Brain Man
In de kelder van het psychiatrisch ziekenhuis in Duffel liggen meer dan drieduizend hersenen, sommige op sterk water in tupperwaredozen, andere versneden, gedrenkt in paraffine en gesorteerd in kleine lades.
Net niertjes. Of nee, kippenwit. Of eerder paté, wildpaté. Otto-Jan Ham en Bart Van Peer raken er tussen de rekken hersenen niet helemaal uit waarop die levenloze organen lijken. Het moment suprême zal zich enkele verdiepingen hoger afspelen: met plastic handschoenen aan mag Ham een stel hersenen uit een pot tillen. Dat leidt tot de onvergetelijke woorden: ‘Ze zijn harder dan ik dacht.’
Brain Man gaat over het brein, meer specifiek dat van Otto-Jan Ham. De vraag is wat daar nog aan verbeterd kan worden en of iedereen het in zich heeft om een brain man te worden. Of woman, vermoed ik, al wordt dat nooit met zo veel woorden gepreciseerd. In de eerste aflevering kwam er alvast amper een vrouw aan bod, tenzij om na een examen een urinestaal aan af te staan of om een psychologische test af te nemen. Het zal wel een detail zijn. Maar het viel op. Zeker omdat de vrouwelijke psychologe de onwijs interessante opmerking maakte dat vrouwenbreinen kleiner zijn dan die van mannen maar zoveel betere verbindingen hebben.
Plots werd het me duidelijk hoe vermoeiend het leven is met een brein zoals dat van Otto-Jan Ham.
Soit, de kern van de zaak is het brein van Ham en hij is een man. Scan en test leverden een zicht op mogelijke probleemgebieden op. Niet alleen heeft Ham een kleiner brein dan gemiddeld, zijn angstcentrum is uitermate sterk ontwikkeld. Kleine hersenen en grote angsten, dat klinkt niet meteen als een superman. Het goede nieuws, of dat is toch wat Brain Man in vijf afleveringen wil aantonen, is dat hersenen flexibel zijn. Ze zijn ontwikkelbaar. Een mens moet zich er alleen mee bezighouden.
Na een bezoek aan het internationale cijferwonder Daniel Tammet in Parijs, die iets prevelde over de verbeelding achter de cijfers, besluit Ham zijn brein te trainen door IJslands te leren. Uiteindelijk is Tammet ooit ook zo begonnen.
IJslands, dus. Ongeduld over het gebrek aan snelle vooruitgang drijven Ham en Van Peer ertoe in de bibliotheek van Gent Wouter Duyck aan te spreken, die hen geruststelt dat een ’taal leren fitness voor het brein is’, maar ook dat daar wel een jaar of zo voor nodig is. ‘Dank u’, zeggen Van Peer en Ham en weg zijn ze.
Plots werd het me duidelijk hoe vermoeiend het leven is met een brein zoals dat van Ham. Door de snelle overgangen, de bruuske montages tussen de reguliere camera en de GoPro van Van Peer en vooral door het helse tempo waarmee men tussen onderwerpen en gesprekspartners schakelde, leek het werkelijk alsof ik me in Hams hersenkwabben, waar oorzaken, gevolgen, boodschappen en twijfels over en weer flitsen als de blinkende bal in een flipperkast.
De rust kwam toen Ham bij wijze van knullig experiment alleen in een kamer belandde om reeksen van honderd cijfers te memoriseren. Hij had iets omhanden, iets duidelijks dat geen afleiding verdroeg. Elke dag testte hij daarbij een ander zogenaamd wondermiddel. Van Rilatine over een placebo tot een haargroeimiddel en het nieuwste breinmedicijn, Modafinil. Hij memoriseerde zijn cijfers en was meer gefocust dan ooit. De status van Brain Man lag binnen handbereik. Maar zo simpel mag het niet zijn. Ham en Van Peer gaan ook nog onderzoeken of extreem sporten, extreme koude en andere extreme zaken een positief dan wel een negatief effect op de kwabben van Ham hebben. Het adjectief extreem is daarbij geen wetenschappelijke vereiste, maar zoals Ham op het einde duidelijk maakte aan Van Peer: uiteindelijk is dit een televisieprogramma.
Dinsdag 7/1, Canvas, 21.20 ***
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier