Luc Bessons Dracula: A Love Tale is een entertainende vampierromance, maar zonder scherpe hoektanden.
‘Er is een reden waarom alle dingen zijn zoals ze zijn’, pende Bram Stoker in zijn onderhand leeggezogen gothic klassieker Dracula. En in het geval van Luc Besson heet die reden: een onverzadigbare honger naar stijl, pathos en box office-succes. Vergeet horror. Vergeet duisternis. Vergeet krolse creaturen van de nacht. Bessons lezing bijt amper door de huid heen, maar is een best entertainend sprookje, met digitaal geanimeerde gargouilles, cgi-decors die hardhandig uit een belle époque-lichtshow lijken te zijn gerukt, en romantiek die zich uitstrekt tot voorbij de dood – én de geloofwaardigheid.
Het verhaal? Vlad de Spietser – graaf Dracula, voor de burgerlijke stand van Transsylvanië – verliest zijn vrouw tijdens een veldslag tegen de Ottomanen, en zoekt haar vier eeuwen later terug in Parijs anno 1889, terwijl een priester (Christoph Waltz in volle Christoph Waltz-modus) hem op de hielen zit. Enter Mina (Zoë Sidel), die als twee druppels bloed op zijn geliefde lijkt. Besson verplaatst het drama van Victoriaans Londen naar Parijs, en drapeert zijn Dracula in lila fluweel.
Caleb Landry Jones – ook al te zien in Bessons vorige wraakthriller, Dogman – gooit zich als de bleke melancholicus met meer oogschaduw dan empathie. Zijn Vlad is een kruising tussen Oscar Wilde en een goth-influencer die zijn liefdesverdriet koestert als een junkie. Maar wie zich herinnert hoe Gary Oldman in Coppola’s barokke versie uit 1992 de kamer binnenwalste als een operageest met vleermuishaar, zal toch iets missen: decadente doem en dreiging. Ook Robert Eggers’ Nosferatu, eerder dit jaar, was zwaarder en dwingender – als een psychoseksuele koortsdroom in zwart fluweel.
Bessons film fladdert lichter. De kitsch wordt trots gedragen en de soundtrack van Danny Elfman – zwevend tussen sprookjeswals, theatrale dreiging en zijn eerdere scores voor Tim Burton – charmeert. Zoals altijd bij Besson – een Franse fantast die Hollywood naar Parijs smokkelde, compleet met slow motion, gestileerd geweld en een zweem van pseudospiritualiteit – is het een mengeling van blinkende kitsch en gecamoufleerde kunst. Maar net als in Stokers roman is het ook hier de liefde die zegeviert, zelfs als ze ruikt naar supermarktparfum en spreekt met een vet Roemeens accent.