Recensie: Jayne Mansfield’s Car
In zijn vierde langspeler als regisseur – de familiale sixtiesdramady Jayne Mansfield’s Car – voert Billy Bob Thornton zichzelf weer eens op in zijn favoriete rol: die van zwijgzame, lichtjes wereldvreemde en excentrieke maar goedhartige outsider.
Dit keer incarneert hij Skip, een vijftigjarige vrijgezel die nog steeds lijdt onder de trauma’s van Wereldoorlog Twee, net als zijn broer (Kevin Bacon) trouwens die een overtuigde, weed paffende en tegen de Viëtnamoorlog protesterende hippie is geworden. Geen wonder dat beide broers dan ook regelmatig in de clinch liggen met hun pa (Robert Duvall), een zuiderse en conservatieve patriarch die de scheiding van zijn vrouw nooit helemaal heeft verwerkt maar eindelijk gedwongen wordt om zijn demonen in de ogen te kijken wanneer zijn Britse rivaal (John Hurt) zijn recent overleden ex in haar geboortestad komt bedragen.
Zoetsappige familiedramatiek, kleurrijke sixtiesclichés en Engels-Amerikaanse offbeat-humor worden door Thonton in een gezapig tempo door de mangel gehaald, wat af en toe aardige, nu eens melige dan weer hilarische momenten oplevert. Een rasfilmer kun je Thornton daarbij niet noemen, al is hij gelukkig wel zo slim om zijn topcast de nodige ruimte te geven wat vooral mooie vertolkingen oplevert van krasse knarren Robert Duvall en John Hurt.
Een Indywoodfilm die filmisch nogal banaal en inhoudelijk eerder klef en cliché is, maar tegelijk ook een crowdpleaser waar een warme, melancholische ziel in schuilt. (DM)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier