Kunstenaar Renzo Martens: ‘Wat heeft een plantagewerker eraan dat ze in Antwerpen dekoloniseren?’
In zijn docu White Cube spaartde Nederlandse kunstenaar Renzo Martens de westerse, door multinationals gefinancierde kunstwereld niet. ‘Wat heeft een plantagewerker die bij Unilever twintig dollar per maand verdient eraan dat ze in Antwerpen aan het dekoloniseren zijn?’
Het is geen verrassing dat Renzo Martens’ docu White Cube (2020) in het Weten en Geweten-programma van Docville is opgenomen. Bij het Leuvense documentairefestival kennen ze de Nederlandse kunstenaar al sinds hij in 2008 met het controversiële Episode 3: Enjoy Poverty enkele heilige huisjes sloopte. In die film spoorde Martens arme Congolezen aan om hun armoede als belangrijkste exportproduct te beschouwen. Er viel geld te verdienen aan hun eigen leed, zei hij. Ontwikkelingsgeld dat voor hen bedoeld was, vloeide in de vorm van jobs en kantoren toch weer naar het rijke Westen terug. Waarom zouden ze dat geld niet zelf claimen door hun armoede uit te buiten?
Sommige musea moeten beseffen dat ze niet enkel roofkunst in huis hebben, maar dat hun gebouw zélf gestolen is.
Ook in zijn nieuwe documentaire onderzoekt Martens zo’n koloniale weeffout. Eentje waarvan hij de afgelopen jaren zelf gretig heeft geprofiteerd: de westerse kunstwereld die met slavenarbeid wordt gefinancierd. Dat ontdekte hij in 2010 toen hij Enjoy Poverty in Tate Modern voorstelde. ‘Unilever, Unilever, the Unilever Series’, herinnert Martens zich dat moment in de Londense kunsttempel. ‘De beste en populairste kunstenaars, gefinancierd door Unilever.’ Het museum hing vol met logo’s van de Brits-Nederlandse multinational die al een eeuw lang palmolie uit Congo haalt om er in het Westen enorme kapitalen mee te vergaren. En dus ook kunst mee te bekostigen.
In White Cube doktert Martens samen met enkele lokale arbeiders een plan uit om die geldstroom om te draaien. Enkele voormalige plantagewerkers van Unilever, verzameld onder de noemer Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise, geeft hij een atelier en klei om beelden te boetseren. Daarna dompelen ze die sculpturen in een smeuïg chocoladebad om ze in hippe galerijen in grootsteden als New York te vertonen als kritische kunst. Het geld dat die exposities oplevert, gebruiken de kunstenaars-plantagewerkers om het land terug te kopen dat de multinational van hen stal, en om een eigen white cube te bouwen, hét symbool van de westerse kunstwereld.
‘De plantage is gesitueerd op het kruispunt van de meest prangende kwesties’, verklaart Martens waarom hij in Lusanga, een afgelegen dorp in Congo, een door Rem Koolhaas ontworpen museum liet optrekken. ‘Hier richtte Unilever zijn eerste palmolieplantage op. Van klimaatverandering, ongelijkheid en kapotte ecosystemen tot racisme: al die urgenties vloeien rechtstreeks voort uit dat plantagesysteem. Daarom is het voor mij als kunstenaar de ideale plek.’
Op die thema’s laat de westerse kunstwereld al jaren haar moreel kompas los. Wat wil jij nog toevoegen?
Renzo Martens:Velen willen zich over zulke kwesties uitspreken, ja. Maar met mijn vorige film, Enjoy Poverty, stelde ik vast dat zo’n kritisch engagement vaak weinig oplevert voor de mensen aan de verliezende kant van die ongelijkheid. Wanneer er kunst over bijvoorbeeld exploitatie in de kunstwereld passeert, genereert die vooral kapitaal in rijke steden, en zelden op plantages of in sweatshops. Dat is spijtig. Kunst loopt zo het risico steriel en onwaarachtig te worden.
Toch heb je als kunstenaar lang geprofiteerd van die ongelijkheid, zeg je. Is het dan niet pervers om als een witte redder met chocolade en dure woorden als gentrificatie naar plantagewerkers te trekken?
Martens:Die perversiteit heb ik niet gecreëerd, maar wel geportretteerd. Het is eigen aan de wereld waar ik voordeel uit heb gehaald. Nu probeer ik daar mijn verantwoordelijkheid voor te nemen .
Hoe kun je als kunstenaar die schuld inlossen?
Martens: Door ervoor te zorgen dat kunst ook op andere locaties voordelen oplevert. Enjoy Poverty was een portret van een status quo, een cri de coeur. Maar ik ontdekte er ook de ware kracht van status-quobevestigende én kritische kunst door: die creëert een goed investeringsklimaat rond de musea waarin het getoond wordt – kijk naar de stijgende prijzen van huizen in de buurt van musea en de cappuccinobars die er uit de grond schieten. Daarom wilde ik een white cube-museum in Lusanga opzetten om de geldstromen van westerse kunst terug naar de plantages te leiden.
Waar komt die fascinatie voor de relatie tussen kunst en kapitaal vandaan?
Martens:Kunst die overleeft is vaak gelieerd aan kapitaal. Er werd ook andere kunst gemaakt, maar die verdween. Boeiend is dat veel kunstenaars het nu over een andere boeg gooien. Ze willen inclusief en divers zijn, gelijkheid propageren. Toch zijn veel van de musea waar ze hun werk tonen gebouwd op de schouders van arme plantagewerkers en gemeenschappen waarmee zulke kunstenaars zich nu solidair willen verklaren.
‘Verontschuldigingen van de musea zijn niet genoeg’, klinkt het. Wat moeten ze volgens jou dan doen?
Martens:Musea zijn zich van een paar dingen bewust geworden. Dat ze roofkunst hebben, bijvoorbeeld. Die mogen ze uiteraard niet houden. Ook dat ze inclusiever en diverser moeten worden. De volgende stap is dat we inzien dat elke baksteen van toonaangevende musea het equivalent is van een zak ivoor, palmolie, cacao, koffie, tabak, rubber, diamant of goud die uit landen als Congo werd weggehaald. Dat musea zoals het Tate Modern en het Ludwig Museum moeten beseffen dat ze niet enkel roofkunst in huis hebben, maar dat hun gebouw zélf gestolen is. Gefinancierd door winsten onttrokken aan onbetaalde plantagearbeid. Dat besef is nog niet ingedaald.
Dus moeten musea die roofkunst teruggeven en hun achterstallige huur aan plantagewerkers betalen?
Martens:Ik stel voor dat we beginnen met delen. Het is belangrijk dat musea inclusief en divers worden en interessante thematische exposities over dekolonisering maken. Maar wat heeft een plantagewerker die bij Unilever twintig dollar per maand verdient eraan dat ze in Antwerpen aan het dekoloniseren zijn? Zo’n zelfbevlekking helpt niet. Veel musea hebben eerst van de kolonisatie kunnen genieten om zich daarna de voordelen van dekolonisatie toe te eigenen. We moeten nadenken over hoe kunst ervoor kan zorgen dat ook die plantages zich kunnen dekoloniseren. (denkt na) Ook werknemers van neokoloniale multinationals zouden zich trouwens solidair moeten verklaren. Oud-werknemers van Unilever die een pensioen krijgen, zouden een deel daarvan moeten geven aan hun collega’s in Congo die geen pensioen krijgen.
Wat vind jij dan van kunstenaars en musea die blind blijven meegaan in die art washing?
Martens:Iedereen mag natuurlijk zelf kiezen wat zij of hij doet, maar zij die kritische kunst maken om die vervolgens vooral aan welvarende mensen te tonen? Dat is provinciaal. Dat is als een wielerkoers onder de kerktoren organiseren. Wat hebben andere wielerliefhebbers die een eindje verder wonen daaraan?
Zijn kritische kunstenaars zoals jij dan de ontwikkelingswerkers van de toekomst?
Martens:Nee, hoor. Ik probeer enkel verantwoordelijkheid op te nemen voor kunst. Ik zie mezelf enkel als kunstenaar.
Toch straf dat heel je docu toont hoe kaduuk de westerse kunstwereld is en je dan toch blijft geloven in kunst als wereldreddende kracht.
Martens:Die ongelijkheid is niet inherent aan kunst. Dat is hoe het systeem ingericht is. Maar er is geen enkele reden om het daarbij te laten. Als we de infrastructuur anders organiseren, krijgen we een veel boeiender wereld met meer spelers en meer ideeën. Kunst is een toverstaf. Dat geloof ik echt. Je kunt die gebruiken om een museum te bouwen op een uitgeputte plantage, waarna de bewoners hun eigen grond terugkopen van multinationals zodat er weer bomen en een nieuw soort economie kunnen groeien. We zijn te bescheiden geweest over wat kunst vermag.
Zag Unilever, de Brits-Nederlandse multinational die als een rode draad door je film loopt, de film al?
Martens:Ja. Onlangs stond White Cube op de voorpagina van The New York Times. In dat artikel komt Cedart Tamasala aan het woord, een van de leden van de Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise. Hij zegt dat als er restitutie komt, die verder zal moeten gaan dan enkel wat oude kunst teruggegeven. Het gaat namelijk ook over vergoedingen voor al de ontgonnen palmolie, goud en diamanten, zegt Cedart. En dan zwijgt hij nog over de afgehakte handen en het land zelf. En wat antwoordt Unilever in dat stuk? ‘Wij hebben niets meer met Congo te maken sinds we tien jaar geleden onze plantages hebben verkocht.’ O, en naar wie is die verkoopsom van dat teruggekochte land dan gegaan? Toondoof, toch?
White Cube
Op 12, 16 en 18/6 te zien tijdens Docville. Alle info: www.docville.be
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Renzo Martens
Geboren in 1973 in Terneuzen.
Studeerde politieke wetenschappen aan de universiteit van Nijmegen en beeldende kunst aan onder meer de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent.
Zet zich in 2009 met zijn documentaire Episode III: Enjoy Poverty als controversieel kunstenaar op de kaart.
Richt in 2010 het Institute for Human Activities op om middels gentrificatie een Congolese plantage te ontwikkelen.
Maakt in het kader van zijn doctoraatsstudie aan Kask/HoGent de documentaire White Cube.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier