DE COMEBACK VAN BLUR
Vergeet botox en aanverwanten, voor een échte verjongingskuur gaat er niks boven muziek. Festivalpodia staan weer vol artiesten die hun beste tijd decennia geleden beleefden. Dat kan verkeerd aflopen – The Stone Roses, Pukkelpop 2012 – maar als er één groep bewijst dat veteranen nog meetellen, is het Blur. Een persoonlijke terugblik op de iconische britpopgroep.
Veertien jaar ben ik, in de lente van het gezegende jaar 1991, en ik kijk naar MTV. Bij een vriend of vriendin, want thuis, op antenne, is de muziekzender niet te ontvangen. Maar ik kijk dus naar MTV, en daar zie en hoor ik ze voor het eerst: Blur. Vreemde groepsnaam, klinkt als een kotsgeluid. Maar de muziek – het betreft hun tweede single There’s No Other Way – is iets bijzonders: dansbaar, pop, maar ook rock want met gitaar. De frontman – een gewone jongen in een gewoon T-shirt – zingt alsof hij zich verveelt, en de clip oogt een beetje psychedelisch, of trippy, zoals dat in 1991 heet. Dit was anders dan alle andere muziek die ik kende. Het jaar voordien was ik een eerste keer naar Werchter geweest, mijn festivaldoop. Ik had er vooral oog voor Lenny Kravitz en Sinead O’Connor – die kende ik uit de cd-collectie van mijn moeders vriend. Om maar te zeggen dat mijn persoonlijke muziekvoorkeuren nog in volle ontwikkeling zijn op het moment dat There’s No Other Way mijn oren prikkelt en ik het vinylsingeltje op de kop tik. De Britse indiescene is een mij volslagen onbekende wereld, maar daar komt snel verandering in. Want dankzij Blur koop ik mijn eerste exemplaar van NME, het Britse krantje dat wekelijks vooral vanuit de eigen muzikale schoot bericht. Dat eerste exemplaar is er één met Blur op de cover, maar binnenin vullen ook groepen als The Charlatans, Ride, Inspiral Carpets en Happy Mondays de pagina’s, en het zijn vooral de foto’s die me aansporen tot ontdekkingstochten langs platenwinkels en de muziekafdeling van de Gentse stadsbibliotheek.
In de zomer van 1991 verschijnt het albumdebuut van Blur, Leisure, en het wordt snel mijn favoriete slaapkamersoundtrack, tot algemene ergernis van bezoekende vrienden. Die vinden al die Britse bandjes maar niks. Die verwijfde stemmetjes met dat bekakte accent en die wazige sound, het kan op weinig sympathie of begrip rekenen. Koppig volhard ik in mijn anglofiele trip, maar er zijn kapers op de kust.
Grunge. Vreemd woord, klinkt als een in droog zand vastgelopen tandwiel. We schrijven nog steeds 1991, de zomer is ten einde en de Amerikaanse invasie komt op gang. De yanks nemen het over, infiltreren als een agressief virus mijn favoriete muziekbladen en mijn cd-collectie. Ik kijk naar MTV en ik zie Alternative Nation. Behalve Nirvana, Pearl Jam, Smashing Pumpkins en Alice in Chains doen ook Red Hot Chili Peppers hun intrede. De Britse hegemonie is verleden tijd. De verwijfde stemmetjes maken plaats voor schor geschreeuw, vrienden smaken de selectie op mijn stereo deze keer wél. Op Pukkelpop 1993 gaan we loos tijdens Porno for Pyros, Rage against the Machine en Primus.
Datzelfde jaar verschijnt het tweede album van Blur, waarmee mijn relatie al die tijd verwaterd is. Het album heet Modern Life Is Rubbish, een reactionaire, intrigerende titel. Het kwartet klinkt anders, en ziet er ook anders uit in hun nauwe kostuumjasjes op een iets te korte bluejeans, en korte haarsnit. Het is even wennen aan de single For Tomorrow, maar algauw krijg ik het lalala-refrein niet uit mijn hoofd. In mijn magazines (nog steeds NME, maar ook Melody Maker, Select en The Face) leer ik dat de nieuwe songs een antwoord zijn op het overheersende, Amerikaanse klimaat in de muziek, en gevoed door zanger Damon Albarns heimwee tijdens een desastreuze tournee door de VS. Albarn zou daarbij tevens beïnvloed zijn door The Kinks en The Jam, de groep van de jonge Paul Weller. Wie? We leven nog steeds in pre-internettijden, dus de bibliotheek brengt opnieuw soelaas. Mijn eerste kennismaking met The Kinks is Something Else, uit 1967, en mijn eerste album van The Jam heet All Mod Cons, uit 1978. De twee albums delen één song, David Watts, geschreven door Ray Davies van The Kinks. Fascinerend. Er tekenen zich grote lijnen af, van de sixties naar de seventies naar de nineties, en terug. Voor het eerst raak ik geboeid door muziek ‘van voor mijn tijd’, en Blur is mijn gids. Ook in de kleerkast laat hun invloed zich gelden: tweedehands blazers, geruite hemdjes en mijn eerste paar Dr. Martens-boots. Rode, net als Damon. Opnieuw in de ban van Britain. En het ergste gedweep moet nog komen.
GIRLS & BOYS IS VERWARREND. IS DIT DISCO? ZIJN DAT synthesizers? De nieuwe Blursingle in maart 1994 zorgt voor gefronste wenkbrauwen, maar is een hit. Wanneer een maand later het album Parklife verschijnt, groeien Albarn en co. plots uit tot de grootste band van Engeland. Groter dan hun rivalen van Suede, die het jaar voordien hadden gedomineerd. Het maandblad The Face zet Albarn op zijn meicover, tegen een achtergrond van de Union Jack. Britpop is een feit.
In het titelnummer van Parklife heeft ene Phil Daniels een cameo. Een acteur, zo blijkt, vooral bekend door zijn rol in Quadrophenia, een Britse prent uit 1979. De film schetst een beeld van de mods, een jongerensubcultuur van begin jaren zestig. Mods, dat zijn scooters, maatpakken, parka’s, rivaliteit met de rockers, en vooral goeie muziek: The Who, Small Faces, Green Onions van Booker T. & The M.G.’s. Mede dankzij Blur wordt Engeland overspoeld door een modrevival, tijd voor een bedevaart naar Londen. De hippe buurt is Camden, en ook Piccadilly en Soho zijn trekpleisters. Mijn zakgeld gaat op aan polo’s van Fred Perry en pins met het schietschijflogo van de Royal Air Force. Ik laat mijn haar kort knippen en kam het naar voren. Ik droom van een uitgebouwde scooter. Alles wat Brits is, is goed. Cool Britannia.
In het zog van Blur steken groepjes de kop op als Shed Seven, Echobelly, Elastica, Menswear, The Boo Radleys, Supergrass, en een luidruchtig zootje uit Manchester, Oasis. Die laatste winnen snel aan populariteit. Heel snel. Hun debuutplaat Definitely Maybe schiet in de zomer van 1994 naar de top van de verkooplijsten. Engeland heeft blijkbaar een nieuwe favoriete groep, en dat is moeilijk te verkroppen. Nog voor de media een vete in het leven roepen, kies ik kamp. Liam en Noel Gallagher lijken wel hooligans naast nette jongens als Damon Albarn en Alex James. Hun muziek vind ik eentonig, ongeïnspireerd en zeurderig. De songs van Blur kun je meefluiten of neuriën, die van Oasis dreunen maar een eind weg. ‘I’m feeling supersonic, give me gin and tonic’? Komaan zeg, wat een gebral! Nauwelijks veredelde toogpraat.
In 1995 wordt de vete tussen Blur en Oasis ten top gedreven met een duel in de hitlijsten, door de media ‘The Battle of Britpop’ gedoopt. Blurs Country House versus Roll with It van Oasis. De twee singles verschijnen op dezelfde dag en vechten om de nummer-éénstek. Blur wint het pleit, verdiend, uiteraard. Country House is opnieuw een staaltje scherpzinnige en uitbundige pop, opgetooid met blazers en een koortje. Roll with It lijkt met zijn cliché gitaarriff en dito refrein wel Status Quo. Quoasis.
Blur heeft dan wel een veldslag gewonnen, uiteindelijk verliezen ze de oorlog aan Oasis. (What’s the Story) Morning Glory? van die laatsten haalt het in verkoopcijfers van Blurs vierde worp The Great Escape, en de Gallaghers krijgen met dat tweede album ook voet aan de grond in de VS, iets waar Blur nooit in geslaagd is. De Londense kunstschooljongens moeten de duimen leggen voor de working class hero’s uit Manchester. Britpop is al op zijn retour.
BEGIN 1997 VERSCHIJNT DE SINGLE BEETLEBUM, EEN HALVE trage, met een sinistere ondertoon. Geen grote stijlbreuk, maar de melancholie – altijd een factor geweest bij Blur – krijgt wel erg vrij spel. Op het album Blur vallen me bovendien twee dingen op: eerst en vooral Song 2, een hevige, wat punkachtige song met een uitgelaten woohoo-refrein. Beetje kinderachtig. Ik ben tenslotte geen veertien meer. Ten tweede, Look inside America, met de opvallende tekst ‘Look inside America, she’s alright’. Het is de derde keer dat Damon Albarn het land of the free opvoert in zijn songs, na Miss America op Modern Life Is Rubbish en Magic America op Parklife. Dat waren cynische plaagstoten, geïnspireerd door de aversie tegen de veramerikanisering van de popcultuur, weet u nog? Hier lijkt Albarn vrede te sluiten met Lady Liberty. Meer nog, in interviews duiken verwijzingen op naar Amerikaanse bands als Pavement en Sonic Youth. Heeft Blur zijn Britse ziel verpatst? In ruil voor erkenning dan, want Blur groeit wereldwijd uit tot hun meest succesvolle album ooit.
Eerlijk: vanaf hier groeien we uit elkaar, Blur en ik. Het volgende album 13 (1999) vindt nog de weg naar mijn platenkast, maar behalve de ontroerende gospel van Tender en het door gitarist Graham Coxon gezongen Coffee & TV kan ik uit het hoofd geen enkele titel uit de tracklist opsommen. Laat staan meeneuriën. Uit het daaropvolgende Think Tank (2003) onthoud ik enkel dat Graham geen deel meer uitmaakt van de groep en de prachtsingle Out of Time, een van mijn meest dierbare Blursongs in een lange rij favorieten. Voor de soloplaten van Coxon loop ik niet bepaald warm, Gorillaz is een uit de hand gelopen grap waar ik de pointe niet van snap. Cartoonfiguren? Moeilijk om daarbij mee te leven. Ook andere tussendoortjes van Albarn, zoals The Good, the Bad and the Queen en Rocket Juice & The Moon, zijn weinig memorabel. Wel lovenswaardig: Albarns inspanningen voor de zogenaamde derdewereldmuziek, met projecten als Mali Music en DRC Music. Ook zijn bijdrage aan de geslaagde comeback van soullegende Bobby Womack vorig jaar mogen we niet vergeten.
WANNEER BLUR IN 2008 AANKONDIGT OPNIEUW LIVE TE ZULLEN spelen is dat groot nieuws over het Kanaal. Ik lig er niet wakker van. De zoveelste overbodige reünie. Tegen de verwachtingen in worden de liveshows, waaronder een afsluitende passage op Glastonbury, de hemel in geprezen. En zo komt het dat ik eind mei 2013 tussen duizenden anderen reikhalzend sta uit te kijken naar de komst van vier Britse lads op leeftijd op het Primavera Sound-festival in Barcelona. Het is de allereerste keer dat ik ze in levenden lijve zie. Ze hebben blazers meegebracht, en een koortje. Ze spelen alle singles, alle hits. Ik dans op Girls & Boys, Country House, Parklife en zelfs Song 2, laat me meevoeren tijdens The Universal en To the End (wat schreven ze toch geweldige ballads!), en raak in hogere sferen tijdens Tender. Het voelt als een oude liefde tegen het lijf lopen, en merken dat je na al die jaren blijkbaar erg goede vrienden kunt zijn. Ik kan het niet beter omschrijven dan Damon zelf, in Out of Time: ‘And you’ve been so busy lately, that you haven’t found the time / To open up your mind /And watch the world spinning, gently out of time.’ Nostalgie, nooit gedacht dat het zo tastbaar kan zijn. Op het podium staan vier veertigers, maar ik zie vier skinny white boys die me inspireren, die mijn oren en ogen openen. Ik hoor tijdloze popsongs en zie het nut – of beter, de waarde – in van reünies, godbetert. Of ze nu beter zijn dan Oasis of niet kan me al lang niet meer schelen, maar één ding is zeker: Blur is beter dan botox.
BLUR
Op 5/7 op het hoofdpodium van Rock Werchter.
DOOR JONAS BOEL
BLUR LIVE VOELT ANNO 2013 ALS EEN OUDE LIEFDE TEGEN HET LIJF LOPEN, EN MERKEN DAT JE NA AL DIE JAREN BLIJKBAAR ERG GOEDE VRIENDEN KUNT ZIJN.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier