Waarom Harvey Weinstein perfect past in een lange traditie van moguls en machtsmisbruik in Hollywood
De casting couch is al zo oud als Hollywood zelf maar blijkbaar nog steeds niet versleten: de geschiedenis van het meubelstuk van de machocultuur.
In februari 1941, terwijl elders Wereldoorlog II volop woedt, wordt op de pagina’s van het Amerikaanse filmblad Modern Screen de casting couch bijna-dood verklaard: ‘The day of the ‘casting couch’ – when a girl had to exercise her libido instead of her talent for a job – is almost dead’, schrijft journalist Irving Wallace, die jaren later nog naam zal maken met bedenkelijke boeken als The Nympho and Other Maniacs: The Lives, the Loves and the Sexual Adventures of Some Scandalous and Liberated Ladies (1971) en The Intimate Sex Lives of Famous People (1981).
De dagen van de casting couch – toen een vrouw haar libido moest aanwenden in plaats van haar talent voor de job – zijn bijna geteld
Modern Screen, februari 1941
De doodsreutel van de lustige ligbank van hoopvol Hollywood moet in ieder geval lang geduurd hebben, want volgens het literair-culturele tijdschrift The Atlantic wordt Hollywoodcolumnist Dick Kleiner er in 1965 door een castingagent op gewezen dat de dagen van de casting couch, ‘als ze al ooit echt hebben bestaan’, nu toch echt definitief voorbij zijn. De agent in kwestie moet het dan wel letterlijk over het meubilair gehad hebben want uit de recente onthullingen over het grove seksuele machtsmisbruik van Hollywoodmogul Harvey Weinstein wordt duidelijk dat er meer dan vijftig jaar later nog steeds vleselijke gunsten geëist worden in ruil voor interessante rollen.
Naar verluidt opereerde Weinstein – inmiddels ontslagen uit zijn eigen bedrijf, en uit de Academy en de producentengilde gezet – vaker vanuit chique hotelsuites dan vanuit een al dan niet met een bankstel uitgerust kantoor, maar de term casting couch vindt zijn oorsprong wel degelijk bij een divan. Namelijk die van de broertjes Shubert, die aan het begin van de twintigste eeuw heersen over Broadway. Volgens getuigenissen moet in die dagen menig revuedanseresje in het kantoor van Lee Shubert impresario’s met seks tevreden houden in ruil voor tien dollar en een hoop vage carrièrebeloftes. En blijkbaar lokt het vroege Hollywood van de jaren twintig en dertig niet alleen bekende theateracteurs en actrices naar de westkust, maar nemen de eerste power players van la la land maar wat graag ook de seksueel agressieve rekruteringsgewoontes van hun theatrale tegenhangers over. Wie nu de eerste filmproducent is geweest die het principe van de ligbankauditie in Hollywood heeft geïntroduceerd is nog steeds voer voor discussie maar vaak genoemde namen zijn Mack Sennett, die onder andere Charlie Chaplin – ook niet onbesproken, overigens – lanceert, onafhankelijk producent Samuel Goldwyn, Louis B. Mayer van MGM, studiohoofd en vliegenier Howard Hughes en Jack Warner van Warner Brothers. Vaststaat dat al die machtige mannen jong talent minstens tot affaires weten te verleiden door hen roem in het vooruitzicht te stellen.
***
Harvey Weinstein heeft zijn onverdedigbare gedrag al verklaard met het flauwe excuus dat hij is opgegroeid in de jaren zestig en zeventig, toen er volgens hem gewoon ‘nog andere regels golden over gewenst gedrag op de werkvloer’. En hoewel ongewenste intimiteiten ook in de swinging sixties wel degelijk illegaal waren, is Weinsteins seksueel grensoverschrijdende gedrag absoluut niet in een vacuüm ontstaan. Het praat niets goed – integendeel – maar Dirty Harveys verhaal past perfect in een lange traditie van moguls en machtsmisbruik in Hollywood. Het is een geschiedenis van agressieve studiobonzen waar Weinstein zich op allerlei manieren aan spiegelde.
De overlevering wil dat de grootste en geniaalste filmproducenten uit de gouden jaren van klassiek Hollywood grofgebekte en baldadige types waren wier passie voor de filmmakerij op de een of andere manier gelinkt was aan hun opvliegende karakter. Nu zijn veel van de vroege studiohoofden weliswaar selfmade men die zich uit marginale en ongeletterde immigrantenmilieus weten op te werken naar de top, maar waarom het maken van kwaliteitsvolle films in verband zou staan met wat weleens eufemistisch hun ‘kleurrijke’ gedrag is genoemd, is helemaal niet duidelijk. Op de vage notie na dat saaie figuren saaie films zouden produceren.
Zo was Harry Cohn, de medeoprichter van de Columbia Pictures Corporation, een zoon van arme immigranten in New York die zich razendsnel een weg baant in Hollywood maar die ook bekendstaat als een verschrikkelijke tiran. Als producent is hij wel verantwoordelijk voor klassiekers als Frank Capra’s It Happened One Night (1934) en Mr. Smith Goes to Washington (1939). Gelijkaardige verhalen van talent en tirannie doen de ronde over zowat alle andere studiohoofden uit die tijd.
En Harvey Weinstein past vele jaren later perfect in het rijtje. Hij groeit samen met zijn broer Bob – die op zijn beurt van seksueel misbruik wordt beschuldigd – op in een klein tweekamerappartement in de New Yorkse wijk Queens in New York, maakt zijn eigen fortuin als concertpromotor en richt met de winst het filmdistributiebedrijf Miramax op, genoemd naar moeder Miriam en, vooral, naar vader Max, die de broers in hun jeugd zo vaak heeft meegenomen naar de bioscoop. Het idee achter Miramax is films uit te brengen die door de grote studio’s angstvallig gemeden worden.
Zo distribueren de Weinsteins in de jaren tachtig en negentig films als Steven Soderberghs Sex, Lies, and Videotape, Pedro Almodóvars Átame! en Quentin Tarantino’s Pulp Fiction. Harvey Weinstein vestigt zijn reputatie als distributeur met buitenlandse films van op festivals gelauwerde cineasten, Amerikaanse indies en andere arthouseproducten. En ook wanneer hij later met The Weinstein Company films gaat produceren, werkt hij samen met mensen als Richard Linklater, Michael Moore, Tom Ford, David O. Russell en James Gray. Net als de moguls die hem zijn voorgegaan, staat Weinstein achter enkele van de beste films van zijn tijd.
De term casting couch is overgewaaid van Broadway. Menig revuedanseresje moest daar begin twintigste eeuw impresario’s op de divan tevreden houden, in ruil voor tien dollar en vage carrièrebeloftes.
Alleen blijkt de steeds machtiger wordende producent vaker en vaker de nagel aan de doodskist van de mensen met wie hij werkt en krijgt hij niet alleen naam als een man met een neus voor talent maar ook als een absolute bullebak. Wie een idee wil krijgen van Harvey Weinsteins typische modus operandi moet er Peter Biskinds Down and Dirty Pictures: Miramax, Sundance and the Rise of Independent Film maar eens op naslaan. Daarin beschrijft de Amerikaanse journalist onder andere hoe Weinstein zijn eigen personeel terroriseert en de bijnaam Harvey Scissorhands krijgt, vanwege zijn onhebbelijke gewoonte om achter de rug van regisseurs films naar eigen goeddunken te hermonteren. Zelfs wanneer in contracten uitdrukkelijk staat dat hij er met zijn poten af moet blijven. Regisseurs die daarover klagen, worden achtereenvolgens uitgescholden, bedreigd en tot slot voor de keuze gesteld: Harvey zijn gang laten gaan of hun film veroordeeld zien tot een minimale release die een ramp zou betekenen voor hun verdere carrière. Pikant detail: Biskind beschrijft eveneens hoe Weinstein meermaals heeft geprobeerd hem van publicatie te doen afzien door hem een vet betaalde baan als scenarist aan te bieden. Begint het al een beetje te klinken als hoe hij volgens de gestaag groeiende groep actrices vrouwen behandelt en het daarna probeert toe te dekken? Dat hoeft niet te verbazen want Weinstein lijkt niet alleen in zijn filmografie op de Hollywoodpioniers die hij bewondert maar ook in de manier waarop hij zijn in de filmindustrie aan het absolute grenzende macht gebruikt heeft om vrouwen te misbruiken.
***
Dat Weinstein zo lang is weggekomen met de zaken waar hij nu van beschuldigd wordt, komt onder andere omdat hij werkzaam was in een industrie waarin verhalen over legendarische producenten, starlets en casting couches deel van het meubilair zijn geworden. Omdat men het idee van de casting couch al te makkelijk aanvaardt als iets wat onvermijdelijk bij de filmindustrie hoort. De term klinkt ook gewoon een pak vriendelijker dan de criminele feiten waar hij eigenlijk voor staat: aanranding van de eerbaarheid en verkrachting. De woorden ‘casting couch’ hebben een bijna nostalgische klank van iets uit lang vervlogen dagen. En het wordt tijd dat ze daar definitief toe gaan behoren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier