Film - Samsara
Regisseur - Lois Patino
Cast - Amid Keomany, Juwairiya Idrisa Uwesu, Simone Milavanh
De Spaanse filmmaker Lois Patino laat je in Samsara zweven tussen Laos en Tanzania, leven en dood, licht en duisternis. Al dan niet met de ogen dicht.
Elk jaar komen er wel een paar films in de zalen die zo opzichtig mikken op de zoekende zielen onder ons, bij voorkeur met posterperfecte plaatjes die doen dromen van exotische oorden en transcendente sentimenten, dat je voor de film halfweg is al begint te denken: ben ik nu in de cinema of in een cursus levitatie beland? En had ik niet beter mijn yogamatje meegebracht?
Zo’n film is Lois Patino’s Samsara – de term verwijst in het boeddhisme en het hindoeïsme naar de eeuwige cyclus van dood en wedergeboorte – ten zwevende voeten uit. Maar één: veel van de op 16 millimeter geschoten shots zijn effectief om in te lijsten, en twee: alles wordt met zo veel metier en precisie gemonteerd en geassembleerd dat zelfs de meest aardse materialist zich in de lotushouding zou strekken. Bij wijze van spreken dan.
Bovendien krijg je er een sessie kleurtherapie gratis bovenop, aangezien je halverwege verondersteld wordt – geen grap – een kwartier lang je ogen te sluiten. Ondertussen – probeer maar eens om zo lang toch niet heel even de zaal in te gluren – worden monochrome kleurvlakken op het doek geflitst, terwijl er kwetterende en klaterende natuurgeluiden te horen zijn. Kwestie van al je zintuigen tegelijk te prikkelen.
Patino’s film, die ergens tussen etnografisch essay en immersieve videokunst in zweeft, bestaat dan ook uit twee aparte delen, met daartussenin de stroboscope trip – denk aan die psychedelische brug tussen de dimensies in Kubricks 2001: A Space Odyssey, maar dan langer. Een pancarte waarschuwt je vooraf dat de lichtflitsen bij sommige, gevoelige kijkers mogelijk zelfs epileptische aanvallen kunnen veroorzaken.
Deel een neemt je mee naar de boeddhistische tempelcomplexen van Laos, waar tienermonniken in stilte en in hun fel oranje gewaden hun dagelijkse rituelen oefenen om dichter bij het nirvana te komen. Nadat je bent getransporteerd en gereïncarneerd zonder je bioscoopstoel te verlaten, speelt deel twee zich af rond de azuurblauwe wateren en hagelwitte stranden van het Tanzaniaanse eiland Zanzibar, waar je onder meer ziet hoe de locals zeewierzeep maken. Samen laten beide luiken je reizen door ‘bardo’, wat vertaald uit het Tibetaanse dodenboek zoveel als ‘overgangstoestand’ en ‘tussenstadium’ tussen dood en wedergeboorte betekent.
Met zijn geduldig observerende, documentair ogende shots op pellicule en zijn broeierige, dromerige sfeer is het voor een beetje cinefiel onmogelijk om niet aan het werk van de Thaise beeldmagiër Apichatpong Weerasethakul (zie Tropical Malady en Uncle Boonmee) te denken, zeker bij de scènes uit de door leerling-monniken bevolkte jungle van Laos. Maar Patino – die eerder de magisch-realistische docu’s Costa da morte (2013) en Lúa vermella (2019) in zijn Spaanse geboorteturf Galicië draaide – heeft duidelijk ook goed naar de junglefilms van de Argentijnse minimalist Lisandro Alonso en naar de ‘Afrikaanse’ films van Claire Denis gekeken, van Beau travail tot White Material.
Geen duizelingwekkende diptiek waar je meteen een ander mens van zult worden, of waardoor je ook buiten de zaal het licht zult zien. Wel een fascinerende filmtrip die op een speelse manier laat zien, horen en voelen hoe het is tussen leven en dood, of tenminste toch in de yogaklas. Namasté!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier