
Film - Black Dog
Genre - Drama, misdaad western
Regisseur - Guan Hu
Cast - Eddie Peng, Tong Liya, Jia Zhangke
Duur - 2u02
Een stuntman met een strafblad en een zwarte straathond kruisen elkaar in Guan Hu’s stijlvolle western-noir Black Dog.
Blaffende honden bijten niet, hoor je wel eens beweren. Toch door tweevoeters die nog nooit de tanden van een rottweiler in hun kuit kregen. Het lijkt ook het devies te zijn van deze sfeervolle Chinese neonoir, vorig jaar in Cannes niet alleen bekroond met de hoofdprijs in de nevensectie Un Certain Regard, maar ook met de Palme Dog – de prijs voor de beste hondenrol.
Dat prijsbeest is een broodmagere, halfwilde windhond die met meer naturel acteert dan Jared Leto op zijn beste dag, en die – volledig in character – het hele verhaal lang weigert om ook maar één keer in de camera te kijken. Dat doet de stoïcijnse loner Lang trouwens ook niet – gespeeld door de Taiwanese superster Eddie Peng. Ooit was hij een populaire stuntmotorcrosser en rockster, nu is hij een paria met een strafblad die naar zijn geboortestad aan de rand van de Gobiwoestijn terugkeert en daar een job accepteert als hondenvanger in de aanloop naar de Olympische Spelen van Peking 2008.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Het klinkt als een vergezochte premisse, maar regisseur Guan Hu – vooral bekend van Chinese blockbusters zoals het oorlogsepos The Eight Hundred (2020) – maakt er iets verrassend warms, understated en poëtisch van. Alsof Jim Jarmusch en Andrej Zvjagintsev mee fungeerden als hondenfluisteraars. Het is een stoffige, post-socialistische western waarin de zwijgzame antiheld – Lang heeft al even weinig dialoog als zijn viervoetige gezel – net iets te vaak op zijn gezicht gaat. Al dan niet met zijn motor. En toch word je niet weemoedig van dit gevoelige portret van verloren zielen die samen hun waardigheid terugvinden in een afgebladderde mijnstad die China’s grote, economische sprong voorwaarts duidelijk heeft gemist.
De romance met een circusartieste die tijdelijk in het stadje neerstrijkt, is verwaarloosbaar en kan niet tippen aan de bromance tussen mens en windhond. En de passages met een gekooide tijger lijken recht uit een handboek filmsymboliek gerukt. Maar Guan weet soul in zijn stijlvol gefilmde schuld-en-boeteballade te smokkelen, en wie ooit iets opving van Albert Camus, Buster Keaton of de boeddhistische cyclus van wedergeboorte, zal zich meteen thuis voelen, ook al loopt Black Dog door de desolate Gobi-woestijn te hijgen.
Guan Hu verleidt je niet met plot, maar met beeld, sfeer en zelfs een flard Pink Floyd op de geluidsband. De cinematografie van Weizhe Gao is adembenemend, met blauwige panoramashots, slow pans door verlaten straten, en soms surrealistische tableaus vol verwilderde beesten en roestige bouwkranen. De beeldtaal is melancholisch en droogkomisch tegelijk. En dan is er nog Jia Zhangke – de dissidente peetvader van de Chinese arthousecinema – die met zichtbaar plezier de bijrol van lokale baas op zich neemt.
Geen idee of dit Chinese exportproduct ook onder Trumps importheffingen valt, maar zelfs met een taks van 125 procent is deze film die blaft, gromt én bijt beslist de moeite waard. Apporte!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier