Wie is de beste songwriter ooit? Terwijl Radio1in een nieuwe uitzending vande Fab 50 de vox populi vereeuwigt, stellen wij – het is tenslotte een zaak op leven en dood – het verdict van een professionele jury voor, bestaande uitde beste singer-songwriters vande Lage Landen.
1. Bob Dylan
Tom Van Laere (Admiral Freebee): Ik moet een jaar of tien geweest zijn toen ik in de platenkast van mijn vader de schap met Dylanplaten ontdekte: ik was met-een verkocht. Ik werd omvergeblazen door de enorme kracht van zijn muziek. Het is muziek waar je niet naast kunt luisteren, hé. Niet veel later heeft mijn vader me naar een van zijn concerten in Vorst meegenomen. Hij zag er zó onwezenlijk uit: bloot bovenlijf, daarover een soort veston en een kruisoorbel in zijn oor. Dat maakte best wel indruk op mij. Sindsdien ging er geen dag voorbij zonder dat ik een volledige plaat van Dylan beluisterde voor ik naar school ging. Gewoon: opdat het niet bij voorbaat een verloren dag zou worden. (Lacht) Dat doet me eraan denken: in het middelbaar moesten we een keer onze favoriete hoes natekenen. Mijn keuze viel op Nashville Skyline. Ik zal nooit de reactie van mijn leraar vergeten: ‘ Seg manneke, ik had gevraagd naar úw favoriete hoes, niet die van uw vader!’ Nu zijn er veel jonge gasten die naar Dylan luisteren, maar in mijn jeugd was dat nog exclusief muziek voor ouwe venten. Ik heb als 14-jarige vaak indruk proberen te maken op meisjes door mijn kennis over Dylan te etaleren. Werkte totáál niet. (Lacht)
De grootste misvatting over Dylan is dat hij vooral interessant is als tekstschrijver en zijn melodieën nogal middelmatig zijn. Maar waarom bestaan er dan zoveel platen met instrumentale versies van zijn nummers? Niemand schrijft songs zoals Dylan, hij verstaat zelfs de kunst om door een kleine akkoordenverandering hetzelfde nummer compleet anders te doen klinken. Maar de belangrijkste les die ik als songschrijver van hem heb geleerd, is dat werkelijk alles kan. Zelfs als een tekstregel niet in het metrum past, kan je hem er nog altijd in dóén passen. (Lacht) En mag ik tot slot nog even opmerken dat Dylan een miskende humorist is? Tijdens een optreden in Vorst vertelde hij ooit dat hij met zijn gitarist in een wegrestaurant was gaan eten. ‘I asked the waitress if she served crabs.’ Waarop de dienster antwoordde: ‘Around here, we serve about anybody.’ Niemand die doorhad dat hij net een grap had verteld. Daags nadien stond zelfs in de krant dat er te weinig interactie was met het publiek. Tja,ik zei het al: een miskende humorist. (V.B.)
2. Neil Young
Joost Zweegers (Novastar): Geen songschrijver die mij op zoveel manieren weet te raken als Neil Young. Van country tot grunge, van melige songschrijverij tot extreme, op feedback gebaseerde songs: ongelooflijk hoe divers zijn palmares is. Ik kan geen band bedenken waarin zoveel stijlen en invloeden gecombineerd worden, en bij hem zit het in één man. Oké, er zit veel rommel tussen – van een plaat als Greendale begreep ik niets – maar dat wordt ruim gecompenseerd door het overschot aan meesterlijke liedjes – van Comes A Time tot Rockin’ In A Free World.
Hij heeft een unieke manier van songschrijven. In de studio wordt er meestal nog zwaar geknipt, maar Neil Young wil alle nummers live in één take opnemen. Het resultaat is ongelooflijk puur en direct. Rommelig vaak, maar to the bone. Die puurheid zit ook in zijn persoon. In 2001 mocht ik het voorprogramma verzorgen van zijn Europese tournee, en toen heb ik hem backstage een aantal keer gesproken. Ik zal nooit zijn blik vergeten: in zijn ogen zat een haast kinderlijke uitstraling. Zodra hij buitenkwam, zette hij echter zijn zonne-bril en hoed op en was het business as usual.
Die tour was trouwens een moeilijke periode voor mij: ik was óp. Ik kwam uit een zware productie en had beslist dat ik mijn muziek live helemaal anders wilde brengen. Maar Neil Young & Crazy Horse avond na avond live zien spelen heeft mij weer tot leven gewekt. Ik ben daar weken vrolijk van geweest – misschien wel de meest intense muzikale beleving van mijn leven. Als een song iemand dertig jaar na datum nog zo kan ontroeren, geeft dat toch aan hoe sterk het is.
Trouwens: je moet zeker Live at Massey Hall eens checken, een concertregistratie uit 1971. Man Needs A Maid staat er in een fantastische demoversie op. Als je goed luistert, hoor je hem ‘ Afraid. A man feels afraid‘ zingen in plaats van ‘ A maid.A man needs a maid‘. Het lijkt een detail, maar het is zó mooi. (G.Z.)
3. Nick Cave
Tim Vanhamel (Millionaire): Nick Cave is als whisky: je hebt altijd al geweten dat het bestaat, maar pas met het ouder worden leer je het waarderen – tot je niets anders meer wil. Hij heeft geen enkele slechte plaat gemaakt – geen enkel slecht nummer zelfs. Van zijn periode bij The Birthday Party over zijn solojaren tot zijn laatste album met Grinderman: het is een aaneenschakeling van uitstekende platen. Puur vakmanschap. Volgens de legendes huurde hij een kantoor in Londen waar hij alle dagen van negen tot vijf songs ging schrijven. Nick Cave wacht niet tot de heilige geest naar hem komt: Nick Cave wil gewoon dóén.
Zijn geheim? Net als Bob Dylan en Tom Waits is Cave erin geslaagd om met zijn muziek een eigen wereld te creëren, waarin hij alles kan doen wat hij wil. Een donker universum, ver van frivole popdeuntjes en met een haast religieuze uitstraling. ‘ I don’t believe in an interventionist god‘, zingt hij in Into My Arms, maar de begeestering van zijn preken doet vermoeden dat hij toch ergens in gelooft. Neem nu The Mercy Seat, dat kan je opzetten terwijl de wereld vergaat. Of op zondagochtend bij een croissant. (Lacht)
Nick Cave is voor mij in de eerste plaats een tekstschrijver. Je hoort ook dat hij eerst zijn lyrics schrijft – haast poëzie – en die vervolgens over zijn akkoorden wringt . Hoe hij de dingen weet te verwoorden is fantastisch. Duizenden artiesten hebben de schoonheid van een vrouw bezongen, maar geen een zoals Nick Cave in No Pussy Blues.
Weet je, Nick Cave is dodelijk cool. Die snor alleen al! Ik zag hem op Pukkelpop eens uit de tourbus stappen, en ik was nog zo groot als een microbe onder de nagel van mijn pink. Sinatracool, maar dan bad asser. Let’s face it: vergeleken met Nick Cave is de rest van de wereld een stel mietjes. (G.Z.)
4. David Bowie
Jan Paternoster (The Black Box Revelation):Ik ben geboren in 1989, het heeft dus geen zin om het te ontkennen: David Bowie is eigenlijk van vér voor mijn tijd – ik ken hem vooral uit de platenkast van mijn pa. Maar net dat is zo leuk aan Bowie: je hoeft de seventies niet bewust meegemaakt te hebben om je in pakweg Ziggy Stardust of Hunky Dory te kunnen inleven. Weinig artiesten die in hun songs zo het gevoel van een periode weten op te roepen. Elke keer dat ik Ziggy Stardust opzet, hoor ik de tijd waarin hij het geschreven heeft en word ik er helemaal in getrokken. Ook zijn verkleedpartijen, schminkuitspattingen en het hele verhaal rond de plaat maken dat de sfeer van zijn nummers echt perfect zit. En een song als Rock & Roll Suicide is toch gewoon fantastisch.
Anderzijds moet ik wel toegeven dat zijn werk in de jaren 80 minder mijn ding is. Let’s Dance of China Girl zijn zeker geen slechte nummers, maar voor mij is dat toch echt op het randje. Een beetje kitscherig zelfs – ik ben niet bepaald wild van disco, ik heb het meer voor zijn gitaarnummers. Maar dat maakt hem ook zo’n compleet songschrijver: dat hij zijn goede periodes met minder goede heeft afgewisseld. Trouwens, ik heb net een tribute-album van hem gekocht, en het valt op dat zelfs zijn slechte nummers goed klinken als ze door een andere bandgecoverd worden. Een beter bewijs dat hij een fantastisch songschrijver was, kun je toch niet vinden? (G.Z.)
5. Leonard Cohen
Tom Barman (dEUS): Leonard Cohen was een van mijn eerste Grote Helden en hij zal dat vermoedelijk nog een tijdje blijven ook. Al moet ik er wel bij zeggen: toen ik zelf muziek begon te spelen, was hij vooral een handig rolmodel. Hij speelt bijvoorbeeld niet bijster goed gitaar, wat het voor een would-be instrumentalist als ik een stuk minder deprimerend maakte om iets van hem na te spelen. (Lacht) Ook een enorme troost: hij doet soms twee of drie jaar over één song, zoals in het geval van Hallelujah. Altijd fijn om in het achterhoofd te houden als je zélf een eeuwigheid aan een song zit te zwoegen. En dat hij pas op zijn 33e is doorgebroken en daarmee de mythe heeft ontkracht dat je in de rock-‘n-roll per definitie jong moet zijn, is óók een serieus hart onder de riem. Ik kan er me als – euhm – stilaan tot wasdom komende man in ieder geval aan optrekken. (Lacht)
Louter productioneel heb ik het met sommige van zijn platen wel een beetje moeilijk. In de jaren 80 heeft hij zich bijvoorbeeld serieus door de trends du jour laten ringeloren: echo en reverb and all that shit. Ik bewonder hem vooral om zijn teksten, die altijd tussen verheven en banaal balanceren. Kijk, overdreven religieuze teksten glijden van mij af als water van een eend en straatpoëzie à la The Streets – ‘ I had a kebab last night and today I feel sick’ – is ook niet aan mij besteed. Maar Cohen combineert Bijbelse beeldspraak met huis-tuin-en-keukenthema’s: hij kan zingen over wakker worden in smerige lakens met een kater van hier tot in Tokio, maar er toch een literair-filosofische draai aan geven.
Ooit maak ik mijn eigen Cohenplaat. Zonder groep, gewoon ik en mijn gitaar. Ik wil als Leonard Cohen eindigen. Maar dan zónder de schulden. (Lacht) (V.B.)
6. Lennon & McCartney
Frank Vander linden (De Mens): Toen ik een jaar of twaalf was, en helemaal gek van Slade en T. Rex, stal ik uit de stapel platen van mijn zus het meesterwerk van The Beatles Revolver. Ik begreep die plaat niet helemaal, maar ik voelde wel dat het speciale muziek was, gemaakt door vier mensen met een uitgesproken persoonlijkheid. Al heeft het tot mijn 25e geduurd eer ik The Beatles echt leerde beminnen. Ik denk dat de klassieke kreet ‘The Beatles zijn het begin van álles, je móét daar naar luisteren!’ – leraars zeiden dat, op de radio zei men dat – bij mij het omgekeerde effect had. Mensen moeten dit artikel dus vooral níét lezen. (Lacht)
Over de chemie tussen Lennon en McCartney hebben al honderden mensen duizenden boeken geschreven, maar de betrokkenen weten zelf het beste hoe het in elkaar zat. En McCartney zegt: ‘We finished each other’s sentences’. Zowel muzikaal als tekstueel. Hun samenwerking blijft fascineren, zelfs al schreven ze op het einde zo goed als apart. McCartney wordt altijd afgeschilderd als de ietwat flauwe, sentimentele helft. Maar het is wel Lennon die In My Life schreef, suikerzoete nostalgie. En het was McCartney die ’s nachts urenlang zat te experimenteren met tape loops voor Tomorrow Never Knows en zo de moderne popmuziek uitvond.
Het is maar een van de vele foute clichés die over The Beatles bestaan. Een ander cliché is die eeuwige tegenstelling tussen The Beatles en The Stones. Als ik dan toch een kant moet kiezen: ik houd misschien meer van dat ranzige van The Stones, maar The Beatles waren een stuk veelzijdiger. Trouwens, als je mij morgen voor dezelfde keuze stelt, kies ikmisschien voor The Stones. Of The Stooges. Of Dylan. Muziek is geenwedstrijd, hé. (V.B.)
7. Jacques Brel
Arno: Jacques Brel, godverdomme, wat een geniale vint was dat! De hele Belgische rockscene sámen komt nog niet aan zijn enkels. En zeggen dat ik hem als jonge gast niet eens kon uitstaan. (Lacht) Ik vond zijn teksten veel te zwaar op de hand. En moeilijk om te onthouden! De eerste keer dat ik voor een tribute-concert een van zijn nummers moest instuderen, kreeg ik schele koppijn. Het was alsof ik de Bijbel van buiten moest leren, en dat voor iemand die niet eens de zwemschool heeft afgemaakt. Ik ben pas fan geworden van Brel toen ik een keer choucroute ging eten bij Josse De Pauw en hij mij een boek met al zijn teksten cadeau deed. Jawadde, straffe kost! Die teksten, bedoel ik, hé. (Lacht)
Een schande dat wij hem hier hebben uitgespuwd vanwege Les Flamandes, want hij was zogezegd tegen de Vlamingen. Mon cul! Ik heb hem een keer in Discorama zien optreden, op de Franse tv. Hij zong twee nummers. In het Nederlands! Zo contraire was hij wel. Een andere keer heb ik hem in een Frans program zien zitten tussen Georges Brassens, Léo Ferré, en Georges Moustaki, toen de drie grootste zangers van Frankrijk. Brel was strontzat, die gasten hadden schrik van hem. Ik weet van zijn muzikanten dat hij in elk dorp waar hij ooit heeft opgetreden precies wist welke cafés er na elf uur nog open waren. Die gast heeft gelééfd, jong.
Wist je trouwens dat Brel ook verantwoordelijk is voor het succes van Serge Gainsbourg? Jane Birkin heeft me verteld dat hij op een dag heeft gezegd: ‘Als die lelijke fooraap een popster kan worden, dan ik ook.’ Ik heb just hetzelfde gezegd toen ik Gainsbourg voor de eerste keer zag. (Lacht) (V.B.)
8. Prince
Trixie Whitley: Of je nu van zijn muziek houdt of niet, je kunt er niet omheen dat Prince een van de strafste songschrijvers aller tijden is. Alleen al de nummers waarvan de meeste mensen niet eens weten dat ze van hem zijn: Nothing Compares 2 U van Sinéad O’Connor, Manic Monday van The Bangles of I Feel For You van Chaka Khan: stuk voor stuk zijn composities. Niemand die zoveel gecoverd is of hits voor andere artiesten heeft geschreven. En met Let’s Go Crazy, Purple Rain of When Doves Cry heeft hij zelf ook nog eens een resem klassiekers uitgebracht. Alleen jammer dat hij de laatste tien jaar niets meer van hetzelfde kaliber weet uit te brengen. Met het risico dat ik nu de harde fans het harnas in jaag: Prince blijft toch een beetje vergane glorie, net als Stevie Wonder. Al moet ik zeggen dat sommige nummers op Musicology ook nog wel ik-weet-niet-hoe mooi waren.
Je zou het misschien niet verwachten, maar mijn vader (singer-songwriter Chris Whitley; nvdr) was net als mijn moeder een enorme Princefan – zijn platen zijn zowat de soundtrack van mijn jeugd. Het vreemde is dat ik geen popliefhebber ben, niet vanballads houd, gitaarsolo’s haat en over het algemeen niet wild ben van cheesygeluidjes. Maar om een of andere reden komt Prince ermee weg. Meer nog: al die corny songs en arrangementen: dat ís net Prince. (G.Z.)
9. Joni Mitchell
Jorunn Bauweraerts (Laïs): Van hippiefolk tot experimentele jazz: het minste dat je van Joni Mitchell kunt zeggen is dat ze veel geprobeerd heeft. Iemand als Karen Dalton bijvoorbeeld – ook een uitstekende singer-songwriter uit dezelfde periode – is na een plaat of twee nagenoeg verdwenen, maar Joni Mitchell is er altijd blijven staan, met een fenomenaal repertoire als resultaat. En het grave is dat ze in al die platen en al die genres zichzelf gebleven is. Ze heeft nooit haar eigenheid verloren. Authenticiteit heeft ze altijd hoog in het vaandel gedragen, en hoe langer ik in de muziekwereld meedraai, hoe meer ik daarvoor in bewondering sta. Ik herinner me beelden van een of ander festival waar ze haar optreden stillegde om een hele speech af te steken tegen een stonede hippie over respect voor muziek. Fantastisch toch?
Ik denk dat het de onverwachte wendingen zijn in haar nummers die van haar zo’n unieke songschrijfster maken. Bij Joni Mitchell hoor je nooit gewoon een strofe en een refrein: alleen door haar stem omhoog en omlaag te laten uitschieten kan ze de kleur van een nummer helemaal veranderen. Persoonlijk heb ik het vooral voor haar latere werk – Both Sides Now en Turbulent Indigo kan ik altijd wel opleggen. En met altijd bedoel ik ook echt áltijd. Om een plaat van Nick Cave op te zetten moet ik echt in de stemming zijn, maar naar Joni Mitchell kan ik zowel ’s morgens vroeg als ’s avonds laat luisteren. Lang leve demelancholie! (G.Z.)
10. Tom Waits
Jonathan Vandenbroeck (Milow): Tom Waits heeft het monopolie van de Céline Dions van de jaren 70 gebroken en de pianoballad – het meest verraderlijke genre dat er is – volledig geherdefinieerd. Geen kleine verdienste voor een songschrijver. Niemand die de grens met de schmaltz zo subtiel kan bewandelen, en met zijn geweldige gevoel voor melodieën en zijn korrelige stem komt hij er nog mee weg ook – met Jersey Girl en Tom Traubert’s Blues heeft hij enkele van de mooiste liedjes aller tijden op zijn naam staan, als je het mij vraagt. Fantastisch tekstschrijver ook. Neem nu Road to Peace, waarin hij in acht minuten de problematiek in het Midden-Oosten weet te verwoorden en er zowaar ook nog in slaagt: ik zie het weinig andere songschrijvers doen. En daarvoor heeft hij niet eens meer dan drie akkoorden nodig. Consequent simpele nummers blijven schrijven: het is absoluut een kunst.
Mijn favoriete plaat? Het ligt voor de hand, ik weet het, maar ik kan niet om Closing Time heen. Twaalf songs waarvan er geen enkele minder dan fantastisch is. De ideale soundtrack om een nacht af te sluiten. Een rokerige night club, de zon die voorzichtig weer opkomt en de barman die ‘ last call‘ roept: dát is Tom Waits. Een geweldig debuut, maar wat Tom Waits zo uniek maakt, is dat hij tot op vandaag goede platen is blijven maken – dat is waarom hij voor mij toch een trapje hoger dan Joni Mitchell had mogen staan. Oké, zijn stem klinkt tegenwoordig niet meer als ten tijde van Closing Time, maar Bawlers bijvoorbeeld, de tweede plaat van het drieluik Orphans: Brawlers, Bawlers & Bastards, bevat nog altijd twintig uitstekende songs. (G.Z.)
Door Vincent Byloo en Geert Zagers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier