‘Women vs Hollywood’: er komen barstjes in het glazen Hollywoodplafond
Vrouwen hielpen Hollywood mee groot worden, tot het geld binnenrolde en het jongensclubje de macht monopoliseerde. MeToo en Wonder Woman brachten hoop, maar er is nog veel werk aan de winkel. Filmjournaliste Helen O’Hara schreef er het prikkelende boek Women vs Hollywood: The Fall and Rise of Women in Film over.
In 1917 bracht Universal Pictures acht langspeelfilms uit die door vrouwen werden geregisseerd. Precies een eeuw later, voor MeToo en Time’s Up de kater de bel aanbonden, produceerde dezelfde filmstudio er nog amper één: Pitch Perfect 3. Het is maar één van de vele, ontluisterende vaststellingen die Helen O’Hara triggerde om de genderongelijkheid binnen Hollywood aan te kaarten in een boek. De redactrice van het Britse filmmaandblad Empire dook gezwind de annalen in. Ze vertrok van de pioniersjaren, waarin de mannelijke dominantie veel minder voor de hand lag, en ging tot voorbij de neergang van producent en seksueel roofdier Harvey Weinstein, de zaak die eind 2017 van MeToo de belangrijkste hashtag ooit maakte.
Veertig procent van de independent films en documentaires wordt door vrouwen gemaakt. Bij grote studiofilms is dat nog geen tien procent. Dat verschil zegt genoeg.
Het resultaat van O’Hara’s research heet Women vs Hollywood: The Fall and Rise of Women in Film en ligt vanaf deze week in de winkel. Het is een verhelderend boek dat toont hoe vrouwen in de beginjaren zowel voor als achter de schermen een prominente rol speelden, maar door hun mannelijke collega’s naar de marge gedreven werden zodra er geld en prestige te rapen vielen. Tussen de pittig geschreven lijnen door leest het ook als een j’accuse ten aanzien van het structurele seksisme dat er tot op heden voor zorgt dat je maar beter van het mannelijke geslacht kunt zijn indien je films wilt schrijven, produceren of regisseren, zeker in de droomfabriek die Hollywood heet.
Alice Guy-Blaché was een van de eerste regisseurs die, ongeveer tegelijk met Georges Méliès, een verhalende langspeler maakte en een filmstudio runde. Florence Lawrence en Florence Turner waren de eerste Amerikaanse filmsterren, nog voor Rudolph Valentino en Douglas Fairbanks kwamen piepen. Lois Weber stond samen met D.W. Griffith aan de wieg van de Amerikaanse auteurscinema én was een van de best betaalde filmondernemers van haar tijd. Glamouricoon Mary Pickford was in de jaren twintig populairder dan Charlie Chaplin en richtte samen met hem United Artists op. Hoe komt het dat zij, net als de vele vrouwelijke monteurs, producenten, scenaristen en zelfs actiesterren uit die tijd, nog altijd voetnoten in de geschiedenisboeken zijn? Hoe komt het dat vrouwen gaandeweg uit de regiestoel werden geduwd om ook vandaag nog, dik vijftig jaar na de seksuele revolutie, een minderheid te vormen binnen de filmindustrie, zeker in leidinggevende posities?
Het zijn pertinente vragen die Helen O’Hara in Women vs Hollywood stelt, en het antwoord erop is even pertinent: niet omdat ze minder talent, ondernemingszin of doorzettingsvermogen hadden. Wel omdat patriarchaal Hollywood hen systematisch uitsloot, zoals ook voor mensen van kleur of met een andere geaardheid het glazen plafond vaak van beton bleek.
Toch, zo stelt O’Hara vast, lijkt daar de jongste jaren verandering in te komen onder impuls van MeToo en Time’s Up en het bewustzijn dat daaruit voortvloeide. Sinds de affaire-Weinstein en de doorbraak van sociale media worden seksisme en grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer niet langer verzwegen, wat vrouwen mondiger maakt om gelijke rechten, kansen en lonen op te eisen. Bovendien lijkt het jongensclubje van Hollywood sinds Patty Jenkins’ Wonder Woman (2017) eindelijk te beseffen dat ook vrouwen dure studiospektakels kunnen maken, al was het maar omdat de box-officecijfers en de ontwaakte tijdgeest hen tot dat inzicht dwingen.
Is het een tijdelijke opstoot, of gaat het om kantelmomenten in de richting van een meer inclusieve representatie op het witte doek? ‘Dat zal de toekomst uitwijzen’, zegt O’Hara, de zelfverklaarde ‘geek queen’ van Empire met een voorliefde voor superheldenfilms. ‘Maar ik ben optimistisch. Als je het vanuit een breder perspectief bekijkt, zie je dat er veel progressie is gemaakt. Het is mogelijk dat er een terugslag komt, maar het kan niet meer de andere richting uitgaan. Vrouwen, die minstens de helft van het publiek uitmaken, zouden dat niet meer pikken.’
Het zal velen verrassen dat vrouwen in de beginjaren van de cinema een veel prominentere rol speelden dan tot voor kort.
Helen O’Hara: Begin twintigste eeuw had je een eerste emancipatiegolf, met de suffragettes. Het was een reactie op de strenge, victoriaanse moraal, en op de mogelijkheden die de industriële revolutie en het nieuwe medium cinema hun boden. Het was nieuw, populair vertier, en ernstige mensen keken erop neer. Het was geen eerbaar of artistiek beroep, maar de markt explodeerde, er moesten films gefabriceerd worden. Daarom werden vrouwen, of Joden en immigranten, aanvankelijk niet weggeduwd. Men had ze nodig. Tot het medium in de jaren twintig en dertig artistiek volwassen en een miljoenenindustrie werd, waar faam en fortuin mee te vergaren viel. Dan nam het mannenclubje de touwtjes in handen, om die daarna nooit meer te lossen.
En dus bleef het wachten tot Wonder Woman de vrouwen kwam bevrijden?
O’Hara: Wat Black Panther is voor zwarte mensen, is Wonder Woman voor vrouwen: een gamechanger, een kaskraker die bewijst dat Hollywoods parameters dringend diverser moeten worden, en beter afgestemd op een publiek dat niet meer hoofzakelijk blank, heteroseksueel én mannelijk is. Zoals de directieraden van de filmstudio’s. Men moet niet veranderen om zijn eigen zielenheil, men moet veranderen om te scoren. ‘Follow the money’ is altijd het credo van Hollywood geweest. Wonder Woman, dat een vette hit was, heeft deuren geopend tot in de boardrooms, waar de beslissingen worden genomen en mannen nog altijd in de meerderheid zijn. Het is duidelijk aan het veranderen. Disney wordt nu artistiek geleid door een vrouw (Frozen-regisseur Jennifer Lee , nvdr.). En kijk naar de superheldenfilms van 2020: Birds of Prey, Mulan, Wonder Woman 1984. Black Widow en Eternals van veelgeprezen arthouseregisseurs Cate Shortland en Chloé Zhao die er straks aankomen. Stuk voor stuk zijn het dure studiofilms geregisseerd door vrouwen. Dat is nooit eerder gebeurd.
2020 is wel het coronajaar. Zal de crisis geen roet in het eten gooien?
O’Hara: Dat is een reële vrees en een van die tijdelijke terugslagen waarover ik het had. De filmindustrie krijgt nu enorme klappen en het zou kunnen dat studio’s denken: we gaan even in survivalmodus, met kleinere budgetten en beproefde formules – de vrouwen zullen even moeten wachten. Als dat het geval blijkt, denk ik wel dat het tijdelijk zal zijn.
Je wijst in je boek ook op de rol van sociale media als gamechanger.
O’Hara: Sociale media zijn uiteraard niet vrij van excessen, maar ze hebben ook een stem gegeven aan vrouwen, minderheden en thema’s die in de traditionele media minder aan bod kwamen. Die openheid heeft ervoor gezorgd dat MeToo kon uitgroeien tot een internationale beweging en dat vrouwen seksueel misbruik openlijk durfden aan te klagen omdat ze zagen dat ze niet alleen stonden. Zonder sociale media zou het misschien bij de casting couch van Harvey Weinstein gebleven zijn. Nu is duidelijk dat Weinstein enkel het gezicht was van een wijdverspreid, seksistisch systeem dat jaren ongemoeid kon blijven.
Toen ik er begon, had Empire drie redacteurs die Ian heetten en evenveel vrouwen. Nu is het zestig procent mannen, veertig procent vrouwen en nog één Ian.
In sommige gevallen leidde dat wel tot een trial by social media, of tot het cancelen van mensen van wie de schuld nooit werd bewezen. Denk aan Woody Allen.
O’Hara: Ik ben juriste van opleiding en pleit uiteraard niet voor publieke lynchpartijen. Schuld moet in een rechtbank worden uitgesproken. Woody Allen is een apart geval, maar noem eens iemand die onterecht werd aangeklaagd en nu geen werk meer heeft? Veel van die beschuldigde mannen hebben nog altijd een job, terwijl de vrouwen die ze hebben misbruikt het vaak met hun carrière hebben bekocht.
Je verwijt Hollywood structureel seksisme maar toch zijn er altijd getalenteerde vrouwen geweest die wél een mooie carrière als filmmaakster konden uitbouwen.
O’Hara: Ida Lupino, Kathryn Bigelow, Jane Campion. Zij zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Dat zullen zij zelf trouwens bevestigen. Debra Granik, een van de beste regisseurs van dit moment, heeft er negen jaar over gedaan om Winter’s Bone op te volgen met Leave No Trace. Zelfs Jane Campion, nog altijd de enige vrouw die de Gouden Palm won, doet er jaren over om een filmproject van de grond te krijgen. Dat je er sowieso komt als je maar hard genoeg werkt en talent hebt, is bullshit. Het is een van die mythes die Hollywood graag in stand houdt, om de schuld te leggen bij hen die struikelen over de hindernissen die worden opgeworpen.
Kathryn Bigelow als excuustruus tegen wil en dank?
O’Hara: Zoiets. Die ene die er wel komt, wordt gebruikt als alibi om te kunnen zeggen: ‘Zie je wel dat het systeem fair is. Anderen zijn slechte verliezers.’ Duizenden talentvolle vrouwen kunnen daarover getuigen, en er staan er heel wat van in mijn boek. Voor mensen van kleur, uit een lagere sociale klasse en met een andere geaardheid geldt trouwens net hetzelfde en misschien nog meer: de lat ligt gewoon hoger als ze niet tot de dominante club behoren. Zeker als ze de top willen bereiken. Veertig procent van de independent films en documentaires wordt vandaag door vrouwen gemaakt. Bij grote studiofilms is dat nog geen tien procent. Dat verschil zegt genoeg. Uiteraard zijn niet alle mannen seksistisch of mee schuldig aan dat systeem. Maar het systeem heeft genderongelijkheid wel decennialang in stand gehouden, en het is moeilijk om het te doorbreken. Het zal van vrouwen én mannen moeten komen.
Vrouwen zijn ook nog altijd een minderheid in de filmjournalistiek. Hoe verklaar je dat?
O’Hara: Ook de filmgeschiedenis wordt geschreven door mannen en is bijgevolg afgestemd op een mannelijke smaak. Ik zeg niet dat vrouwen niet van James Bond kunnen houden, maar er zijn andere gevoeligheden. Het feit dat je als critica zult gewikt worden tegenover mannelijke parameters en een mannelijke filmgeschiedenis, zorgt ervoor dat velen er niet durven aan te beginnen of hun mening modelleren naar de heersende norm. Dat is een gevoel dat ik in het begin ook had. Weet ik er wel voldoende over? Mag ik wel een mening hebben als ik maar een paar films van Ingmar Bergman heb gezien? Daarom zeg ik tegen de jonge redactrices van Empire: ‘Vind je Bridget Jones’s Diary werkelijk beter dan Taxi Driver? Schrijf dat dan. Beargumenteer het.’
De tweede reden is cultureel: mannen worden van oudsher aangemoedigd om opinies te hebben. Vrouwen veel minder. Mannen met een uitgesproken mening hebben persoonlijkheid. Vrouwen met een uitgesproken mening zijn arrogant. Ik denk dat elke vrouw op elke werkvloer dat gevoel kan beamen. Gelukkig heb ik in die achttien jaar dat ik in het vak zit de filmjournalistiek een stuk zien vervrouwelijken. Toen ik begon, had Empire alleen al drie redacteurs die Ian heetten, en evenveel vrouwen. Nu is het zestig procent mannen, veertig procent vrouwen en nog één Ian. (lacht)
Zou de filmgeschiedenis er anders uitzien indien dat van bij het begin het geval was geweest?
O’Hara: Tuurlijk zouden Citizen Kane, The Godfather en Vertigo nog opduiken in lijstjes met de beste films aller tijden, maar ik denk dat men minder zou neerkijken op romcoms of melodrama’s, die makkelijk als vrouwenfilms worden afgedaan. Recent verschenen er stukken over Nancy Meyers (regisseur van onder meer Something’s Gotta Give en The Holiday , nvdr.) waarin ze werd geprezen als auteur. Ik zeg niet dat ze de grootste filmmaker aller tijden is, maar ze heeft eigen thema’s en een eigen stijl, en verdient meer respect dan ze heeft gekregen. Zo zijn er nog tal van voorbeelden.
Welke ‘vrouwenfilms’ worden onderschat en zouden zeker in de canon kunnen of moeten?
O’Hara: Lois Weber, die de cinema technisch en thematisch heeft geïnnoveerd, zou gerust naast D.W. Griffith, Erich von Stroheim en andere Amerikaanse stillefilmgiganten kunnen staan. Ik denk aan Mikey and Nicky van Elaine May met John Cassavetes. Even goed als de films van die laatste, maar een pak minder bekend. Leave No Trace vond ik een van de strafste films van de voorbije jaren, maar die won geen enkele grote prijs.
Ook awards spelen een rol in de emancipatie, maar daar geldt hetzelfde: het waren in het verleden voornamelijk mannen die in jury’s zetelden. Chantal Akerman, Agnès Varda en Claire Denis worden nu wel algemeen aanvaard als belangrijke filmmakers, maar hoeveel Oscars of Gouden Palmen hebben ze gewonnen? Geen. En hebben ze ooit met grote budgetten kunnen werken? Nee. Er is duidelijk nog veel werk aan de winkel.
Women vs Hollywood: The Fall and Rise of Women in Film
Vanaf 18/2 verkrijgbaar via uw boekhandelaar.
Helen O’Hara
Geboren in Portstewart, Noord-Ierland. Ziet als kind Return of the Jedi en is sindsdien verslaafd aan films.
Gaat in 1996 rechten studeren aan de universiteit van Oxford en werkt heel even als advocate.
Is sinds 2003 redactrice van Empire, het grootste filmtijdschrift van Groot-Brittannië. Publiceert ook in de kranten The Guardian en The Telegraph.
Schreef eerder de boeken The Best 80s Movies (2018) en The Ultimate Superhero Movie Guide (2019).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier