen; word je bij Parade’s End in het diepe geworpen, met een openingsaflevering die – nog los van de bevreemdende visuele effecten die soms opduiken – niet echt veel moeite doet om publieksvriendelijk over te komen.
Die gedurfde aanpak kan soms op de zenuwen werken, maar tegelijk is het het belangrijkste verkoopargument van Parade’s End. Het verhaal over de langzame ondergang van de Britse aristocratie bij het begin van de 20e eeuw is namelijk al vaker verteld – onlangs nog in het erg populaire en bekroonde Downton Abbey. Door kordaat niet te kiezen voor de soapachtige en erg klassieke aanpak van die reeks maakt Parade’s End een duidelijk statement, en zorgen de producenten – HBO en BBC, with a little help from theVRT – ervoor dat het kostuumdrama een stuk moderner overkomt dan je op het eerste gezicht zou verwachten.
Door de fragmentarische vertelstructuur is Parade’s End echter ook afstandelijker en minder meeslepend dan het zou kunnen, een euvel dat niet helemaal verholpen wordt door de hoofdrolspelers. Benedict Cumberbatch slaagt er nochtans in om Sherlock te doen vergeten met zijn rol als Christopher Tietjens, een nauwgezette jongeman die voor zijn plezier de Encyclopaedia Britannica zit te corrigeren en zo plichtsbewust is dat hij trouwt met een vrouw die hij niet eens zelf zwanger heeft gemaakt. Het geruzie tussen de duffige Tietjens en zijn vrijgevochten eega Sylvia (een bijzonder sterke Rebecca Hall) levert knappe scènes op, maar toch bereikt Parade’s End pas in de tweede helft zijn volle potentieel, als de persoonlijke tweestrijd van Tietjens in de loopgraven ook een symbool wordt voor de hele ondergang van de aristocratische klasse. Niet zo goed dus als de vorige miniserie waarvoor regisseur Susanna White achter de camera stond – Generation Kill – maar een erg knap gemaakt en verteld kostuumdrama. Geen extra’s.
PARADE’S END ****
(BBC / BFD)
STEFAAN WERBROUCK
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier