In de fascinerende Murakami-adaptatie ‘Saules aveugle, femme endormie’ gaan het mondaine en het surrealistische hand in hand
Film - Saules aveugle, femme endormie
Regisseur - Pierre Földes
Frans-Amerikaans componist en schilder Pierre Földes debuteert als (animatie)filmmaker met een elegante en surrealistische Murakami-adaptatie.
Er was het sensuele Norwegian Wood (2006) van de Frans-Viëtnamese filmmaker Tran Ahn Hung. Er was het smeulende Burning (2018) van de Koreaanse auteur Lee Chang-dong en vorig jaar stoof Drive My Car (2021) van Japans goudhaantje Ryusuke Hamaguchi nog eindejaarlijstjes en cinefiele harten in. Tot op de Oscars. Om maar te zeggen dat de lat behoorlijk hoog ligt wanneer je een roman of novelle van de Japanse successchrijver Haruki Murakami naar het witte doek wil vertalen, maar dat schrok Pierre Földes niet af, en gelukkig maar.
Voor zijn her en der bekroonde animatiefilmdebuut greep de Frans-Amerikaanse componist, schilder en nu ook filmmaker naar zes kortverhalen die Murakami publiceerde in drie verschillende bundels (Na de aardbeving, De olifant verdwijnt en Blinde wilg, slapende vrouw). De verhalen spelen zich, althans in Földes’ versie, af in Tokio anno 2011, enkele dagen nadat Japan getroffen wordt door de tsunami en de nucleaire ramp van Fukushima die daarop volgt, en draaien in essentie om drie personages die ook in hun binnenste een hevige beving ondergaan en zich afvragen hoe het nu met hun leven verder moet.
Er is de zwijgzame bankbediende Komura die toeziet hoe zijn echtgenote Kyoko het rampnieuws de klok rond volgt op tv. Tot ze hem plots een brief nalaat met de droge mededeling dat ze met hem breekt, iets waarvan de naschokken meermaals terugkeren in allerlei denkbeeldige manifestaties. En er is Komura’s oudere collega Katagiri. Die krijgt een twee meter grote, antropomorfe kikker op bezoek die Nietzsche en Hemingway citeert en hem ervan overtuigt dat ze samen Tokio moeten behoeden van een nog groter onheil in de vorm voor een gigantische aardworm.
Het klinkt als een grotesk, existentialistisch sprookje waarin koortsige droom en grauwe, dagelijkse werkelijkheid door elkaar vloeien. En zoals veel schrijfsels die aan het brein van Murakami ontspruiten is het dat ook. Verwacht dus geen patchwork van klassiek afgeronde verhaaltjes, maar een kronkelige mix van romantiek, fantastiek en zelfs een wolkje noir. En dat in een elegante, nooit snoeverige animatiestijl die soms wat aan rotoscopie doet denken, de techniek waarbij echte acteurs overtekend worden. Tenminste: toch tot Földes je weer eens het borrelende brein en onrustig kloppende hart van zijn personages in trekt, met al hun muizenissen, angsten, vertekende herinneringen, blauwe katten en pratende kikkers.
Veel dialogen – vaak droge observaties of zakelijke bemerkingen – komen linea recta uit Murakami’s kortverhalen, maar door de kleurrijke, surrealistische intermezzo’s komt de film nooit literair of letterlijk over. Bovendien weet Földes, die ook de jazzy score componeerde, het innerlijke mysterie van zijn bronmateriaal te bewaren, met enkele clevere, visuele toetsen zoals doorzichtige passanten op de achtergrond. Alsof ze Komura en co. geenszins willen storen. Of helpen, of troosten, of hoe je het zelf ook wil bekijken.
Geen meesterwerk zoals Burning en Drive My Car, wel een fascinerende, stijlvolle en mature Murakami-adaptatie waarin het mondaine en het surrealistische hand in hand gaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier