‘Het Westen toont geen sterke mensen wanneer het Afrika in beeld brengt,’ en dat wil Rosine Mbakam veranderen
De Kameroense filmmaakster Rosine Mfetgo Mbakam (44) maakte een fictiefilm over de harde realiteit. Mambar Pierette is een kritische reflectie over de Kameroense maatschappij, gemaakt door een nog kritischere vrouw.
We ontmoeten elkaar in de overdekte markt Be Here in Laken. Het zijn drukke tijden voor filmmaakster Rosine Mfetgo Mbakam. Ze vertrekt binnenkort naar Cannes. Door hier af te spreken verliest ze minder tijd aan zich verplaatsen door de stedelijke chaos.
Ze is geboren in Kameroen, maar verhuisde naar Brussel om film te studeren aan INSAS, waarna ze in de hoofdstad bleef plakken. Ondertussen heeft Mbakam een eigen productiebedrijf, Tândor Productions, en geeft ze les aan het KASK in Gent.
Mbakam is internationaal bekend dankzij haar documentaires over Kameroense vrouwen, waaronder Chez Jolie Coiffure (2018) en Les prieres de Delphine (2021), beide gefilmd in onze Belgische hoofdstad. Dit jaar verscheen haar eerste langspeelfilm Mambar Pierette, die meteen werd geselecteerd voor de Quinzaine des réalisateurs, een niet–competitieve selectie van Cannes Filmfestival.
In de film krijgt Mambar Pierette, een naaister in de Kameroense stad Douala, de ene tegenslag na de andere te verduren. Diefstal, wateroverlast, kapotte naaimachine, noem maar op. Ze kan met moeite de eindjes aan elkaar knopen en dan moet ze voor haar kinderen nog een hoop schoolgerief kopen voor het begin van het schooljaar.
Had u verwacht dat uw film Mambar Pierette zou worden geselecteerd voor de Quinzaine des réalisateurs-selectie?
Rosine Mfetgo Mbakam: Nee, maar ik heb er zeker over gedroomd. We hopen als filmmakers allemaal dat Cannes onze film selecteert. Dat we ons werk mogen laten zien op een platform waar zo veel aandacht en belangstelling aan vasthangt.
Hoe heeft u uw selectie gevierd?
Mbakam: Zelf drink ik geen alcohol, maar mijn man trok een fles wijn open en mijn twee zonen riepen: ‘Oh mama, we zijn zo blij voor jou!’. (brede glimlach) Ik vierde ook met het team van Tândor Productions en telefoneerde met mijn familie in Kameroen om het nieuws te vertellen. Dat was grappig, want niet iedereen daar weet wat ‘geselecteerd zijn voor Cannes’ betekent. De hoofdrolspeelster van de film, Mambar Pierette, vroeg me: ‘Wat is Cannes?’. ‘Wat bedoel je? Het is Cannes!’, antwoordde ik verbluft. ‘Ja ok, maar wat is het? Waar is het?’ Sinds ik het haar uitlegde, slaapt ze al weken niet meer door de zenuwen. (lacht)
Ik hoop dat mijn Afrikaanse film de Westerse filmindustrie ‘infecteert’
Bent u ook zenuwachtig om te gaan?
Mbakam: Ja. Het is mijn eerste keer, maar ik ben vooral enthousiast. Ik hoop dat mijn Afrikaanse film de Westerse filmindustrie ‘infecteert’. Het is goed om iets nieuws te brengen, een ander narratief, een andere manier van produceren. Ik denk dat uit alle films, de onze door het kleinste team en met het kleinste budget werd gemaakt. It’s another way of doing cinema. Misschien inspireert mijn productie om de zaken anders aan te pakken en worden festivals als Cannes toegankelijker voor beginnende filmmakers met weinig middelen. Daar ben ik heel blij om.
Mambar Pierette is zowel de naam van het hoofdpersonage als de echte naam van de acteur.
Mbakam: Inderdaad. De enige professionele acteur is de persoon die de clown speelt. Mijn nicht, mijn tante, mijn moeder en de rest van mijn familie spelen zichzelf. Ik schreef het script voor Mambar Pierette met mijn nicht Mambar Pierette in gedachten. Het is haar verhaal, dan kan ik het toch niet door iemand anders laten vertellen? Zeker in Afrika, waar mensen slechts zelden de kans krijgen om dat te doen.
Voor mij komen de mensen en hun verhaal altijd eerst. Ik bepaal niet hoe een film eruit zal zien. Het beeld ontstaat door en met de vertellers ervan. Als kind droomde ik over de verhalen van mijn familieleden. Zij waren mijn oorspronkelijke inspiratiebron. Toen ik besloot dat ‘deze verhalen naar buiten brengen’ was wat ik wilde doen met mijn leven, dacht ik eerst aan journalistiek of schrijven. Cinema kwam later.
Waarom maakte u dan geen documentaire over Mambar Pierette? Waarom koos u voor het eerst voor een fictiefilm?
Mbakam: Ik wou enkele aspecten van de Kameroense maatschappij in vraag stellen, maar de politieke situatie is, hoewel aanwezig, niet goed zichtbaar in Mambars leven. In een documentaire had ik haar kunnen vragen naar wat gaande is in politiek, maar zo werk ik liever niet. Ook in documentaires forceer ik nooit iemand om bepaalde dingen te zeggen. Anderzijds is het opletten dat de fictie in de film de realiteit van Mambar en de anderen niet overschaduwt.
Mambar Pierette moet in de film heel wat brute pech doorstaan. Diefstal, tien centimeter water in haar woonkamer en in haar naaishop door een hevige regenbui, geruïneerd nieuw gekocht schoolmateriaal. Toch huilt ze geen enkele keer.
Mbakam: In een klassieke film was ze ongetwijfeld beginnen huilen, maar waarom? Huilen we wanneer we een probleem hebben? In mijn familie niet. Ik kan het aantal keer dat ik mijn moeder zag huilen, tellen.
Soms toont het Westen geen sterke mensen wanneer het Afrika in beeld brengt, wel mensen in een slachtofferpositie die om hulp vragen, smeken zelfs. Dat is wat het Westen wil of wilde zien, maar Afrikanen zijn geen slachtoffers. Ik wou laten zien wat ik zie: strong women who deal with hard life without complaining.
Wanneer Mambar mensen vertelt dat ze werd beroofd vraagt iedereen ‘wat ga je doen?’, niet ‘hoe kan ik helpen?’
Mbakam: (lacht) Omdat ze zelf geen oplossing hebben. Ze leven allemaal in een precaire situatie. Wanneer Mambar aan haar tante vertelt dat ze alles kwijt is, moet de tante even nadenken over hoe ze kan helpen. Pas later vindt ze een manier om wat geld te verzamelen.
Mensen vragen ook waarom de scène waarin Mambar wordt beroofd niet gewelddadiger is. In realiteit, had Mambar tegengestribbeld, was ze er achteraf veel erger aan toe geweest. In Kameroen is dat algemeen geweten. Daarom is de scène net heel sober.
Mambar is een straffe madam, daarover is geen discussie mogelijk. Toch stapt ze op een gegeven moment naar de sociale overheidsdienst om hulp te vragen. Haar moeder staat helemaal niet achter deze keuze en de dienstmedewerker verwijt haar dat ze niet getrouwd is met de vader van haar kinderen.
Mbakam: Het zijn verschillende generaties. Wat mijn moeder en tante hebben meegemaakt is anders dan wat mijn nicht en ik nu meemaken. Hun relatie met de overheid is anders. Daarnaast wou ik de overheidsdienst bekritiseren. De dienst werd gecreëerd als plek waar vrouwen zich kwetsbaar kunnen opstellen en om hulp vragen, maar zelfs daar is Mambar eigenlijk niet veilig.
Ze is nergens veilig, dat wilde ik laten zien. Veiligheid moet een vrouw in Kameroen voor zichzelf scheppen. Mambar vindt het in haar naaiwerk. Na alles wat haar overkomt gaat ze terug naar wat ze kent, naar wat ze weet waarmee ze geld zal verdienen. Zo zal ze terugverdienen wat ze kwijt is, heropbouwen wat kapot is gegaan door de regen.
Veel andere jonge Kameroense vrouwen zoeken veiligheid in een huwelijk. Ze geloven dat als ze een man vinden ‘alles zal veranderen’. Er heerst nog steeds een enorme maatschappelijke druk om te moeten trouwen. Hier in België ook, maar minder. Liever zie ik dat een vrouw ruimte krijgt en neemt om te zoeken hoe ze individueel in de maatschappij wil staan en erna kan beslissen of ze al dan niet trouwt.
Uw film bekritiseert de Kameroense maatschappij.
Mbakam: Het is niet zozeer kritiek, eerder een vraagstelling. Mambar is een jonge vrouw die in een bepaalde toestand in Kameroen leeft. Hoe komt dat? Wie of wat heeft ervoor gezorgd dat dat zo is? De regering, de kolonisatie, individuele verantwoordelijkheid hebben daar allemaal een invloed op. Ook buiten Kameroen; beslissingen die hier in het Westen gemaakt worden, hebben impact op de levens van mensen in het Zuiden. Mambar Pierettes leven is niet hoe het is omdat ze slechte keuzes heeft gemaakt, bestolen werd of niet hard genoeg werkt. Er zijn acties van bovenaf, buiten haar macht, die haar in die kwetsbare situatie zetten.
Al uw films gaan over Kameroense vrouwen. De volgende film ook?
Mbakam: Ja. (lacht) Er zijn mannen, maar ze hebben altijd een specifieke positie in mijn films. Ik zie mannen uit het perspectief van een Kameroense vrouw en dat is hoe ik ze in beeld breng. Het zou kunnen dat mijn perspectief evolueert in de toekomst.
Hoe staat uw, toch in zekere zin, traditionele moeder tegenover uw filmcarrière?
Mbakam: Aanvankelijk begreep ze niet wat ik wilde doen. (lacht) Ze is nooit naar school gegaan en kan zich daardoor niet inbeelden hoe ik kan overleven door films te maken, maar ze steunde mijn beslissing om film te gaan studeren in België.
Eerlijk, ik had dat niet verwacht. Ik dacht dat ze me zou vragen te blijven in de wereld die ze kent. Om voor dokter of leraar te studeren, maar ze gaf me vrijheid en vertrouwen om te doen wat me gelukkig maakt. Dat is al wat ik nodig had.
Uw eerste fictiefilm doet me denken aan films van Ken Loach, zoals I Daniel Blake en Sorry We Missed You. Daarin becommentarieert hij de Britse maatschappij.
Mbakam: Ik ken zijn werk niet zo goed. In het begin van mijn studies heb ik ongelofelijk veel films gekeken, maar zonder de tijd om deze in vraag te stellen. Nochtans had ik dat nodig, want ik had niet dezelfde basiskennis over filmgeschiedenis die mensen hier hebben, gewoon door hier op te groeien. Dus ik stelde mezelf de vraag: ‘Wat voor films wil ik maken?’ en besloot dat ik films wilde maken over Kameroeners, maar ik wou absoluut niet reproduceren hoe Afrika in beeld werd gebracht in Westerse cinema toen. De manier waarop Afrikanen werden gefilmd was zeer gewelddadig. Ze werden verplicht dingen te zeggen, de filmmaker sprak door hen. Ze gaven de realiteit niet weer zoals ik die ken. Van wat ik wilde maken, bestonden er geen voorbeelden. Daarom ben ik gestopt met kijken. Daarom ken ik het werk van Ken Loach en andere filmmakers niet. (lacht)
Ondertussen weet ik hoe ik mijn blik kan deconstrueren en kan ik films ontdekken zonder die druk. Zoals nu. Ik ben benieuwd naar wat de gelijkenis is tussen mijn werk en dat van Ken Loach en ik zal er met plezier naar kijken.
Bovendien heb ik een hekel aan het woord referentie. Het wil zeggen dat ik gebruik wat ik zag, maar in mijn films blijf ik zo dicht mogelijk bij mijn realiteit, niet het werk van anderen. Als ik als Afrikaanse vrouw zeg ‘dit is mijn referentie’, zullen mensen mijn werk aan de hand van die referentie definiëren, maar het is mijn werk niet. Het heeft niets met mijn verhaal te maken.
Verkiest u het woord ‘inspiratie’?
Mbakam: Ja! Een tijdje geleden zag ik een Boliviaanse film. Ik weet de naam niet meer, maar de film gaf me energie en zin om een verhaal te schrijven. Daar hou ik van. Ik kijk ook graag films van Samira Makhmalbaf, wiens werk ik ontdekte tijdens een retrospectief over Iraanse cinema in de Cinematek in Brussel. Zij filmt mensen op een manier die ik ook graag zou gebruiken. Ik ga niet naar de cinema op zoek naar referenties, wel om mezelf te voeden.
In het begin vertelde u dat u met uw manier van cinema het Westen hoopt te ‘infecteren’ met uw manier van films maken.
Mbakam: Ik doe in principe niets nieuws. Ik gebruik een camera en een statief zoals de rest, maar Kameroense films; het zijn er niet veel. Nochtans is Kameroen een land met een rijke cultuur, een plek met veel verhalen. En men kan niet, zoals ze dat hier gewoon zijn, een groot team van dertig werknemers meenemen om er een film te draaien. Zo zou ik kapotmaken wat ik wil filmen. Daardoor werd ik verplicht mijn eigen productiebedrijf op te richten. Want elke Belgische producer verklaarde me zot omdat ik samen met twee teamleden een fictiefilm wilde gaan maken in Kameroen. Maar dat is precies wat ik heb gedaan. De rest van de crew was mijn familie. Daarvoor bestond geen referentie. Het is niet hetzelfde als Ken Loach die in het Verenigd Koninkrijk filmt. Westerse cinema heeft mij geïnspireerd en nu hoop ik op mijn beurt het jonge Westen te inspireren. Al was dat nooit het doel. Ik wil, wij willen gewoon dat ons verhaal verteld wordt door ons.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier