Gouden Palm-winnaar It was Just an Accident is niet Jafar Panahi’s beste, maar wel een gedreven wraakthriller over trauma’s door een repressief regime.
‘Niemand mag ons vertellen wat we moeten doen, of wat we níét mogen doen’, sprak Jafar Panahi onvervaard, toen hij afgelopen mei de Gouden Palm in ontvangst nam in Cannes. Dat de Iraanse filmtitaan daar zelf op het podium kon staan om zijn prijs op te pikken, was al bijna een grotere sensatie dan de film zelf. Want de man die in 2010 nog een werk- en reisverbod opgelegd kreeg wegens ‘propaganda tegen de staat’ en sindsdien clandestien filmt alsof hij permanent in een spionagethriller leeft, heeft nooit iets laten goedkeuren door het Iraanse ayatollahregime dat hem ooit zelfs gevangenzette. It Was Just an Accident, zo heet zijn nieuwste prijsbeest, werd ondertussen door Frankrijk (dat de film coproduceerde en waar de postproductie gebeurde) ingediend als Oscarkandidaat, wat wrang ironisch is voor een rasregisseur die ook de Gouden Leeuw (The Circle, 2000) én de Gouden Beer (Taxi, 2015) op zijn cv heeft staan, maar in zijn thuisland toch vooral als staatsgevaarlijk beschouwd wordt.
De film – een onverbloemd, als kidnapthriller vermomd j’accuse tegen het repressieve, islamistische regime dat Iran sinds 1979 in een houdgreep houdt – opent met een nachtelijke autorit: een man, zijn zwangere vrouw, hun dochter. Ze rijden een hond aan. De banaliteit van dat ongeluk ontaardt in een kettingreactie van confrontaties, herkenningen en wraakfantasieën. Wanneer de kreupele chauffeur wordt herkend door Vahid, een vroegere politiek gevangene, is de horror compleet: was dit niet de beul met de prothese, de sadistische cipier die hem geblinddoekt beurs beukte? Voor Vahid wordt een kapotte uitlaat zo een kans op gerechtigheid. Ook al neemt hij daarvoor het recht in eigen hand.
Zoals vaker bij Panahi – sinds de dood van zijn mentor Abbas Kiarostami het uitgesproken boegbeeld van het Iraanse neorealisme – zijn er momenten van donkere humor: een trouwjurk in een kidnappingsscène, een ziekenhuis waar steekpenningen met de bankkaart worden afgerekend. Maar tussen de satire sluipt ook herhaling, scènes die rondjes draaien in hun eigen woede. Alsof de film – geschoten in het geniep – soms zijn (zelf)controle verliest. Het is cinema die wil schreeuwen, en dat mag en moet. Alleen verliest ze onderweg soms scherpte. Het begin is beklemmend en spannend, de slotact al even krachtig en urgent, maar daartussen echoot de furie net iets te vaak en te opzichtig.
Dat de jury in Cannes It Was Just an Accident bekroonde met de hoofdprijs voelt dan ook deels als een politiek statement, een erkenning van Panahi’s ongeëvenaarde moed en humanisme, meer dan van zijn scherpste, meest subtiele film. Want wie Crimson Gold (2003) zag – of Offside (2006), of The Circle (2000), of zijn debuut The White Balloon (1995) – weet dat dat zijn ware meesterwerken zijn, soberder en toch verpletterender. Hier flirt Panahi bij momenten met hysterie, al blijft de urgentie onweerstaanbaar en het metier onloochenbaar.
Niet zijn allerbeste werk. Wel een energieke, bevrijdend kwaaie vendettathriller die bewijst dat cinema, zelfs onder een dictatuur, niet tot zwijgen te dwingen valt. In your face, Khamenei en co.