Waarom Baz Luhrmann er toch niet voor koos om Harry Styles in ‘Elvis’ te casten
In de blitse biopic Elvis zwiert Baz Luhrmann, de showman achter Moulin Rouge! en The Great Gatsby, u van Heartbreak Hotel tot Las Vegas zoals alleen hij dat kan. ‘De film is gebaseerd op feiten, maar dan feiten zoals ik ze me voorstel.’ Shake, rattle and roll!
Er was eens een arme, blanke jongen uit Memphis, Tennessee die opgroeide met zwarte blues en gospel, en over een hemelse stem en duivels veel sexappeal bleek te beschikken. Hij was voorbestemd om de koning van de rock-’n-roll te worden, een troon die hij midden jaren vijftig besteeg door plots wild op zijn gitaar te rammen en met zijn heupen te schudden. Alleen had zijn succes een schaduwkant: om zich te ontpoppen tot die natte Amerikaanse droom verkocht hij zijn ziel, niet aan de duivel, wel aan Colonel Tom Parker, een manipulatieve manager die de rockrebel opsloot in een kitschkasteel in Las Vegas en hem zo richting drank, drugs, depressies en een vroegtijdige dood dreef.
Je wilt liefde maar je bent verslaafd aan het podium. Wat doe je dan tussendoor, wanneer de wereld niet kijkt? Je verdoven, zo blijkt.
Dat is althans wat Baz Luhrmann vertelt in zijn carrière-omspannende biopic over Elvis Presley. De Australische dandy achter Romeo + Juliet (1996), Moulin Rouge! (2000) en andere spektakels laat de mythe dan ook gewillig voorgaan op de man. Dit is het sprankelende sprookje van Sint-Elvis, de goddelijke artiest die blank en zwart verenigde in tijden van segregatie, die zowel voor schandaal als orgasmes zorgde door Hound Dog, Blue Suede Shoes, Love Me Tender, Suspicious Minds en andere hits het collectieve geheugen in te zingen, en die zijn mama, papa en echtgenote Priscilla zo graag zag dat hij hen meenam naar zijn landgoed Graceland. Tenminste: voor zover de Colonel – the devil in disguise in dit verhaal – dat allemaal toeliet.
Wie zijn biopics graag diepgravend en sober heeft, kan Luhrmanns extravagante Elvis-evangelie dus best skippen. Maar je ontzegt je dan wel behoorlijk veel fun en nog meer spektakel. Hoofdrolspeler Austin Butler smeert zijn stembanden en schudt zijn pelvis namelijk met zoveel overgave dat het geeneens opvalt dat hij nauwelijks op Elvis lijkt, terwijl Tom Hanks zelfs zijn fatsuit weet weg te acteren als de gluiperige Colonel die nooit kolonel was en zelfs geeneens Tom Parker maar wel Dries van Kuijk heette.
Bovendien zien de decors en kostuums er weer eens fabuleus uit, en worden Elvis’ memorabele podiumperformances, zijn blues in de coulissen en zijn verwrongen vader-zoonrelatie met zijn manager met zoveel schwung in breedbeeld gezet en aan elkaar geplakt dat de 159 minuten voorbijrazen, alsof iemand de Wurlitzer op volume elf heeft gezet.
Om een streepje decadentie of nostalgie heeft Luhrmann ook nooit verlegen gezeten. Hij besprenkelde Shakespeare met glitter en hiphopbeats in het al genoemde Romeo + Juliet! en blies de belle epoque en de musical nieuw leven in met Moulin Rouge! Hij bekeek zijn heimat door een romantische Hollywoodbril in Australia (2004) en kleedde F. Scott Fitzgeralds great American novel The Great Gatsby aan als een vintageshow met Leo DiCaprio in witte pullover. Dus waagt hij zich ook op zijn geheel eigen, postmoderne manier aan een biopic over de meest iconische artiest aller tijden.
Presleys culturele impact en Luhrmanns voorliefde voor extravaganza, het lijkt een huwelijk made in heaven, maar de film komt natuurlijk wel op een moment dat de jonge generatie niet meer gedwee knielt voor de King of Rock ’n’ Roll. Bovendien wordt Elvis door sommigen al eens van racisme beschuldigd omdat hij als blanke hitmachine onvoldoende krediet zou hebben gegeven aan de zwarte rockpioniers die hem inspireerden, terwijl anderen hem degraderen tot een croonende karikatuur die zich op het einde van zijn amper 42 jaar durende leven dusdanig volpropte met cheeseburgers en pillen dat zijn jumpsuit en aderen het begaven.
Has Elvis left the building? Of is de King, 45 jaar na zijn tragische dood, hipper en relevanter dan ooit? ‘Ik veronderstel dat je me een specialist kunt noemen in dode merken weer hip maken’, lacht de immer flamboyante Luhrmann. ‘Shakespeare, musicals, een boek dat een eeuw oud is… Ik ben altijd aangetrokken geweest tot dingen van vroeger waar een mythische voile rond hangt.’
Was je fan van Elvis’ muziek, of was het meer het popicoon en zijn levenswandel die je aanspraken?
Baz Luhrmann: Ik ben als kind opgegroeid met Elvis. Ik hoorde hem op de radio en zag hem in zijn films. Maar al snel keek ik meer op naar Bowie en andere muzikanten. Wat me altijd heeft gefascineerd aan Shakespeare, is hoe hij historische figuren leende om grotere ideeën te verkennen. Ik dacht: hoe kan ik iets maken waarmee ik iets zeg over de wereld waarin we vandaag leven, maar dan zonder het in vandaag te situeren? Zo kwam ik uit bij Elvis, wiens muziek een enorme invloed heeft gehad op onze hedendaagse cultuur en die tussen de fifties en seventies heel Amerika zag veranderen. Het is een biopic, gebaseerd op feiten, maar dan feiten zoals ik die me voorstel. Is dat een goede of een slechte keuze? Je mag daarvan maken wat je wilt. Maar kijk naar Amadeus (1984) van Milos Forman, een van mijn favoriete films over een muziekicoon. De film gaat over Mozart, maar toneelschrijver Anthony Schaffer (op wiens gelijknamige stuk de film gebaseerd is, nvdr.) pleegt verraad op de geschiedenis. Het idee dat Mozarts rivaal Salieri, de patroonheilige van de mediocriteit, Mozarts Requiem afwerkt op zijn sterfbed, is geschift maar geniaal. Amadeus gaat over jaloezie, eer en integriteit, meer dan over Mozart.
Jouw Salieri is Colonel Tom Parker, die op de voice-over Elvis’ verhaal vertelt. Vanwaar die keuze?
Luhrmann: Omdat ik me meer geïnspireerd heb op Amadeus dan op documentaires. Die hebben vaak een voice-over waarin een anonieme verteller zogezegd ‘de waarheid’ spreekt. Dát is pas manipulatie. Het is altijd iemands visie op de feiten. Drama is een leugen. Het is dikke leugens vertellen om tot een universele waarheid te komen. Parker is daar zeer geschikt voor. Ten eerste: hij is een groot personage, zoals hij dat ook in het echt was. Ten tweede: hij wordt altijd opgevoerd als de slechterik die Elvis uitbuitte, maar wacht even: was hij niet de promotor van Elvis? Werd hij niet betaald om diens talent financieel uit te buiten? Wilde Elvis dan niet zelf meer platen verkopen? Het is te makkelijk om te zeggen: ‘Jij, gemene Colonel Parker!’ Toen Michael Jackson stierf, was het ook meteen van: ‘Pers meer platen! Nu!’
Idem dito met je andere jeugdheld, David Bowie.
Luhrmann: David was een goede vriend van mij. Hij was mijn idool, we hebben samengewerkt (voor de soundtrack van Moulin Rouge! , nvdr.) en zijn vrienden geworden. Hij ging vaak wandelen met onze honden. Ik hield van hem als artiest, maar ook als mens. Dat is het verschil met Elvis. Wat ik nooit zal vergeten, is dat David ooit tegen me zei: ‘Ik weet wie David Bowie is, hoe ik hem moet spelen.’ Bowie was niet zijn echte naam. Hij heette David Jones. Maar hij creëerde persona’s. Wat het publiek geweldig vond, kon hij thuis van zich af gooien. Elvis Presley creëerde het personage Elvis Presley, maar dat achtervolgde hem overal. Hij kon nooit aan zichzelf ontsnappen.
Dát was zijn drama.
Luhrmann: Dat van Elvis, maar ook dat van Michael Jackson en Prince, die daar eveneens aan onderdoor gingen. Ik kende Prince. Ik heb hem vaak ontmoet en hij bleef altijd in character. Hij kon kennelijk niet anders. Met alle respect voor de grootsheid van die artiesten, en met alle empathie voor hun menselijkheid, maar ze zeiden dat ze geen drugs namen, terwijl ze alle drie aan de opiaten zaten. Omdat ze liefde wilden, maar verslaafd waren aan het podium. Wat doe je dan tussendoor, wanneer de wereld niet kijkt? Je verdoven, zo blijkt. Ach, Prince. Ik heb jaren met hem gewerkt, omdat ik een song van hem wilde voor The Great Gatsby, maar hij bleef maar van gedacht veranderen, zodat ik uiteindelijk Lana Del Rey gevraagd heb.
Alles in Elvis klopt, emotioneel. Ik denk dat ik een website ga maken met alle dichterlijke vrijheden die ik me heb gepermitteerd.
Drama is liegen om tot een universele waarheid te komen, zei je. Wat klopt er niet aan Elvis, ondanks het feit dat je de goedkeuring hebt gekregen van zijn weduwe Priscilla?
Luhrmann: Alles klopt, emotioneel. Ik denk dat ik een website ga maken met alle dichterlijke vrijheden die ik me heb gepermitteerd. Een paar voorbeelden. Dat Elvis huilde toen Martin Luther King doodgeschoten was en zei: ‘Hij sprak altijd de waarheid’? Feit. Dat hij als kind ooit naar een zwarte gospeltent trok? Daar zijn geen bewijzen van, maar de onlangs overleden Sam Bell (Elvis’ zwarte jeugdvriend, nvdr.) heeft me het verhaal bevestigd. Als je een leven van 42 jaar in een film van tweeënhalf uur wilt vertellen, moet je dingen comprimeren. Neem Elvis’ concert in Russwood Park in Memphis, in 1956. Hij heeft daar nooit Trouble gezongen en er zijn daar toen geen rellen uitgebroken. Maar hij zong het nummer in de film King Creole (1958), die hij op dat moment aan het opnemen was, wat thematisch paste en elders werd er wel gevochten tijdens zijn optredens. Zijn platen waren charmant, omdat de Colonel dat zo wilde, maar live was hij een beest, the original punk. Zijn stem, zijn moves, de gitaren, de feedback, het geschreeuw van de meiden. Het was wild. Dat wilde ik vatten in één scène, zoals de film vol van dergelijke compressies zit.
Elvis was de blanke ster die zwarte muziek mainstream maakte, maar toch van discriminatie beschuldigd werd. Hij was de rebel die de conservatieve goegemeente choqueerde, maar later een supporter van Richard Nixon bleek. Wat maak je van dat soort dubbelzinnigheden?
Luhrmann: Er zijn drie Elvissen voor mij. Er is de blanke knul die opgroeide in een zwarte gemeenschap en opging in de zwarte cultuur, zoals Eminem dat na hem deed – dat is de reden waarom ik Eminem gevraagd heb om muziek te leveren voor de credits, omdat hij dezelfde affiniteit heeft. Er zijn interviews waarin getuigen bevestigen dat Elvis vaak de enige blanke was die in Memphis de zwarte joints op Beale Street bezocht. Hij was maatjes met B.B. King, en dat was gevaarlijk voor hem. Ze wilden hem daarvoor afmaken. Parker dacht pragmatisch. Hij dacht: Rock-’n-roll is een modegril. Ik moet Elvis daar weghalen vooraleer de zuidelijke gouverneurs hem in de bajes gooien. De tweede Elvis, die na zijn legerdienst komt, is de Hollywoodentertainer, de best betaalde acteur van zijn generatie, die eind jaren zestig in opstand komt tegen Parker, die van hem de nieuwe Bing Crosby wil maken. Ten slotte is er de Vegas-Elvis, wanneer de drugs erbij komen kijken. Tegen die tijd was hij extreem patriottisch, maar ook zwaar verslaafd. Hij schoot televisies kapot, brabbelde nonsens. Heel erg triest allemaal. Maar Parker en zijn entourage infantiliseerden hem, zeiden dat hij een verspilziek kind was. Wat dat kind deed, was wegvluchten richting Nixon. Niet omdat hij diens politiek volgde, maar omdat hij een badge van de president wilde. Omdat hij een superheld wilde zijn, zoals in de strips waar hij als kind gek op was.
Parker wordt geïncarneerd door Hollywoodreus Tom Hanks, maar voor Elvis koos je voor de relatief onbekende Austin Butler. Waarom precies?
Luhrmann: Ik wilde de film alleen maken als ik de juiste Elvis had, en het verhaal is inmiddels bekend dat ik eerst Harry Styles in gedachten had. Harry is een fantastisch acteur, en een uitstekend zanger, maar hij is zijn eigen icoon. Een icoon gespeeld door een icoon: dat zou verwarrend zijn geweest. Toen ik een video te zien kreeg van Austin die Unchained Melody zong en hem daarna ook live hoorde, wist ik: dat is hem. Het heeft zelfs twee maanden geduurd vooraleer ik doorhad dat Austin niet uit het Zuiden komt, hoewel hij een zuidelijk accent heeft, maar uit Anaheim, Los Angeles. Austin heeft twee jaar met Elvis geleefd, en ik geloof echt dat ze dezelfde geest hebben. Hij heeft zijn moeder verloren op dezelfde leeftijd als Elvis (23, nvdr.), heeft altijd oog en oor voor anderen en is een delicaat, gevoelig wezen dat altijd wel iets speciaals op tafel brengt. Zo zie ik Austin, en zo zie ik Elvis.
Elvis
Nu in de bioscoop.
Baz Luhrmann
59-jarige film-, theater-, opera- en reclameregisseur uit Sydney, Australië. Groeit op in de outback van New South Wales, als zoon van een danslerares en een bioscoopuitbater. Begint zijn carrière als acteur.
Heet eigenlijk Mark Anthony Luhrmann, maar werd als kind al Baz genoemd, naar Basil Brush, de rode vos uit de gelijknamige poppenserie van de BBC waar hij zogezegd op leek.
Bekend om zijn flamboyante knip-en-plakspektakels, met veel kleur, muziek, glamour en postmoderne anachronismen.
Maakt furore met zijn Red Curtain-trilogie, bestaande uit de romcom Strictly Ballroom (1992), de hedendaagse Shakespeare-adaptatie Romeo + Juliet (1995) en de juxeboxmusical Moulin Rouge! (2001).
Draait daarna het heimatepos Australia (2008) en de F. Scott Fitzgeraldadaptatie The Great Gatsby (2013).
Creëert in 2018 de Netflixserie The Get Down, over de genese van de hiphop in de jaren zeventig.
Scoort in 1997 een hit met de spoken-wordsong Everybody’s Free (to Wear Sunscreen).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier