
‘The Jacket’-regisseur Mathijs Poppe: ‘We zien Palestijnen enkel als slachtoffers. Gevaarlijk’
Wat betekent het om solidair te zijn met de Palestijnse gemeenschap? Die vraag probeert Mathijs Poppe in zijn debuutfilm The Jacket te beantwoorden.
Het was nacht toen Mathijs Poppe veertien jaar geleden na een heftige reis aankwam in Shatila. Het geluid van het Palestijnse vluchtelingenkamp in de Libanese hoofdstad Beiroet – berucht van het bloedbad uit 1982 – was het eerste dat hem opviel. ‘Het leven van meer dan twintigduizend mensen is er samengepakt op één vierkante kilometer en dat hoor je. Er is een constant geroezemoes.’ De daaropvolgende dagen is hij getuige van een soort armoede die hij nog nooit in zijn leven had gezien. ‘Het kamp is geen aangename plek. De eerste keer dat je erdoor wandelt, ben je compleet van de kaart.’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Poppe werkte in 2011 als vrijwilliger in een jongerencentrum nadat hij in Zweden een jonge Palestijn uit Shatila had leren kennen. ‘Ik kan moeilijk pinpointen waarom. Begon het toen ik als twaalfjarige mee betoogde tegen de Irak-invasie? Dat was de eerste keer dat ik me scherp bewust werd van de dubbele standaard die het Westen hanteert.’ De jonge Vlaming onderbrak zijn filmstudies maar nam zijn camera mee naar Shatila. ‘Ik hoopte de Palestijnse geschiedenis beter te begrijpen aan de hand van interviews en persoonlijke verhalen.’
‘We voelen wel even mee met de slachtoffers, maar we doen daar vervolgens niets mee.’
Poppe filmt wel, maar er wringt wat. ‘Ik wilde het leed van de Palestijnse vluchtelingen tonen. Maar door hen enkel als slachtoffer te zien, creëer je afstand. Het dichten van die kloof werd min of meer mijn strijd. Documentaire is verstrengeld met het tonen van slachtoffers, van hoe erg de wereld eraan toe is. Maar dat kan voor afstandelijkheid zorgen. We voelen wel even mee met de slachtoffers, maar we doen daar vervolgens niets mee. Er is een soort van dehumanisering: we zien hen enkel als slachtoffers, en dat is gevaarlijk. Dat leidt tot rare ideeën zoals “die mensen komen naar hier om van ons te profiteren”.’
Het zette de jonge filmregisseur aan het denken. ‘Uiteraard zijn de Palestijnen slachtoffers van een geschiedenis die al 75 jaar bezig is en op dit moment te grotesk is voor woorden. Maar voor mij ging het over andere vragen. Wat betekent solidariteit met de Palestijnse gemeenschap voor mij? Hoe wil ik omgaan met die mensen die me zo hartelijk hadden ontvangen? Hoe kan je de kloof dichten? Volgens mij door een vriendschapsband op te bouwen die hun slachtofferschap ontstijgt.’ Evident is dat niet. ‘Er is voortdurend een soort van spanning omdat je elkaar exotiseert. Het vergt tijd om als westerling en niet-westerling de vooroordelen over elkaar los te laten.’
‘Het vergt tijd om als westerling en niet-westerling de vooroordelen over elkaar los te laten.’
Poppe nam die tijd. Hij keerde verschillende keren terug naar het vluchtelingenkamp en raakte bevriend met politiek theatermaker Jamal Hindawi en zijn opgroeiende dochters. Het mondde uiteindelijk uit in zijn eerste langspeelfilm. The Jacket is een met fictie geïnjecteerd portret van Hindawi. Het verzonnen verlies van een aaneengenaaide lappenjas die de vele onderdrukkingen van het Palestijnse volk symboliseert in een van zijn theaterstukken, lokt Jamal uit het vluchtelingenkamp waar hij mensen met een andere achtergrond leert kennen. Het mooie van het fictie-element is dat we van in het begin samen konden nadenken en fantaseren. Welke personages zou Jamal tegenkomen? Waar gaan we filmen? Wat willen we graag vertellen? Het gebruik van fictie is interessant omdat het de klassieke maker-onderwerpverhouding van de documentaire ontwricht. Het werd een gedeeld makerschap.’
Het verhaal liet ook toe om niet enkel in Shatila te filmen. ‘Een bewuste keuze. Esthetisch gezien is Shatila een bijzondere plek om te filmen. Je voelt de armoede en de geschiedenis in elk beeld, in de steegjes die soms zo nauw zijn dat je er zelfs te voet niet meer door raakt. Omdat het kamp in de breedte niet mag uitbreiden en omdat het de Palestijnen verboden is om daarbuiten grond of woningen te bezitten, bouwt men appartement boven appartement. Soms tot acht, negen verdiepingen hoog. Zo is een betonnen jungle ontstaan. Toch filmde ik liever bij Jamal thuis dan in het kamp. Dan is de armoede minder in your face en zie je de mens beter.’
The Jacket won ei zo na de publieksprijs op Film Fest Gent. ‘De première was een van de mooiste momenten uit mijn leven. Al veertien jaar ging ik naar Shatila. Eindelijk konden Jamal en zijn familie eens naar hier komen en zien waar ik vandaan kom. We zijn onder meer bij mijn ouders gaan eten. Mijn moeder had alles uit de kast gehaald om hen hartelijk te ontvangen. In een oogopslag zagen ze dingen van mij die ik nooit had verteld. Mijn familie is een klassiek middenklassengezin maar het verschil met waar zij vandaan komen, was toch enorm. Dat lijkt beschamend, maar dat is het niet. We begrijpen elkaar nu nog beter.’ Poppe is sinds de première niet meer in Shatila geweest. ‘Maar ik mis Jamal en zijn familie wel elke dag. Onze levens zijn verweven. Ik heb een nauwe band met zijn dochters, die Engels spreken.’
Een van die dochters studeerde antropologie in het Verenigd Koninkrijk en schreef haar thesis over de samenwerking tussen Poppe en haar vader. ‘Ik ging door de jarenlange samenwerking wel uit van wederzijds vertrouwen. Maar het was fantastisch om dat op papier bevestigd te zien. Haar vader vertelt dat hij mij gaandeweg als een zoon is gaan zien.’
The Jacket
Nu in de bioscoop.
Mathijs Poppe
Geboren in 1990 in Gent.
Studeert in 2017 af als regisseur aan Kask en ruilt Gent in voor Brussel.
Trekt in 2011 voor vrijwilligerswerk naar Shatila en raakt gehecht aan de Palestijnse gemeenschap in Libanon.
Grijpt net naast de publieksprijs op Film Fest Gent met zijn debuutfilm, The Jacket.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier