Jafar Panahi balanceert lenig op de grens tussen documentaire en fictie in de metafilm ‘No Bears’
Film - No Bears
Regisseur - Jafar Panahi
Cast - Jafar Panahi, Mina Kavani, Reza Heydari
Iraans dissident Jafar Panahi botst op dorpelingen, grenzen én zichzelf in No Bears, een metafilm over de beren die we ons inbeelden.
‘De regering is niets meer dan de permanente samenzwering van de minderheid tegen de meerderheid die men tot slaaf wil maken en stropen’, wist opperanarchist Michael Bakoenin al en dat zal de meerderheid van de Iraanse bevolking niet tegenspreken. Ook Jafar Panahi niet, de filmmaker die tot voor kort in de cel zat vanwege ‘propaganda tegen het systeem’ (lees: films waarin hij de misogynie en klassenongelijkheid van zijn heimat aankaart).
Eerder kreeg Panahi, die zowel de Gouden Leeuw (met The Circle, in 2000) als de Gouden Beer (met Taxi Teheran, in 2015) won, door het ayatollahregime twintig jaar werkverbod opgelegd, wat hij naast zich neerlegde door clandestien te blijven filmen. Die onverzettelijkheid leverde metafilms op als This Is Not a Film (2011) en Taxi Teheran, waarin hij zijn permanente lockdown tot leitmotief promoveerde en vanuit zijn flat en een taxi schoot. In zijn jongste verzetsdaad No Bears – begin vorig jaar gedraaid, vlak voor hij in de bajes vloog – gaat hij verder. Ook geografisch en zonder alles te bedekken onder een symbolische hoofddoek, iets waar Iraanse cinema wel eens last van heeft.
De opening van de film lijkt een romantische ontsnappingsfilm met minnaars met valse paspoorten te suggereren, en even is het schrikken: het lijkt zich in een Turks stadje af te spelen, terwijl Panahi toch het land niet uit mag. Tot je een stem ‘cut’ hoort roepen, de camera uitzoomt en ziet dat Panahi de scène via een videoverbinding vanachter zijn laptop aan het regisseren is. Blijkt dat hij naar een dorpje aan de grens met Turkije getrokken is om daar vanop afstand een nieuwe film op te nemen, maar wanneer hij achteloos een foto van een lokaal liefdespaar neemt, zet dat allerlei intriges in gang.
Wat volgt, is enerzijds een neorealistisch, op digital video geschoten drama over de gevierde filmmaker Jafar Panahi die (een versie van) zichzelf speelt en vanuit grootstad Teheran in een boerendorp belandt, wat tot spanningen met de locals en hun archaïsche tradities leidt. Anderzijds is het een (zelf)kritische reflectie over verzet, repressie en de kracht van kunst, die een stuk beperkter blijkt dan verhoopt.
Panahi balanceert daarbij lenig op de grens tussen documentaire en fictie, zeker als je bedenkt hoe weinig bewegingsruimte hij had. Als steeds ogen zijn long shots elegant. Zoals gebruikelijk wordt er in auto’s gefilmd en tussendoor over schijnbaar banale dingen gepraat, conform het Iraanse neorealisme. Maar de film is kwaad, droevig en gelaten tegelijk, en af en toe zelfs grappig met een wispelturige wifiverbinding als symbolisch gechargeerde running gag. Bovendien behandelt Panahi de gefictionaliseerde versie van zichzelf niet als een onberispelijke verzetsheld, maar als een naiëve, hoogmoedige buitenstaander die geen mollahs nodig heeft om zijn problemen te creëren.
‘Er zijn geen beren’, verzekert zijn compagnon de route hem wanneer hij buiten het dorp een avondwandeling wil maken. ‘Het is nonsens, het zijn maar verhalen om ons bang te maken. Onze angst maakt anderen sterker.’ Je ziet Bakoenin en Panahi bevestigend knikken, desnoods in je hoofd en buiten beeld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier