‘The King of Staten Island’ van Judd Apatows: een finally-coming-of-agefilm met grootheidswaanzin
Judd Apatows slackerdramady The King of Staten Island is te lang en te zelfgenoegzaam, maar wel geestig en charmant.
Diep vanbinnen is Scott best een aardige, gevoelige en welwillende knul, ook al woont hij op zijn vierentwintigste nog altijd in hotel mama, heeft hij zijn middelbare school nooit afgemaakt, combineert hij ADHD met de ziekte van Crohn en houdt hij zich de klok rond bezig met hangen, blowen en tattoos zetten, bij voorkeur op zijn al even dubieuze buddies. Aan zijn chronisch vage, helemaal nergens heen leidende slackerleventje dreigt bruusk een einde te komen wanneer zijn alleenstaande ma een relatie begint met de gescheiden brandweerman op wiens negenjarige zoontje hij een tattoo wilde zetten, met alle heisa, hilariteit en finaal ook typisch hollywoodiaanse levenslessen van dien.
Wie de indiehitfabriek van scenarist, regisseur en Jew Crew-boegbeeld Judd Apatow ( The 40 Year Old Virgin, Knocked Up en Getting 40) een beetje kent, weet wat te verwachten. Ook nu wordt er naar hartenlust getaterd en geblowd, de punchlines volgen elkaar in hoog tempo op, ernst en scherts tonen afwisselend hun moves op vette beats, en er vallen kleurrijke karakterkoppen bij de vleet te spotten, met Staten Island – van de vijf de minst hippe ‘borough’ van New York – als biotoop. Alleen lijkt Apatow, die de jongste jaren een beetje zijn mojo kwijt is en alles grootser en gewichtiger ziet, ook dit keer de Titanic aller mumblecore-komedies in gedachten te hebben (de film heeft een epische speelduur van 132 minuten). Bovendien oogt de dramatische structuur al even warrig als Scotts brein, waardoor The King of Staten Island narratief eerder een protserig prinsje lijkt, een amalgaam van sketches en ideetjes over volwassen worden, familie, vergeving en omgaan met tegenslagen en verlies.
Het maakt van deze finally-coming-of-agefilm een waggelend, nodeloos opgeblazen monster, gelukkig wel met een genereus, luid kloppend hart. Revelatie Pete Davidson maakt van Scott een volwassen kind dat je, ondanks al zijn onhebbelijkheden en idiote tattoos, toch aan de borst wil drukken. Hij is dan ook de lijm van de film, terwijl Marisa Tomei (de kranige moeder), Bill Burr (de brandjes blussende minnaar), Apatows dochter Maude (de studerende zus) en anderen passeren in rollen met flink wat meer maturiteit.
Apatow mag dan steeds meer aan het zogeheten David Lean-syndroom leiden – de neiging van filmmakers om, naarmate ze zich meer als auteur profileren, zelfs de banaalste scènes uit te rekken – gevoel voor geurige offbeathumor en welgemikte oneliners, voor een deugddoend sentimentele aai over de bol of een popculturele knipoog heeft hij nog steeds.
The King of Staten Island
Judd Apatow met Pete Davidson, Marisa Tomei, Bel Powley
Te zien op AppleTV en dvd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier