Vlaanderen goes Cannes, én vice versa. Met een recordaantal van drie langspelers kleurt de Croisette dit jaar Vlaamser dan ooit. Soyez bienvenue Felix van Groeningen, Peter Brosens en Caroline Strubbe, de regisseurs van respectievelijk De helaasheid der dingen, Altiplano en Lost Persons Area. ‘Het verschil met vroeger? We trekken ons geen bal meer aan van Jan en Mieke.’
Vorig jaar maakte Christophe Van Rompaey in Cannes al een prima beurt met zijn sociale romcomAanrijding in Moscou, maar deze keer beleven maar liefst drie ‘Vlaamse filmkes’ hun première op ’s werelds grootste filmfestival. Dat zoiets nooit eerder gebeurde, hoeft voor een regio die hooguit acht langspelers per jaar produceert allicht geen betoog.
Eigenlijk is het bilan nog straffer. Met een beetje chauvinisme kun je er immers ook nog de Belgische stopmotionkomedie Panique au Village aan toevoegen, deels met Vlaams geld gefinancierd en geselecteerd in de officiële selectie buiten competitie. En dan hebben we het nog niet over Dorothée Van den Berghe, die met haar langspeler My Queen Karo naar verluidt een van de allerlaatsten was om af te vallen.
Wie de drie Vlaamse gelukkigen zijn? Peter Brosens, die zich samen met de Amerikaanse Jessica Woodworth met Khadak al in 2006 in Venetië liet opmerken, ziet nu ook hun tweede gezamenlijke fictiefilm Altiplano geselecteerd, een magisch-realistische roadmovie over een oorlogsfotografe die naar Peru trekt. Verder mag ook Caroline Strubbe richting Côte d’Azur afzakken met haar debuut Lost Persons Area, een psychologisch drama over vier mensen op zoek naar een morzel geluk.
Beide films werden geselecteerd in de Semaine de la Critique, het oudste, meest selectieve en uitsluitend door critici samengestelde nevenluik van het festival, dat dit jaar negenhonderd titels ingestuurd kreeg en er amper tien selecteerde. ‘Het is onze manier om te benadrukken dat er in Vlaanderen heel wat beweegt’, lichtte Semainedirecteur Jean-Christophe Berjon zijn opvallend Vlaamse keuze toe, daarbij wellicht geïnspireerd door Aanrijding in Moscou, dat vorig jaar in dezelfde sectie drie prijzen won.
Wie ook naar Cannes mag, is Felix van Groeningen, het nog altijd maar 31-jarige goudhaantje van de Vlaamse nouvelle vague en de maker van Steve+Sky en Dagen zonder lief. Hij werd met de Dimitri Verhulstverfilming De helaasheid der dingen geselecteerd voor die andere nevensectie, de Quinzaine des Réalisateurs, opgericht in de nadagen van mei 68 als tegenreactie op het officiële festival en sindsdien het lanceerplatform voor auteurs als Martin Scorsese, Rainer Werner Fassbinder en de broers Dardenne. Van Groeningen neemt het daarin op tegen onder meer New Hollywood-icoon Francis Ford Coppola, die een uitnodiging voor de officiële competitie afwees en zijn nieuwe, meer experimentele film Tetro liever de 41e Quinzaine ziet openen.
Dat het mondiale filmjournaille straks niet meer om de Vlaamse film heen kan, staat al vast. En dat terwijl de Belgische cinema decennia lang bijna exclusief met Franstalige producties werd geassocieerd en men Vlaanderen vaak niet eens wist liggen. Is 2009 een eenmalige uitschieter of is er écht wat loos? Wat betekent zo’n selectie concreet? En wat staat Van Groeningen, Brosens en Strubbe ginds tussen de palmbomen, paparazzi en starlettes te wachten? Even polsen.
De clichévraag eerst: hadden jullie het verwacht?
Felix van Groeningen: Verwacht niet, gehoopt wel. Wat het in mijn geval nog straffer maakt, is dat ze de film eerst hadden afgekeurd. Mijn producent Dirk Impens had de week voordien nog gebeld en blijkbaar stond hij niet op hun lijstje. Gelukkig bleek dat hij met de secretaresse gesproken had: die was totaal niet op de hoogte en dacht misschien dat het om een hijger ging. (Lacht) Je kunt je voorstellen hoe verbaasd ik was toen Dirk me meldde dat ik toch geselecteerd was. Ik heb even gehuild en hem tien minuten later terug-gebeld, om te checken of ik het niet had gedroomd.
Peter Brosens: Het blijft altijd een verrassing. Dat was het ook toen we met Khadak naar Venetië konden. Maar Cannes is – wat zichtbaarheid en impact betreft – nog een stuk groter. Een Cannesselectie opent deuren die voor kleine projecten als de onze anders vergrendeld blijven.
Caroline Strubbe: Het is een droom die uitkomt. Voor mijn soort film blijft Cannes dé referentie, omdat het films verdedigt die moeilijk verkocht raken. Daartoe te behoren is zowel een opluchting als een erkenning, zeker voor een debutant.
Brosens: Voor ons was de grote overwinning ook dat we eindelijk eens door een Frans festival gehonoreerd worden. Khadak is de wereld rondgegaan, maar in Frankrijk is de film nooit vertoond. Blijkbaar kijken die Franse intellectuelen nog altijd neer op les petits belges, al lijkt daar nu verandering in te komen.
Van Groeningen: Frankrijk blijft het auteursland bij uitstek. Als je als filmmaker ernstig wil worden genomen, moet je blijkbaar nog altijd via Frankrijk passeren. Maar ik ga niet beginnen te zweven. Het is niet dat ik nu plots een buitenlandse carrière ambieer. Trouwens: ik geloof niet in Vlamingen die denken dat ze het ooit in Hollywood zullen maken. Denk je nu echt dat die Amerikanen – die zelf zoveel talent hebben – op ons zitten te wachten?
Wat is het eerste agendapunt als je geselecteerd blijkt: een smoking passen of een spoedcursus Franglais volgen?
Van Groeningen: Werken. Belachelijk veel werken. (Lacht) Na de euforie volgt de ontnuchtering. Plots besef je dat je maar twee weken meer hebt om de film af te werken. We hadden nog geen poster of stills en we moesten ook nog beeld en klank afwerken. Gelukkig liggen we op schema.
Strubbe: Ook wij zijn nog volop bezig en hebben bovendien in de laatste instantie beslist om er muziek af te halen. Maar het gaat lukken. Stel je voor: geselecteerd worden en vervolgens je deadline missen. (Lacht)
Is het gebruikelijk om een onafgewerkte film op te sturen?
Brosens: Absoluut. In ons geval hebben ze de 35 millimeter-kopie kunnen bekijken, wat nog altijd beter is dan een dvd. Langs de andere kant zijn die selectieheren van Cannes écht wel professioneel genoeg om een onafgewerkte rough cut juist in te schatten.
Strubbe: Bij ons ging het om een work in progress. Maar als ze van in het begin goed reageren, merk je dat het toch echt om de inhoud gaat en niet om het lobbywerk, zoals je wel eens hoort beweren. Wij stellen helemaal niets voor, onze film is niet af en toch zijn we geselecteerd.
Cannes opent deuren. Wat houdt dat concreet in?
Brosens: Altiplano is een internationale coproductie, zodat we vooraf al zeker waren van distributie in de Benelux, Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland. Maar door de selectie hopen we dat de film nog verder geraakt. De filmmarkt blijft conservatief en risico’s worden dezer dagen niet meer genomen, maar Cannes neemt bij distributeurs onzekerheden weg. Bovendien betekent zo’n selectie ook dat de sales agents bij jou aankloppen om je film te slijten. Meestal is het omgekeerd en is het hopen dat je er überhaupt één vindt.
Strubbe: Wij hadden er al een nog voor de selectie bekend was, omdat onze film voor die agent echt een coup de coeur was. Zodra de selectie valt, komen ze allemaal af, maar het belangrijkste blijft: iemand hebben die er sowieso in gelooft.
Is Cannes écht zo veel groter dan Berlijn of Venetië?
Brosens: Venetië is een prachtig festival, maar er is geen markt. Wat Cannes uniek maakt, is dat cinefilie en commercie er samenvallen.
Van Groeningen: Ik ben nog nooit op het festival zelf geweest, maar voor Steve+Sky heb ik wel een shot in Cannes gedraaid. Toen ik daar op de dijk stond, zei ik tegen mezelf: ‘Ik kom hier alleen terug als ik ooit zelf een film in competitie heb.’ En kijk: soms komen dromen écht uit. Vandaar dat ik mezelf niet te veel druk opleg. Cannes verhoogt inderdaad de kansen op een internationale carrière voor een film, maar biedt nog geen garanties. Wel zeker: MK2 doet zowel onze verkoop als distributie en heeft ons meteen na de selectie zelf opgezocht. We worden dus zeker al verdeeld in Frankrijk en aangezien MK2 een prima reputatie geniet, worden hopelijk ook andere landen nieuwsgierig.
Cannes kan carrières maken, maar ook kraken.Beducht voor de reacties?
Brosens: Neen. We geloven in onze film. Sommigen zullen ervan houden, anderen zullen er geen bal aan vinden. Maar dat geldt voor alles in het leven. Het feit dat we niet langer bang zijn voor Jan en Mieke verklaart deels ook het succes, denk ik. We gaan ervoor en zien wel waar we stranden.
Van Groeningen: Hoezo Cannes kan carrières kraken? En dat vertel je me nu pas. (Lacht) De kans dat ik er nog eens geraak is – laat ons eerlijk zijn – niet zo groot. Ik ga er dus vooral van genieten.
Strubbe: Aangezien ik nog met de film bezig ben, moet ik hem eerst zelf leren appreciëren. Ik ben nogal sceptisch van aard en daarom vraag ik me wel eens af of het wel de film is die ik voor ogen had, al heb ik er de jongste dagen toch een goed gevoel bij. Wat anderen ervan vinden, merk ik later wel . (Lacht)
Peter en Caroline, jullie films behoren tot de Semaine de la Critique. Blij mee of toch liever in een andere sectie gezeten?
Brosens: Ik ben nog nooit in Cannes geweest en wist eerlijk gezegd amper wat het verschil was tussen de Semaine en de Quinzaine. Mij maakt het niets uit en voor het publiek al helemaal niet. Voor de mensen telt alleen of je de Gouden Palm wint of niet. Niet dus. (Lacht) Ik ben ook blij dat we met zijn tweeën in de Semaine zitten. Dat betekent dat Vlaanderen 20 procent van de sectie vertegenwoordigt, wat hopelijk voor extra zichtbaarheid zorgt.
Strubbe: Ik heb het gevoel dat ik in de Semaine op mijn plaats zit. Het is een sectie gewijd aan eerste en tweede films en je kunt er rustig rijpen. Regisseurs die in Cannes meteen worden gehypet, hebben het daarna vaak lastig om te bevestigen. De ene dag sta je in de spotlights, de volgende dag in het stempellokaal. En pas op: ik denk nu aan concrete voorbeelden. Als debutante word ik liever niet onder een vergrootglas geplaatst. Dat betekent niet dat ik geloofde dat ik ook maar een schijn van kans maakte om in de competitie te worden opgenomen. Als je ziet dat zelfs Jaco Van Dormael ( wiens nieuwste film ‘Mr. Nobody’ door iedereen in Cannes werd verwacht; nvdr) er niet in geraakt, weet je het wel.
En de Quinzaine, Felix?
Van Groeningen: Naar verluidt is de Quinzaine voor mijn type film de fijnste sectie om toe te behoren. Ze is niet zo competitief en trekt vooral cinefielen aan die je film écht willen zien. De officiële competitie staat misschien chiquer, maar daar dreig je door de grote namen te worden weggedrukt. In de Quinzaine krijgt elke film evenveel aandacht, er komt veel buitenlandse pers op af en het blijft een belangrijk lanceerplatform voor auteurs. Hong Sang-Soo zit er zelfs in dit jaar, een van mijn voorbeelden. En Francis Ford Coppola natuurlijk. Kan ik meteen hun handtekening vragen. (Lacht)
Het is wel al van in 1979 en André Delvaux’ ‘Een vrouw tussen hond en wolf’ geleden dat er nog eens een Vlaamse film in de hoofdcompetitie zat. Waaraan ontbreekt het ons nog?
Brosens: Bekendheid. Kijk naar wie er dit jaar in competitie zit: Almodóvar, Von Trier, Resnais, Loach, Ang Lee… tegen die instituten kun je niet op. Festivals nemen tegenwoordig minder risico’s. Ook voor hen is het crisis, waardoor ze makkelijker naar gevestigde waarden grijpen dan naar nieuwe talenten.
Strubbe: Bovendien kiezen grote festivals in de regel ook voor meer visuele cinema. Tot voor kort waren Vlaamse films vaak uitlopers van tv-producties – met bekende koppen en de focus op het verhaal – waarop dan vooral een tv-publiek afkwam. Daar is nu weliswaar verandering in gekomen, maar we moeten nog wat geduld hebben voor we ook op de hoogste echelons kunnen scoren.
Hebben jullie van de organisatie feedback gekregen: weten jullie bijvoorbeeld waaraan jullie de selectie danken?
Brosens: Ik weet alleen dat de beslissing unaniem was. Een motivatie krijg je niet en verder hoor je enkel geruchten. Achteraf bellen ze je wel om je te feliciteren en om praktische afspraken te maken, zoals wanneer ze de kopij verwachten en wanneer de screenings zijn.
Van Groeningen: Tegen mij zeiden ze: ‘Jammer dat we je vorige films nooit gezien hebben.’ En ik die dacht dat ook Dagen zonder lief lange tijd in de running was voor de Quinzaine, zoals men mij had wijsgemaakt. Weer een illusie armer. (Lacht)
Strubbe: Ik werd vooraf geïnterviewd door een Franse journalist die nadien in de selectiecommissie bleek te zitten. Die vertelde me dat er in het buitenland echt wel sprake is van een Vlaamse golf, waarvan we ongetwijfeld mee geprofiteerd hebben. Voor ons is het moeilijk om in te schatten wat die ‘Vlaamsheid’ precies inhoudt, maar wat buitenlanders verbaast, is de diversiteit van onze films en het feit dat onze auteurs hun eigen weg mogen gaan. Kijk naar de manier waarop Vlamingen bouwen: de een vindt een fermette met tuinkabouters prachtig, de ander houdt van een designvilla met buxusplanten. Omdat we koppig ons eigen ding doen, staan die huizen toch allemaal naast elkaar. Blijkbaar is die mentaliteit ook op film overgeslagen. (Lacht)
Die Vlaamse golf is dus geen toeval?
Strubbe: Die is structureel. Het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) kiest voor diversiteit, en geeft regisseurs de vrijheid om hun eigen cinema te maken. Vroeger bestond het idee dat je een bepaald soort film moest maken, afhankelijk van de intendant. Die druk is verdwenen. Vandaar dat de drie genomineerde films heel uiteenlopende producten zijn, al zie ik ook wel een rode draad die deels het succes verklaart. Het gaat telkens om films waarbij de regisseur en de producent een hecht koppel vormen. Vroeger had ik de indruk dat de producent en de regisseur elk hun eigen film maakten, maar nu werken ze samen aan dezelfde film. Die interactie bestaat in Wallonië al jaren en de positieve gevolgen daarvan zijn gekend. Dat is nu ook naar Vlaanderen overgewaaid.
Brosens: Het VAF werkt inderdaad aan diversificatie en biedt kansen aan jong talent. Cannes is daarvan de bekroning. Anderzijds plukken we ook de vruchten van het tax shelter-systeem waardoor producties sneller gefinancierd geraken. Of dat nu genrefilms zijn die vooral binnen de eigen markt scoren, of arthousecinema die het vooral van festivals moet hebben. Het is een win-winsituatie voor iedereen.
Van Groeningen: Er worden de jongste jaren ook gewoon betere films gemaakt. Kijk naar Fien Troch, Pieter Van Hees en nog een paar anderen. We moeten maximaal van die aandacht voor de zogenaamde Vlaamse Golf profiteren, ook al zie ik niet meteen een rode draad en zijn we misschien the flavour of the month. Hoewel. Het beleid biedt méér kansen aan méér soorten films en dankzij de tv-producties en die Faits Divers-reeksen is er ook een professionalisering binnen de branche. Ik hoop dat de trein pas vertrokken is en dat een Vlaming ooit die Gouden Palm mee naar huis neemt.
Slotvraag: hoe ziet jullie agenda er daar uit?
Brosens: In totaal zijn er negen of tien screenings voor pers, publiek en sales agents. Verder hebben we twee persattachés die interviews regelen plus een sales agent die ervoor moet zorgen dat de juiste mensen in de zaal zitten. Zelf op de markt rondleuren heeft geen enkele zin. Als regisseur moet je die commerciële jongens vooral niet te veel in de weg lopen, heb ik al gemerkt. (Lacht)
Van Groeningen: Het komt eropaan om ginds op de een of andere manier op te vallen. Met onze poster – vier naakte mannen op een fiets – moet dat lukken. En misschien gaan we ook zelf naakt over de Croisette fietsen. Zeg nog eens dat Vlaamse regisseurs niet voor hun vak leven. (Lacht)
Zouden we nooit durven. Bedankt en succes!
Door Dave Mestdach
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier