‘Priscilla’ is een dromerig filmdagboek dat ook de donkere, huiselijke kant van het popsprookje acht Elvis onthult
Film - Priscilla
Regisseur - Sofia Coppola
Cast - Cailee Spaeny, Jacob Elordi, Ari Cohen
Zie, en voel, hoe een meisje vrouw wordt in de schaduw van de king of rock ‘n’ roll in Sofia Coppola’s sfeervolle biopic Priscilla.
‘Maybe I didn’t treat you quite as good as I should have. Maybe I didn’t love you quite as often as I could have’, croonde de King in de liefdesballade Always on My Mind, en dat blijkt ook uit Sofia Coppola’s biopic. Die zet evenwel niet Elvis Presley in de spotlights, maar diens eega Priscilla Beaulieu, die ’s werelds beroemdste rocker eind jaren vijftig ontmoette op haar veertiende en op haar 29e weer van hem scheidde, nadat hun sprookjeshuwelijk een contract was geworden, met zijn landgoed Graceland als de gouden kooi waarin ze opgesloten zat.
Een hagiografie die zich heupschuddend aan de blue suede shoes van Elvis werpt is Priscilla – naar haar memoires Elvis and Me (1985) – dan ook allerminst. Maar dat kon je van Coppola niet verwachten. Net als The Virgin Suicides (1999), Marie Antoinette (2007) en bij uitbreiding elke film die ze met zachte, feminiene en trefzekere hand tegen het doek borstelde, schetst ook Priscilla het portret van een geprivilegieerd meisje dat afgeschermd van de echte buitenwereld volwassen wordt, met alle fricties van dien.
Alleen is Coppola’s female gaze op dit specifieke stukje Amerika niet voyeuristisch of provocerend, ondanks het problematische leeftijdsverschil tussen de twee. Wat ze serveert, is een tedere, tactiele en bovenal atmosferische blik op een relatie die door een schuimende cocktail van roem, geld en clashende persoonlijkheden toxisch wordt. Hoe de piepjonge Priscilla (een lumineuze Cailee Spaeny) Elvis (Jacob Elordi) leert kennen op een militaire basis in Duitsland, wanneer hij een idool en zij een anoniem muurbloempje is. Hoe hij aanvankelijk een duivels knappe rockgod met een peperkoeken hart blijkt, maar gaandeweg ook een geldverslindende, overspelige, drank- en drugsverslaafde narcist. In haar atmosferische stijl zapt Coppola van scène naar scène, waarbij ze alles weer eens in zoete pasteltinten giet en er passende popmuziek onder zet, aangezien het Presley Estate weigerde mee te werken en Elvis zelf dus niet of nauwelijks op de klankband te horen is.
Met zijn haast fetisjistische nadruk op de fraaie verpakking – met knap camerawerk van Philippe Le Sourd en een piekfijn production design dat je terug flitst naar de fifties en sixties – is Priscilla dan ook een film die zijn leegte en oppervlakkigheid omarmt. Zelfbewust en met overgave. Alsof het niet zozeer een bitterzoete ballade wil zijn, maar vooral een object voor popculturele contemplatie. Het is een wurlitzer vol vergeelde herinneringen, hedendaagse reflecties op vervlogen tijden en persoonlijk gekleurde noties over gender, klasse en opgroeien onder een stolp – dingen waar Coppola, als dochter van filmlegende Francis Ford, ervaringsdeskundige in is.
In tegenstelling tot Baz Luhrmanns blitse, in brillantine en bewondering gedoopte Elvis-biopic van vorig jaar, focust Priscilla dan ook niet op de glitter en de glamour, laat staan op de rock-’n-roll waarmee de King als een hound dog tekeerging. Dit is een dromerig filmdagboek die ook de donkere, huiselijke kant van het popsprookje onthult, en die je weliswaar niet all shook up achterlaat, maar je op een plastische manier doet voelen dat Graceland verdomd vaak veel weghad van een heartbreak hotel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier