In het bezwerende Sirât belaadt Oliver Laxe de trancebeats met wanhoop, in het zog van ravers op een road to nowhere.
Als God effectief een dj is, zoals die van Faithless declameren, dan is het een wrede, oudtestamentische rotzak die zijn zondige schepsels met pompende beats en trillende subwoofers vroeg of laat het ravijn in dirigeert. Of dat is toch wat blijkt uit Oliver Laxes Sirât, zijn in Cannes met de Prix du Jury bekroonde culttrip doorheen het Atlasgebergte.
Het begint als een naturalistisch geschoten mysterydrama: een vader (Sergi López) trekt samen met zijn zoontje Esteban naar Marokko om zijn al vijf maanden vermiste tienerdochter te zoeken. Ze zou zich bij een nomadische clan van ravers hebben aangesloten – zwervende zielen die van illegale party naar illegale party trekken, hun roestige trucks vol luidsprekers, hun lichamen vol littekens, pillen en utopieën. De camera van Mauro Herce legt hun stof, zweet en tatoeages in breedbeeld vast, alsof het fresco’s zijn. En de muziek van Kangding Ray – oftewel producer en muzikant David Letellier, in elektronicakringen – doet de rest: bassen die aardplaten doen beven, trancebeats die even zalvend als martelend werken.
Halverwege slaat de toon echter om. Een tragedie – ontdek zelf welke – breekt de zoektocht open. Wat begon als een The Searchers-achtige odyssee langs rotsen en ruïnes, kantelt in een apocalyptische nachtmerrie die doet denken aan Michelangelo Antonioni’s existentiële woestijntrips Zabriskie Point en Professione: reporter, en zelfs aan Henri-Georges Clouzots Le salaire de la peur. Alleen wordt de nitroglycerine hier vervangen door xtc en diesel, en de jungle door een woestijn waar de horizon alleen maar meer leegte belooft. Het is cinema die klotst van genre naar allegorie, van rauw realisme naar kosmische parabel.
Laxe had ons al gewaarschuwd met Fire Will Come (2019), zijn broeierige portret van een Galicische pyromaan, dat hij gefascineerd is door doem en dreiging. In Sirât jaagt de Franse Catalaan die fascinatie door de subwoofer. Zijn personages lijken te zweven tussen verlossing en verdoemenis, wat meteen ook de titel verklaart. In het Arabisch betekent ‘sirat’ immers zoveel als een smalle brug tussen hemel en hel, die ieder moment kan instorten. En intussen beukt de muziek verder, alsof enkel het ritme nog overeind blijft wanneer alles afbrokkelt.
Is het over the top? Absoluut. Soms grenst het aan het groteske, de amateurs in de cast staat geen grote filmcarrière te wachten en sommige dialogen klinken alsof ze gepend werden met paddo’s. Maar Laxes lef – zijn hypnotiserende mix van mystiek en techno, van apocalyps en utopie – werkt. Op het hoofd, het hart én alle beweegbare ledematen. Een existentiële rave in de bergen, waar het lawaai van de wereld ophoudt en enkel de beat van een meedogenloze god als dj overblijft.