Filmmaker en animator Raoul Servais op 94-jarige leeftijd overleden
De Belgische filmmaker en animator Raoul Servais is vrijdag op 94-jarige leeftijd overleden in zijn woning in Leffinge. Dat meldt zijn familie zondagavond. In oktober 2022 was Servais nog aanwezig op Film Fest Gent om de wereldpremière van zijn zestiende kortfilm ‘Der Lange Kerl’, die hij maakte met Rudy Pinceel, bij te wonen. Daar kreeg hij de Joseph Plateau Honorary Award voor zijn gehele oeuvre.
Raoul Servais geldt als dé pionier van de Belgische animatiefilm. Ondanks erkenning in binnen- en buitenland, paste de geboren Oostendenaar zijn leven lang voor de lokroep van het grote geld. Tot op hoge leeftijd wijdde hij zich op een compromisloze manier aan zijn kunst.
Raoul Servais werd geboren op 1 mei 1928 in Oostende. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Daar ontwikkelde hij zijn stijl en experimenteerde hij met animatietechnieken. Hij richtte er in 1963 de afdeling Animatiefilm op, waar hij jarenlang lesgaf.
‘Ik ben altijd aan het experimenteren, aan het zoeken naar iets nieuws. Daarom verschillen al mijn films zo sterk: na twee jaar ben ik het zo beu dat ik iets totaal anders wil. Er is niet één Raoul Servais. Commercieel is dat een nadeel. Als een regisseur zichzelf voortdurend herhaalt, verkoopt dat beter: het publiek weet wat het kan verwachten’, zegt Raoul Servais in een interview met Knack in 2015.
Maar vooraleer hij zijn eerste Servais kon realiseren, moest hij als jongeling op zoek naar het proces dat schuilgaat achter animatiefilm. Niet vanzelfsprekend, want in die tijd bestonden er geen handboeken of opleidingen. Zijn eerste animatiefilm probeerde hij te maken aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) in Gent, waar hij zich na de Tweede Wereldoorlog had ingeschreven aan de afdeling Sierkunst. Met wat hij bezuinigde op het weekgeld dat hij kreeg van zijn ouders richtte hij samen met zes medestudenten een plantenserre buiten Gent in als studio. Zijn eerste camera was gemaakt van een sigarenkistje.
Volgens een biografie van filmwetenschapper Johan Swinnen op de website van het Fonds Raoul Servais bleef hij zich na zijn afstuderen wijden aan de animatiefilm. ‘Ik wist eigenlijk helemaal niets af van animatie. Ik wilde er meer over te weten komen, maar de studio’s waakten angstvallig over wat zij als beroepsgeheim beschouwden’, zei Servais. Hij probeerde zelfs een list uit: hij deed zich voor als journalist en stelde aan lokale kranten voor om een artikel te schrijven over ‘de animatiefilm in Vlaanderen’. Een interview wist hij te regelen met de uitbater van een Antwerpse animatiefilmstudio, maar toegang tot de productielokalen kreeg hij niet.
Zijn eerste film kon hij pas enkele jaren nadien realiseren, in 1960, toen hij aangesteld werd als leraar aan het KASK, waar hij later de eerste opleiding animatie van Europa zou oprichten. Met Havenlichten won hij meteen de Eerste Prijs op het Nationaal Festival van de Belgische film. Het was het begin van een lange reeks films, waarvan geen enkele op een andere lijkt, en waarvan Harpya uit 1979 zijn meest succesvolle zal blijken. Hij won er de Gouden Palm in Cannes mee. De film gaat over een burgermannetje en een harpij. Het mythologisch personage eet het brood uit de mond van het burgermannetje en verorbert hem uiteindelijk ook, op zijn romp na tenminste.
Minder succesvol was Servais’ eerste en enige langspeelfilm, Taxandria, uit 1994. De film, die animatie mengde met gewone filmbeelden, gaat over een vuurtorenwachter die een jonge prins ontmoet, waarna die laatste meegevoerd wordt naar de droomwereld van Taxandria. De film, waaraan striptekenaar François Schuiten meewerkte, is een ambitieus project. Té ambitieus misschien, want onder invloed van de producenten werd Servais gedwongen tot creatieve toegevingen, wat hij in latere interviews zal betreuren. Hoewel de film geen kassucces wordt, zal hij toch enkele filmprijzen binnenhalen.
De film die daarop volgde, Nachtvlinders uit 1998, was in meer dan één opzicht bijzonder. Niet alleen was ze de enige die integraal gemaakt met de Servaisgrafie, het technische procédé dat hij zelf ontwikkelde maar dat achterhaald raakte door de snelle opkomst van computertechnologie. Ook baseerde hij zich voor zijn decors op de tekeningen van surrealist Paul Delvaux, die hij persoonlijk heeft gekend.
Overigens kende Servais ook die andere grote surrealist, René Magritte. Samen werkten ze aan een grote muurschildering in het Casino van Knokke, al botsten hun karakters daarbij. Magrittes werk bracht Raoul Servais niettemin een fascinatie bij voor het surrealisme en haar dubbelzinnigheid, klinkt het in de biografie van Swinnen, al bleef hij zelf gestadig bewegen tussen expressionisme en magisch realisme.
In totaal ontving Servais gedurende zijn carrière ruim zestig filmprijzen. Hommages met retrospectieven werden georganiseerd in Parijs, Madrid, Istanboel, Montreal, New York, Tokio, Hongkong, Rio de Janeiro en Sint-Petersburg. Volgens cineast en columnist Marc Didden, tijdens een hommage-plechtigheid in 2014 tijdens Theater aan Zee, bleef Servais er bescheiden bij. ‘Ik volg gewoon mijn potlood’, zou Servais zelf zeggen.
Servais bleef ook op hoge leeftijd actief. Zo ging in 2015 nog de kortfilm Tank in première, over de inzet van de eerste tank, tijdens de Slag aan de Somme in de Eerste Wereldoorlog. Zijn vierdelige tv-filmproject Duiven, dat hij afrondde in de zomer van 2016, bouwt daarop voort. De film gaat over de traumatische ervaringen van soldaten tijdens WO I. Antimilitarisme en pacifisme zijn belangrijke thema’s in Servais’ werk. Als tiener maakte hij de Tweede Wereldoorlog mee. Duitse bombardementen op Oostende lieten van de porseleinwinkel van zijn ouders niets heel, en de jonge Servais moest bedelen om te overleven.
In oktober 2022 was Servais nog aanwezig op Film Fest Gent om de wereldpremière van zijn zestiende kortfilm ‘Der Lange Kerl’, die hij maakte met Rudy Pinceel, bij te wonen. Daar kreeg hij de Joseph Plateau Honorary Award voor zijn gehele oeuvre.
Zelfs met alle erkenning die hem tijdens zijn carrière te beurt viel, is Servais nooit voor het snelle succes gegaan. ‘Ik kán het niet’, zei hij daarover in het interview met Knack. ‘Ik vind er geen enthousiasme voor. Rijkdom heeft me nooit geïnteresseerd. Ik heb geen auto, ik woon niet in een kasteel. Ik heb geen grote begeertes, geen hang naar luxe. Maar ik heb wel veel kunnen reizen: om prijzen op te halen, of als voorzitter van de internationale vereniging van animatiefilms. Ik heb veel culturen gezien, veel vrienden gemaakt. Dat is rijkdom.’